GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Onze lezer K. te S. vraagt:

Wanneer in de courant melding gemaakt ordt van het overlijden van een beroemde of ekende persoonlijkheid, wordt in den regel chter den naam een (f) gevoegd. Waarom wordt dit gedaan, en hoe is men daartoe gekomen?

Op de kerkhoven in verschillende landen, ooral Roomsche, maar ook vele Protestantsche, iet men vaak op de graven een kruis. Wat iermee bedoeld wordt blijkt duidelijk uit het atijnsche opschrift dat er soms is bijgevoegd: ve Crux, unica Spes, d. i. gegroet Kruis, enige Hoop.

Nu is dit natuuriijk onjuist. Want niet het ruis maar de Gekruisigde is onze eenige hoop. och dit wordt dan eigenlijk ook bedoeld. erecht echter zijn bij ons met de Hervorming ok die kruisen als teekenen afgeschaft. Al ligt r op rich zelf niets kwaads in, ze leiden licht an de hoofdzaak af en zijn onnoodig.

Daar nu het kruis zoo veelvuldig op de graven oorkwam, bij begrafenissen veel gebruikt werd, n van lijden en sterven spreekt, begon men et ook te gebruiken als korte aanduiding van emands overlijden of overleden zijn. Hiermee al het gebraik wel duidelijk zijn gemaakt.

P. P. te R. vraagt, waarom men soms zegt: k moet er zoo lang om „soebatten", .waarmee en dan zeggen wil: er heel lang om vragen ot vervelens toe. Wat wil dat soebatten eigenlijk zeggen.

Dit woord is niet anders dan een bedorven itspraak van zoetbakken (gelijk men wel hooit addoek voor zakdoek). Het is een verkorting an: „zoete broodjes bakken", welke uitdrukking eker geen nadere verklaring behoeft.

Dezelfde vraagt, wat bedoeld wordt door ammon, waarvan gesproken wordt in Matth. : 34 en Luk. 16 : 9.

We lezen in den eeistgenoemdea tekst

Niemand kan twee heeren dienen; want öf hij zal den eenen haten en den anderen liefhebben, 6f hij zal den eenen aanhangen en den anderen verachten. Gij kunt niet God dienen en den Mammon.

Eu in den tweeden tekst: En Ik zeg ulieden: Maakt nzelven vrienden uit den onrecht vaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.

Het woord Mammon was door de Joden van de Heidenen overgenomen. Men meent wel, dat het den god van het geld beduidde die door de Syiiëïs werd aangebeden, maar dit is lang niet zeker. Wel dat het rijkdom, geld en goed beduidt, vooral zoodanige waaraan het hart hangt. Daarom zegt de Heere Jezus, dat men niet te gelijk God en den Mammon kan dienen, want, gelijk Hij elders zegt: waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn.

In de gedichten van Huyghens komt er een Toor luidende aldus:

Is 't iemand onbekend Ik weet wat dat gezin schort: Men stort er staag weer in Omdat m' er staag weer in stort.

Wat kan dit beteekenen?

B.

De dichter maakt hier, gelijk meer, een woordspeling. Het eerste „instorten" beduidt opnieuw ongesteld worden. Het tweede beteekent „iets ergens in storten" of schenken. Het geheele versje wil dus zeggen: in dit gezin wordt men telkens weer ziek, omdat men er te veel inschenkt nl. bier of sterken drank.

Een vraag van H. R. betreft t Kron, : 30. Hoe kon koaing Jebizkia ook Ephralm en Manasse tot het Paaschfeest uitnoodigen, daar hij toch niet o/er hun land regeerde? En waren zij ook al niet weggevoerd door den koning van Assyrië, waar vers 7 op wijst?

Men leest in 3 Kron. 30: Ï, 5, 6: „Daarna zond Jehizkia tot het gansche Israel en Juda, en schreef ook brieven tot Ephra'im en Manasse, dat Tij zouden komen tot het Huis des Heeren te Jerucalem, om den Heere den God Israels Paschen te houden. Zoo stelden zij zulks, dat men een stem door gansch Israel, van Bsrseba tot Dan, isoude laten doorgaan, opdat zij zouden komen, om het Paschen den Heere den God Israels te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lange niet gehouden, gelijk het geschreven was. De loopers dan gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gansch Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij kinderen Israels, bekeert u tot den Heere, den God van Abraham, Izak en Israel, zoo zal Hij zich keeren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assytië."

Dat konicg Jebizkia ook Ephralm en Manasse nitnoodigde of liever al de stammen van het vroegere koninkrijk Israel was juist wat aan een vromen koning paste. Hij wist, dat het gebod des Heeren om Paaschfeest te vieren voor al de twaalf stammen gold. Dat hij ze ook alle bedoelde blijkt reeds uit de woorden: „Van Berseba tot Dan", en voorts uit vers 10 en II: „Zoo gingen de loopers door, van stad tot stad, door het land van Ephraïm en Manasse, tot Z'bulon toe; doch zij belachten hen en bespotten hen. Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem."

Tevens blijkt echter hoe helaas maar weinigen uit Israel aan de roepstem gehoor gaven.

Wat Dü de wegvoering naar Assyrië betreft, daarin was niet het geheele volk begrepen geweest. Vers 6 spreekt van „ontkomenen die overgebleven zijn", even als dit later bij Juda het geval was. Tot die overgeblevenen richtte Jebizkia zich, doch bij de meesten zonder vrucht.

Onlangs hoorde ik iemand zeggen: „Pas op, hij leidt op zijn luimen". Weet u ook, vraagt G., wat hiermee wordt bedoeld ?

Vooreerst dient opgemerkt dat men voor „leidt" of „leit" heeft te lezen: „ligt". Doch de verwar? irg van „liggen" met „leggen" komt in onze spreektaal veel voor, b.v. „Ik ga wat leggen", wat in den mond van een kip gepast kon ^ezst> .

’t Is dus: „Hij ligt op zijn luimen". Dit „luimen" komt van het werkwoord „luimen" dat loeren beduidt. De uitdrukking wil dus zeggen: „hij ligt op zijn loer", wat men dan ook Meestal nu hoort.

In het bekende vers van Jan Luyken „De Poortklok" leest men nog:

„Maar misgunst leide er op tt/n luim''

Men ziet echter, dat ook Luyken „liggen" en „leggen" met elkaar verwarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 maart 1912

De Heraut | 4 Pagina's