GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In mijn Naam”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In mijn Naam”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot nog toe hebt gij niet gebeden in mijnen naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uwe blijdschap vervuld zij. Joh. i6 : 34.

Vooral in de laatste oogenblikkcD, eer de venader toetrad, droog Jezus er bij zijn discipelen op aan, dat zij voortaan bidden zouden „in zijn naam."

Het ging zoo toe, dat Jezus nog in de Paaschzaal tot zijn jongeren sprak, wat ons in Joh. 15 is opgeteekend, beginnende met het aangrijpend zeggen: „Uw hart worde niet ontroerd", en uitloopend op 't verlaten van de zaal, onder de betuiging: „Opdat de wereld wete dat ik den Vader lietheb: Staat op, laat ons van hier gaan".

Wat daarop in het 15e hoofdstuk volgt over den Wijnstol; en de ranken en in het i6a kapittel over de overwinning op de wereld, is dus niet tneer in de Paaschzaal gesproken, maar onderweg bij den gang naar Gethse» mane, en ook het heerlijke, heilige gebed, dat ons in Job, 17 bewaard bleef, is vermoedelijk vóór den ingang van Gethsemaué gebeden, misschien w'l nadat Jezus met zijn elven was neergeknield. £u nu is 't opmerkelijk, dat Jezus, juist even eer hij zelf in dit hoogheerlijk gebed gi< ig, zoo sterk bij zijn jongeren op het bidden in zijn naam aandrong. Wel had Jezus ook reeds in de Paaschzaal gesproken van wat de discipelen begeeren zouden in zijn naam, maar van het eigenlijke bidden in zijn naam gewaagde de Heere eeist op het eigen oogeablik dat hij zelf voor hen in het gebed zou gaan. „Voorwaar, voorwaar zeg ik u, al wat gij den Vader bidden zult in mijnen naam, dat zal Hij u geven". Dat bidden in Jezus naam zou iets nieuws voor hen zijn, want Jezus voegde er uitdrukkelijk bij: „Tot nog toe hebt gij niet gebeden in mijnen naam". Het zou dus een nieuw iets in hun geestelijk leven zijn; iets dat saamhing met Jezus heengaan; en vanzelf ook met zijn zitten ter rechteriund Gods.

Eenzaam en verlaten achterblijvende, zouden de discipelen veel sterker nog dan anders behoefte gevoelen, om een biddend leven te leiden. Zoo moest het tot een biddenden omgang met hun God voor hen komen. Maar juist opdat dit biddende leven voor Gods heilig aangezicht volle wezenlijkheid mocht erlangen, mocht het niet blijven bij een snteeken, maar moesten ze bidden kunnen in de vertekerdheid dat hun htAi gehoor vond. En die zekerheid nu zei Jezus hun toe, mits op dat ééae beding, dat hun aanroepen van den Vader zou zijn: een bidden in zijn naam.

Aanbidding is eerbetoon, maar bidden ia een bede om iets te ontvangen, en met het oog daarop nu zegt Jezus 't hun toe: „Tot nog toe hebt ge niet gebeden in mijnen naam, bidt nu in mijnen naam en ge zult ontvangen". Zoo eerst zal uw blijdschap vervuld zijn.

Wat is nu bidden in Jezus' naam?

Doelt dit op een gewoon bidden, waaraan bij 't slot wordt toegevoegd: „Dit alles vragen we van U in Jezus'naam!". Mits die uitdrukking maar opzettelijk aan het gebed werd toegevoegd, kan men dan zeggen, dat het een bidden in Jezus' naam was?

Zonder meer, stellig niet.

De naam is bij Jezus niet, wat voor ons onze naam is. Onze naam is van verre geslachten ons overgeleverd. Zoo& ls wij nu heeten, zoo heetten voor eeuwen onze voorvaderen. Oorspronkelijk heeft die naam misschien iets beduid en uitgedrukt 't karakter van den eersten man, die dien naam koos, maar nu voor ons is die naam een doode klank, veelal zonder zin of beteekenis. Of iemand thans Mink of Mingeis of Mint jas of Minnigt heet, zegt niets meer. En wel voegen we aan den geslachtsnaam nog een Doopnaam toe, maar ook die zegt voor ons besef meest al even weinig. Piet komt van Petrus en zou rotssteen moeten beteekenen, maar hoevelen dragen dien naam niet, die eer aan een zwiepend riet, dan aan een rotssteen doen denken. Daarom zegt voor ons de naam meest niets meer.

Doch zoo was het in d£n aanvang niet. Den «ersten naam gaf men iemand of koos iemand, om iets uit te drukken, dat hem van anderen onderscheidde. Juist zooals Adam aan de dieren namen gaf, om in die namen het onderscheidend wezen en eigenaardig doen vast te leggen. Vandaar in de Schrift nog zoo vaak naamgeving met een bepaald doel, zooals dit reeds bij Kaïn en Seth voorkomt.

Zoo nu was ook de naam: /< ; 8»; een sprekende naam, en, sterker nog moet gezegd, dat, zoo Jezus spreekt van: Mijn naam, dit er op duidt, dat de verloste een indruk van 't wezen van Jezus als zijn Heiland ontvangt, en dat hij alsnu Jezus' naam uitspreekt, om dien ontvangen indruk in zijn woorden weer te geven, Jezus' naam kunt ge niet waarlijk uitspreken, of ge moet Jezus kennen; ge moet weten wie Jezus is; ge moet een indruk van Jezus' wezen in uw ziel hebben ontvangen; dien indruk en het wezen dat dien indruk maakte, moet ge noemen; en als ge nu dat wezen van Jezus, gelijk gij er den indruk van ontvingt, noemt, —dan, ja, maar ook dan eerst, hebt ge Jezus naam.

Jezus' naam noemen is dus niet een soort geheugen-werk, maar een uiting van wat ge in uw innerlijk wezen van het wezen van Jezus opvingt. Bidden in Jezus' naam beduidt dus: Bij uw bidden, en onderwijl ge bidt, in zoo innige gemeenschap met Jetus verkeeren, dat zijn wezen een afdruksel in uw ziel zet, en alsnu uw bidden door den indruk van Jezus' wezen op uw wezen beheerEcht wordt.

Van schijn of ijdel woordspel is hier dus geen sprake. Bidden in Jezus' naam is onder uw bidden de inspiratie van uw bidden uit Jezus ontvangen, en u biervan zoo helder bewust zijn, dat ge hem met name noemen moogt.

Zoo eerst begrijpt ge dan ook, dat het bidden in Jezus naam verhopring vindt.

Wie uit zichielf, en op eigen gelegenheid, en afgescheiden van zijn Heiland, in het gebed gaat, zal in den regel aan zijn God allerlei begeerten en wenschen voordragen, die allicht goed gemeend zijn, maar toch vaak het heilig karakter missen. Indien ge daarentegen zóó bidt, dat ge onder het bidden u met Jezus één voelt, den indrulrvan zijn heilig wezen ondergaat, en hier met uw klare bewustzijn inleeft, dan treedt natuurlijk al 't egoïstische terug, worden alleen de heiliger snaren van uw ziel aan 't trillen d gebracht, en zult ge niets onbedachts, niet o onheiligs bidden, maar al de beden uwer ziel m met de zake van uw Heiland in verband zetten. G Bidden in Jezus naam zal een bidden zijn e eeniglijk om wat Jezus zelf in uw gebed met b en voor n'bidt. En daarom zal de verhooring k volgen.

Toch ligt er meer in.

In heiligen zin uitgedrukt, ligt er in het bidden in Jezus naam ook een introductie, een voorstelling van uw persoon door Jezus aan den Vader. Als ge iets aan uw Burgemeester zoudt willen vragen, doch ge kent hèm niet persoonlijk, maar wel zijn zoon, dan is 't ook onder menschen gewoon, dat ge in naam van den zoon u tot den vader wendt, en dat die vader, omdat zijn zoon u kent, u te woord staat. En ook dit nu ligt in uw beroep op Jezus naam, zoo ge aan den Vader uw bede voordraagt. Maar voel nu de diepte die hierin schuilt. Wat u scheidt van den Vader is uw innerlijke onheiligheid. Ia den Zooii des Vaders is uw zoen. In diens naam bidden, zegt dus, dat ge als in hem verzoend voor den Vader treedt, d.i, niet als zondaar, maar als een jonger van Jezus, als een verloste door Jecus, als een eigen lid van Jezus mystieke lichaam, In Jezus naam tot den Vader treden, is dus geen vreemde meer zijn, maar lid zijn van de heilige familie, en tot den Vader komen onder de aanbeveling van zijn eigen lieven Zoon.

En nu nog een derde.

Onder menschen kan ik op iemands schriftelijke aanbeveling tot u komen, mij bij u aandienen, en om zijnentwil bij u gehoor vragen, maar dan is het regel, dat op dat oogenblik de persoon, die u aanbeval, er niets van al weet en met heel iets anders bezig is. Maar hier is ook dit zoo geheel anders. Het is Jezus zelf, die onder uw bidden u bezielt en door die bezieling uw bede heiligt, en nu, op 't zelfde oogenblik en tegelijkertijd dat gij in zijn naam bidt, voor u voortreedt bij den Vader. Onder menschen staat dan de naam op de naamkaart, hoogstens met een paar woorden van aanbeveling er onder. Maar zoo ge in Jezus naam tot den Vader nadert, drukt Jezus zelf dien naam in uw ziel af, en op 't eigen oogenblik dat ge onder dien in diuk in zijn naam bidt, pleit hij voor u bij den Troon der genade.

En nu kunnen we dit alles zeer zeker niet bij elk gebed zoo diep en innig doorleven. Dat weet onze God ook. Hij verschoont 'c in ons. Maar toch moet telkens tegen oppervlakkigheid ook in ons bidden gestreden worden, en daarom moet gedurig weer tot op den bodem doorgedacht, wat ons bidden in Jezus naam beteekent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„In mijn Naam”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's