GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Heere, Gij weet, dat ik u liefheb.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Heere, Gij weet, dat ik u liefheb.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij zeide tot hem ten derden male; Simon Jooaszoon, hebt gij mij Hef? Petrus werd bedroefd, omdat hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij mij lief? en zeide tot hem: Heere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb. Jezns geide tot hem: Weid mijne schapen. Joh. 21 : 17.

Ook tot u komt, na den Faaschjabel, de Traas; van uw verrezen Heiland: Hedf gij mij lief f

Anders dan tot Petrus, want niet zóo kras als Petrus hebt gij uw Heer en Meester verloochend, maar toch wel, evenals bij Petrus, ter zelf beschamirg. Herdenk maar, hoe ge ook ditmaal den Paaschdag doorleefd hebt. Heerlijk die overwinmng van het leven over den dood. Zoo zalig ligt in Jezus' verrijzenis de profetie ook van ons verrijzen. Wat is bij het geopend graf het terugdenken aan onze lieve dooden veel minder pijnlijk. Hoe speurt ge in de Piaschvreugde toekomst voor hei Koninkrijk Godil Miar uw verrezen Heiland vraagt nog iets anders, vraagt nog iets meer; Hij wil, dat ge allereerst niet met uzelf en niet met uw dooden, maar dat ge bij het geopende gra» voor alle dingen met Hem bezig zult zijn, en of ge hem, zooals Hij daar in glorie uit de grafspelonk treedt, liejhebt.

Dat vraagt Hij ook u niet in banalen zin, niet terloops, niet als iets dat vanzelf spreekt, maar indringend, hoog ernstig, tot drie malen toe: Hebt gij mij liefi Geniet ge in mijn triomf over den Dood, niet om uzelfs wil, maar allereerst om mijnentwil, mtê? Springt ook uw hart in u op van vreugde, om den hemelglans, die nu uw Heiland overstraalt? Hebt ge het gemis dat ik niet meer op aarde zal zijn, zoo vraagt hij u, voor mij o»er, opdat weer hemelvreugde tintele in mijn Godmenschelijk ban? Maaki mijn geluk u gelukkig? Hebt ge mij zóo lief, dat ik het middenpunt van uw verlangen ben geworden, en dat ge ook op den Paaschmorgen ucelf en al 't uwe om Immanuel, die uit het graf verrees, vergeet?

Natuurlijk, niemand zal zeggen: Ik heb Jezus niet hef. Zelfs de godlooctienaars roemen bet Jetus ca, dat bij zoo teeder van gemoed, zoo oneelfzuchtig, zoo vol liefde voor het volk was. Ieder heeft Jesus lief, waarom zoudt ook gij hem dan niet lief hebben? Miar zulk een phrase geett niets. Daar spreekt nog niets persoonlijks in. D^t gaat nog buiten uw hait om. Dat heeft nog niets uitstaande met den ïielsbacd van eeuwige, onvergankelijke, onsterfelijke liefde, die u aan Hem als uw B9rg en Middelaar verbindt. Dat is nog niets dan een algemeens waardeei ing, zooals ge uit menschenmin zegt ook de menschheid lief te hebben.

Daarbij trekt nog niets in uw hart naar het hart van Jezus. Dat is nog niet de ziel die de ziel mint. De vraag: Hebt gij mij Iicf? gaat sooveel dieper. Hier komt het aan op een liefde, waarvan ge met Petrus moet kunnen belijden: Heere, Gij weet alle dingen. Gij weet dat ik U lief heb. Hij die uw harr doordringt, die uw gevoel, uw gewaarwordingen, uw ge dachten tot op den bodem peilt, Hij moet 't niet maar van uw lippen vernemen, maar het in uw hart lezen, m uw leven zien, het weten aan al wat Hij in u meikt, dat gij niet maar zegt Hem lief te hebben, miar Hem inderdaad en in der waarheid, met getieel de warmte van uw inwendig wezen liejhebt.

Hebt ge het uzelf wel eens afgevraagd, of ge Jeius zóó, en in dien zin, waarlijk lietöebt ? Hebt ge bij die vraag u zelf ondenocht, u zelf op de proif gesteld, of ge u niet vieit met een scbijnliefda, die den naam draagt zonder het wezen ? Want dit verstaat ge toch, om ie kunoeo «ggen: ik heb Jezus hef, moet ge Hem hef hebben, zooals ge geen ander liefnebt, en zoolang er ook maar één persoon nog op aarde, of onder uw lieve dooden is, voor wien ge een nog warmer, iniiiger Itefde dan voor Jezus gevoelt, is uw liefde zijns niet waardig.

Lief ie en wederiietde moeten hier aan elkander beantwoorden. Zooils zijn liefde voor u een geheel eenige lietde was, zoo moet ook uw liefde geheel eentg voor Hem zijn. Niet alsof ge ooit met uw Uefae voor Hem lijn liefde voor u zoudt kunnen evenaren, maar toch moet het een liefde van gelijken drang, van geli)k, heel eenig karakter zijn. Een tuiier kan zijn paard liefaebben, maar toen is de liefde voor zijn Tiouw en voor zijn kind zoo heel anders, en zoo moet ook uw liefde voor Jetus weer zoo heel anders zijn dan de hefde voor 't kind van uw hart. Ge moet Jezus liefhebben niet naast uw lieven op aarde, maar boven allen. Zeif sprak de Heere bet zoo aangrijpend sterk uit: Wie vader of moeder litfieeft boven Mij is mijns niet - waard'g. Hij is beminlijk zooais geen schepsel bemmiijk zijn kan, en die liefie van uw Heiland moet u met slechts bestralen en koesteren, maar ge moet ze indrinken, ze moet u zalig m).ken in uw zielsbesef, en ze moet een weerschijn van geheel eenige liefde uit uw hart naar Hem doen teruggiaozen. Dan hebt ge uw Heiland lief. Zijn liefde voor « moet uw liefde voor Hem doen ontluiken.

Dit nu toetst ge het best daaraan, dat ge u afvraagt, welke plaats, als weer een dag, een week om is, uw Heiland en uw Koning in uw gedachtenwereld innam. Niet bij het lezen in Pfofetie of Evangelie, niet onder de prediking, niet bij uw gebed of in een gesprek; bij dit alles toch is er iets van buiten, dat Jezus in uw gedachtenwereld inbrengt. Bij liefde moet de gedachte aan den Middelaar vanself in u opkomen. Zooals de jonge moeder vanzelf denkt aan het pasgeboren wicht, dat in de wieg naast haar ligtj zooals wie pas verlootd zijn, de een aan den ander denkt; zooals een man denkt aan zijn vrouw die m doodsgevaar op het liek bed ligt. Dan behoeft er niets te zijn, dat heiin nert; dan vervult de gedachte aan het voorwerp zijner liefde vanzelf de gedachte. Wat we wezenlijk liefhebben boeit ons, laat ons niet los, en komt telkens vanzelf in onze gedachtenwereld op. Meet daarnaar nu ook uw liefde voor uw Heiiand af. Hij bidt voor u, Hij leeft om ook voor u te bidden. Gij zijt uit tijn denken geen oogenblik weg. Eo hoevele zijn niet de uren, die gij doorleefd hebt zonder dat de geiacbte aan Jems in u opkwam.

Liefde gaat dieper dan de gedachte. Liefde prikkelt het gevoel. Ze geeft innerlijke gewaar wordingen. Ze doet u m uw hart aan. Soms zoo diep, dat ge 't in geen gedacKte kuot over brengen «n 't in geen woorden kunt uitspreken. Werkt nu TOjr Je sus ook dat gevoel in uw innerlijk leven? Miakt hij u warm, geniet ge in Hem? Doortintelt Hij u met innerlijke vicugd? Bezielt Hij u met geestdrift? Voelt ge u in zijn liefde zoo onuitsprekelijk zalig en overgelukkig?

Belijdt ge Hem ? Strijdt ge voor Hem ? Lijdt ge om Jezus' zaak? ZJO, dat ge u met H< : m één en lotgemeen weet? Belijden is niet maar de geloofsanikelen beamen. Belijden is voor Jezus nakomen bij wie zijn eere te na komt. Belijden is niet met de ongeloovigen overjeius twisten, maar is zoo voor hem uitkomen, dat zelfs de ongeloovige den gloed van uw liefde voor Jezus ondergaat. Het kan veider gaan, dat getuigen niet baat, dat ge strijden moet, strijden tot brekens met vrienden toe. De liefde voor ieder ander voor Hem, nooit de liefde voor Hem bij wien ook verloochenen. En dan komt bet lijden vanzelf. „Ze hebben mij ver volgd, ze zullen ook u vervolgen, " was de profetie die Jezus u in 't leven meegaf. Is die profetie ook aan u bewaarheid ? Pailanthropie is op zich zelf nog geen leeken van liefde voor den Heiland.. Dxe roemt de wereld veeleer in u. Ze doet er u zelve in na. Ma, ar staan voor Jezus in de volle wapenrusting des geloofs to> men u laakt en smaadt. Draagt ge ook de litteekenen van uw liefde voor uw Heiland? Stelt gij misschien nog mam en ee^e bij de wereld boven de litteekenen der wonden, waar mee ze eiken trouwen discipel van Jezus slaat ?

En dan het brengen vao offers voor Je sus, het dienen van Jezus, het volgen van uw Heiland. Zooals bet oog der dienstmaagd is op de hand barer vrouwe, is zoo uw oog steeds op de band uws Heeren gericht? Is het u een lust, uw tijd, uw kracht, uw geld Hem ten cff^r te brengen, niet met een zucht, maar met een lach van heilige vreugde? En bovenal, volgt ge Hem? Gaat Hij steeds voor u uit? Dat ge steeds u afvraagt, wat zou Jezus in mijn geval doen? Hij steeds voor u uit, gij achter Hem. Met uw kruis, dat ge Hem nadraagt.

O, de liefde voor JÜUS gaat zoo diep. Ze vraagt heel uw leven. Ziilig dan, wie tot Hem opziende, zeggen kan: Hesre, Gij kentniJD hart. Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liejheb I

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Heere, Gij weet, dat ik u liefheb.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1911

De Heraut | 4 Pagina's