GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

M. NooRDTZi; . BABYLONISCHE PSALMEN in vergelijking met die des OUDEN TESTAMENTS, Kampen, J. H. Kok, 1911.

BABYLONISCHE PSALMEN in vergelijking met die des OUDEN THSTAMENTS, aldus is de titel van de rede welke door PROF. NOORDTZIJ is gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der THEO LOGISCHE SCHOOL te KAMPEN, op den 7den December 1911.

Deze rede ligt thans in druk voor ons en het is mij een genoegen er hier de aandacht op te vestigen.

Oüder „Bibylonische Psalmen" verstaat men die hymnen en gebeden uit het oude BABYLON, welke door het schuldgevoel dat tt zich tegenover de godheid in uitspreekt, aan Israels boetpsalmen herinneren. Sedert in de vorige eeuw, door de opgravingen in het land van Tigris en Euphraat, de cultuur van BABEL en met die cultuur ook de religie, beter dan voorheen, is bekend geworden, zijn tuet andere documenten Ier religie ook deze BABYLONISCHE PSALMEN ontdekt, al zijn ze ook meest in ASSYRISCHE ifschriften bewaard.

PROF. NOORDTZIJ vergelijkt nu in zijn oratie enkele deser Babylonische Psalmen met de Oad-Testamentische. Waar een geleerde als NOORDTZIJ die niet slechts OudTestamenticns maar ook Assyrioloog is, zija resultaten van aen dergelijke coroparatieve stadie mededeelt, kan tiij rekenen op een belangstellend gehoor.

Wat daarbij nog de belangstelling verhoogt, is de actualiteit van het onderwerp.

Mee door de in 1888 in AMARNA ontdekte leemen-tafehjes, die o.m, de correspondentie bevatten tusschen Bibylonische en Aegyptische koningen, is sterker dan ooit de groote invloed der Bibylonische cultuur aan het licht getreden. Een invloed, die zich ook op de landen en volkeren van Vóór-Azië en ahoo ook op Palestina zou hebben doen gelden.

In verband ook met de ontdekking van de wetgeving van HAMMURABI of CHAMMURAPI is deze invloed van Babylonië door sommige geleerden uitgebuit tegen het openbaringskarakter van het Oude Testament.

Men herinnert zich, hoe daar vooral aan verbonden is de naam van DR, FRIEDR, DELIÏZSCH met zijn BIBEL ÜND BABEL.

Alsof zekere overeenkomst noodzakelijk moest wijzen op ontleening, wsrd het bij de voorstanders der „Religionsgeschichtliche" methode, aen dogma, dat de religie van den Bijbel aan Babel was ontleend. Alsof de betrekkelijke overeenstemming die er bestaat tusschen de wij se waarop een herdershut op de bergen van Noorwegen en op de Zwitsersche Alpen is gebouwd, noodzakelijk op ontleening zou wijien 1 Meer bezonnen geleerden zooals DR. F, JEREMIAS gingen hiermee dan ook nietaccoord. Da laatste schrijft: „Man mag het feit, dat dei invloed der Bibylonische cultuur historisch en inscriptief op den voorgrond staat en zich daar overal kenbaar maakt, waar vooral overblijfselen van religieuse voorstellingen op voor-Aziatisch gebied opduiken, niet tot een leerstelling der cultuur-en godsdienstgeschiedenis maken".

Ook PROF. NOORDTZIJ begint zijn rede mei een herinnering aan den strijd „Um Bibel und Babel".

En hij kan dit te eerder doen, omdat hij in zijn voorlaatste oratie, „toen men midden in dien strijd leifde", gesproken had over: de onjuistheid van Dehtzsch hypothese over Babel en Bijbel".

Terecht wijst hij er ook op, hoe voor DELITZSCH C. S. „parallelie gelijk is aan analogie en analogie aan genealogie en causaliteit".

Na deze breede, met tal van citaten gedocu menteerde inleiding komt hij dan tot zijn onderwerp.

„Niet bet geheele terrein van den strijd, maar een betrekkelijk klein onderdeel" zal thans door hem worden behandeld, en dat is dan: BABYLO­ NISCHE PSALMEN, in vergelijking met die des Ouden Testaments.

Het onderwerp wordt ^g nader bepaald waar hij zegt „niet over de Babylonische Psalmen zullen wij het hebben".

De godsdienstige literatuur toch van Oud-Babylon, thans bekend geworden uit de overblijfselen van SARDANOPALUS' bibliotheek en NiPPURS BEL-tempel-bibliotheek biedt een haast onafzienbaren schat. Verder wijst hij er op hoe wij de Babylonische evenals de O. T.'sche psalmen slechts kennen in hun liturgisch gewaad, d.w.z. zooals zij gebruikt worden bij den eeredienst.

Dit brengt hem er dan toe op den cultus of eeredienst van Babel en Israel te wijzen en wel bepaaldelijk om DELITZSCH' bewering te weerleggen : „dat het O. Testamentische offerwezen en priesterdom zeer onder den invloed van het Babylonische zijn geweest".

NOORDTZIJ voert die weerlegging door, op linguistische gronden, het verschil aan te wijzen dat hier bestaat tusschen ie. de namen der priesterschap; 2e. de namen en de werking der offers; 3e. de beteekenis van de termen: besprengen, verzoenen en vergeven, —in beide religiën.

Zijn resultaat is dan, „dat beide religiën niet genealogisch met elkander in verband staan en de instituten van Israels godsdienst op een geheel anderen wortel stoelen dan die van Babylonië".

Dan komt hij tot DELITZSCH' bewering omtrent: het niet te vergelijken gewicht van de Babylonisch-Assyrische psalmendichting".

NOORDTZIJ neemt de vrijheid een vergelijking te maken.

Tegenover het lied aan SIN, den Maangod van UR, Abrahams vaderstad, stelt hij een lied uit Egypte, een lied van Koning Amenhotep aan zijn GodATiM, en wijst dan op de overeenkomst in verhevenheid.

Iets wat hij verklaart uit het „nawerkend semen religionis, dat vóór en even na den zondvloed, door middel van eerste en voortgaande Openbaring door God zelf in de menschheid was gelegd".

Maar ook stelt hij Babylonische tegenover O. T.'sche psalmen. En toont dan verder met de stukken aan wat hij dus omschrijft: „Al wat hier in hunne (de Babyloniers) psalmen wordt geoogst, is slecints de vrucht van edele menschelijke worsteling om, door de kracht van wat van de vroegere Openbaring in hen nog natrilde, of door hen rondom zich nog in de natuur werd aanschouwd, naar hooger te komen; doch zonder iets bevredigends te vinden tot blijvenden troost voor het zondaarshart! Maar bij de Semitische linie, die van UR uit langs ABRAHAM en MOZES, langs profetische en priesterlijke mannen in Israel doorloopt, is het de Geest van God, die zich in, aan eu door de psalmisten openbaart, en door middel van hun psalmen hen-zelven e» wie hen hooren aan rich verbindt, tot zich opheft en vormt tot eeuwige heerlijkheid".

Deze belangrijke rede van den Kamper hoogleeraar verdient druk gelezen en ernstig bestudeerd te worden.

G,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's