GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Volg gij mij”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Volg gij mij”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot hem: Indien ik wil, dat hij blijve, totdat ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij mij. Joh. 31 : 22.

In de dagen na zijn Opstanding wees de Heere zijn jongeren niet alleen terecht, door hun bemoeizucht tegen te gaan en hun willen ingrijpen in Gods verborgenheden te stuiten, maar wees Hij ze ook den weg zelven un, dien ze te bewandelen hadden, om sterk te staan in geesteli ke kracht. Zijn zeggen tot Petrus: „Wat gaat het u aan? " en zijn bestraffing a«n de overige

jongeren met sijn scherp verwijt: „Het komt u niet toel" stuitte hiu overmoed, maar wat Jeius onmiddellijk daarop volgen liet: Volg gij mij, was een woord vol van geheimziDoige kracht, dat hen leidde op den weg des levens.

In de „Navolging Christi", het wonderschoone boek van Thomas i Kempis: De imitatione Chritii, ligt een denkbeeld van mystieke liefde, dat niet de mensch op onze toebrenging tot den Christus heeft toegepast, maar dat van meet af door Jezus zelven op den voorgrond is geplaatst als de zuivere beeldspraak, waarin de band tusschen Jezus en onze ziel is weer te geven. Niet eens toch, maar herhaaldelijk, bad de Heere die rijke gedachte van zijn navolging aan sijn discipelen gepoogd in te prenten, veelal zelfs met de kinisgedachte verbonden. „Zoo iemand tot mij wil komen, die neme zijn kruis op en volge mij", was de aangrijpende gedachte, die telkens weer in Jezus toespraak terugkeerde. Zchzelven teekent de Heere steeds als de groote Kruisdrager, en zulks niet alleen om de bittere uren op Golgotha doorworsteld, maar om het lijden dat alle de jaren zijns levens op deze aarde hem verzeide.

Dit lijden van Jesas hing niet saam met een bepaalde gebeurtenis^ maar sproot op uit de anti-these, waarin hij met heel bet leven der wereld verwikkeld was. Jezus en die wereld waren twee. Vandaar dat de wereld hem moest vetvol gen, en datjezus aan het lijden der wereld niet kon ontkomen. Niet alleen dat Jezus ten slotte aan het kruis genageld werd, maar bij droeg zijn kruis alle de dagen van zijn leven. Hij droeg het, na het gewillig opgenomen te hebben. £a zóó nu als Jezus zelf er aan toe stond, zoo ook moesten naar Jezus' woord zijn jongeren hun positie in de wereld kiezen. Ze mpcbten niet met de wereld tegen Jezus partij kieken, en evenm n mochten ze onverschillig bij hem voorbijgaan, als ging Jezus hun niet aan. Ze moesten ééo mei hem zijn, voor aller oog lich voor Jezus verklaren, zich met hem één en lotgemeen stellen, en geen ander lot in de wereld verwachtea, dan in die wereld aan Jezus ten deel viel. Wie die keuze niet aandorst, was „zijns niet waar digi" en wie ook maar een anaeren scaijn zocht te wekken, moest door de overige jongeren uit den heiligen kring worden uitgestooten. Zelfs duiding van het onwaarachtige was hier buiieagesloten: „Wie vader of moeder lief heeft boven mij, is mijns niet waardig, en die zijn kruis niet op zich neemt en mij navolgt, is mijns niet waardig". Of, weer anders^ uitgedrukt, maar altoos weer in dezelfde gedachte, heette het, na zijn terugkeer uit Caesarea-Fhilippi: „Zoo iemand achter mij wil komen, die verloochene sichzelven, en neme zijn kruis op zich, en volge mij."' En nu is het opmerkelijk, hoe de Heere, ook eer hij, na zijn opstanding, dit; Volg gij mij aan Petrus toeriep, dat opnemen en dragen vaa zijn kruis aan Petrus nog eens in zijn scherpsten vorm had voorgehouden. Zooals Jezus op Golgotha aan het vloekhout was geslagen, zoo ook zou Petrus ten slotte in de handen van zijn vijanden vallen en door hen in letterlijken zin aan een kruis genageld en gedood worden. En hierin nu lag voor Petrus de roeping, om niet alleen, als 't zoover kwam, met den moed des geloofs den harden dood tegen te gaan, maat om van nu af aan zijn geheele leven als door de wereld geoordeeld te beschouwenj al die jaren levens die hem nog resten, achter Jezus aan te komen; in zijn voetstappen te wandelen; en het steeds te verstaan, dat hij alle deze jaren, die hem nog blijven zouden, eeo gevonniste der wereld, maar ook een gewijd off rUm Godes was. Jezus is hem vooruitgegaan. Hij droeg ziju kruis en stierf er aan. In dien weg der verloochening van zichzeiven had ook Patrus acbter Jezus aan te komen, had ook Petrus tij o Heere en Heiland te volgen. Vanzelf zou dii ten slotte zijn eigen kruisdood provoceeren. Maar dan ook zon zulk een sterven, na jarenlang achter Jezus gevolgd te zijn, het zegel zelf van het martelaaisschap drukken op het kruis waaraan bij stierf.

In dat: Volg gij mij^ tot Petrus lag zoo diepe zin. Het rijkst spreekt zich dit uit in den dorst van het ziels verlangen, om bij wat on^ voorkomt of overkomt in het leven, ons zoo te gedragen en zoo te spreken, als we ons kunnen inbeelden dat de Heere Jezus, in ons geval verkeerende, zelf gehandeld en gesproken zou hebben.

Doel is dan om te verstaan, ""wat 't zegt, dat de Christus ons een voorbeeld heeft achtergelaten, opdat wij in zijn voetstappen wandelen zouden. En zegge niemand hiervan al te haastig, dat ons de gegevensontbreken, om Jezus'oordeel over tal van ons voorkomende gevallen te weten. Zoo klaagt steeds wie aan de navolging Christi niet hecht, terwijl omgekeerd zij, die er zich jaren van hun leven met innige toewijding op hebben toegelegd, u niet slechts verzekeren, maar ook uit bun geschriften toonen, hoe het oordeel van hun Heere en Heiland in niets bij hen te kort schoot. Wie eerst dien weg niet op dorst en niet op wilde, heeft zich slechts geestelijk verarmd. Wie na onthouding straks bet pad der navolging insloeg, en met geestelijke schatten verrijkt werd, weet, dat niets zoozeer als steeds die ééne vraag: „Wat zou Jezus in mijn geval gedaan hebben? " zedelijk opheft en sterkt.

Maar elk stuk der navolging Christi blijkt dan ook in het geheel van die navolging besloten. Niet een deugdengalerij mag opgericht, waarin ge lelf troont als de held, die telkens en telkens weer aan het voorbeeld van uw Heiland wist te beantwoorden. En evenzoo omgekeerd mag het lijden om Jezus' naam niet van het wandelen in Jezus' voetstappen worden afgescheiden. Beiden moeten uit eenzelfde heilig geloofs motief opkomen; wat Jezus uitdrukt in het „verloochenen van zichzelf". Geloof is nooit vooropgaan, maar altoos erkennen en inzien da uw Heiland en Koning vooropgaat, en dat gij niet anders moogt doen en kunt doen, dan achter Hem aantreden, en hem navolgen. Volgen geheel in den zin van het geloofsvertrouwen, waarin een kapitein de stuur van zijn schip aan den loods overgeeft, of een bergreiziger op de Alpen den gids volgt en nagaat, en om zijn leven voelt, dat hij niet op eigen gelegenheid mag afwijken. Dit volgen van Jezus knakt de hoovaardij. Het is juist dit volgen, dat er u toe brengt, uzelven te verloochenen; en is het deze zelfverloochening die heerschappij over u verkreeg, dan komt het wandelen op de paden des Heeren er vanself uit voort. Zelfverloochening en Jezus' voetstappen drukken zijn niet twee, maar één. Wie uit innige overtuiging zichzeiven VOQI Jezus vernietigt, opdat Hij alleen groot moge zijn, moet wel geleid worden door de stellige vraag, wat in elk voorkomend geval de wil des Heeren is, en hoe ge dien wil hebt te volbreo gen. Altoos volgen. Volgen achter Jezus, als de hoon der wereld hem lastert en zijn eere rooft.

Dan naast Jezus gaan staan en in alles zijn snud willen dcelen. Volgts achter Jezus, tds u de kenze te doen att»t vaa de kventrlchting die de liefde van uw hart zal hebben. Dan geen naam van wijzen hooghouden, en veel min onzen eigen naam eeren, maar eeniglijk den naam van onzen eeuwigen Herder groot maken, en wij met al de schaapkens zijner kudde achter hem aan. En dan komt het, zoo 't moet, vanself ook tot het laatste volgen, het volgen tot in den dood, gelijk het aan Petrus werd aangezegd en aan hem vervuld is, In Petrus zat helaas maar al te zeer de neiging om een eind vooruit te loopen en zelf de leiding in handen te nemen. Daarom was voor hem vooral het vermaan: Volg gij mij, zoo dringend noodig. Hij is ten slotte dan ook niet uit den band gesprongen, en behouden, maar eeniglijk hierdoor, dat zijn Koning hem in dien band hield.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Volg gij mij”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1911

De Heraut | 4 Pagina's