GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„nachten der moeite

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„nachten der moeite

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzoo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid, Job 7 : 3.

De nacht is een eigen stuk van ons leven, dat voor den één nauwelijks meetelt, en voor den ander zijn leven schier beheerscht. Met den nacht gaat een klein derde van ons leven veelal ongemerkt voorbij. Van een gezond daglooner die op 80 juigen leeftijd sterft, mag in den regel gezegd, dat hij ruim 25 jaar van zijn leven verslapen heeft. Als de ouderdom nadert, minderen de nren van den slaap, maar hier staat tegenover, dat in deeerste jaren der jeugd schier de heltt van 't aanzijn in slaap opgaat. En althans in de beste levensjaren gaat 't bij verreweg de meesten met hun inslapen en doorslapen zoo overgelukkig toe, dat ze, zóó 't hoofd neergelegd, van niets meer afireten, en niet weer wakker worden dan nadat de ion weer boven de kim rees. Voor alle deze gelukkigen nu brengt de nacht wel een stuk historie, maat een historie waarin zij zelve niets doen dan droomen, en waarin (5od alleen de Werker is, die hun den slaap gunt, hun stille rust verzekert, en door den slaap hen verkwikt en aangordt met vernieuwde kracht.

Het is in zulk een slaap zooali de psahuist 't uitzong:

Ik lag en sliep gerust, Van 's Heeren trouw bewust, Tot ik verkwikt ontwaakte. Want God was aan mijn »ij, Hij ondersteunde my In 't leed dat my genaakte,

Maar toch, zoo gaan niet «//c nachten vooibi], en aldus stil in tuttigen «laap te mogen verlinken, is lang niet ieders deel.

We spreken nu nog niet over wie meet op» blijven voor zijn levenstaak. De schildwacht mag, omdat de nacht ingaat, xijn post niet verlaten. Een st«d zonder nachtpolitie zou een dorado voor dicv£B en inbrekers zijn. Bij het gis moet ook in den nacht gewaakt. In onze hospitalen moet ook des nachts de wacht worden betrokken. En ook in het particuliere gezin waakt de zorgiame moeder bij het ziekbed van baar lieveling. Men weet, wat strijd nog steeds gevoerd wordt, om aan wie in de bakkerij slooft en zwoegt, zijn nachtrust te verzekeren. Zoo is er schier op elk tersein een worsteling aangegaan tusschen ons drukke leven, dat om nachtdienst tot zelfs bij de telegraaf en op nachttreinen roept, en den eisch om nachtrust, die steeds luider begint te weerklinken. En dit geldt dan nog slechts het gewone leven, geheel afgezien nog van de inbreuk op deze nachtrust, die leed en ongeval met zich brengt.

Job, de lijder der oudheid, heett in al zijn pijnlijkheid ook dit lijden van den nacht gekenó, en het is uit zoo diepe zielservaring dat hij 't Elifaz den Themaniet ten bescheid gaf, hoe zijn nachten hem steeds meer „nachten der moeite werden. „Nachten der moeite" drukt zoo scherp en sterk het omgekeerde van de levensorde uit. Naar de levensorde die God voor ons instelde, is de dag voor de moeite, en de nacht om uit die vermoeidheid, door rust, weer op volle kracht te komen. Doch wordt 't nu na een dag van bange vermoeienis nog een „nacht der moeite" er overheen, dan wordt de orde omgekeerd, de levenskracht uitgeput, de geest in ons verward, en voegt zich een stuk historie aan ons leven toe van zielskracht ontzenuwenden en ons verterenden weedom.

Als ’t zenuwleven overspannen raakt, krankheid 't evenwicht in ons gestel breekt, bloedaandrang naar 't hoofd ons overspant, en we, hoe we ook woelen en ons omwentelen, den slaap maar niet vatten kunnen, dan overkomt ons tweeëjlei steeds tegelijk. We missen dan vooreerst den nieuwen toevoer van kracht dien alleen de ruste van den slaap ons brengen kan, en ten andere verspillen we in onze slapeloosheid geheel noodeloos nog een zeer aanmerkelijk deel van de kleine kracht die ons restte. Bij ernstige krankheid it 't daarom altoos de eerste vraag: hoe is de nacht geweest 7 Luidt dan 't antwoord gunstig, dan is er weer hope, maar ook, was de nacht slecht, dan voelt ge terstond dat de toestand weer verergerde.

Toch is krankheid of zenuwspanning niet 't cenige dat ons den slaap rooft. Ook de spanning van de taak die ons des morgens wacht, kan den slaap van onze oogen weren. Een veldheer die vroeg in den morgen een beslissenden veldslag moet leveren, zal bijna altoos den geheelen nacht wakker liggen, en zelfs nauwelijks uit zijn kleeren komen. En zoo kan 't, zij 't al op mindere schaal, zelfs den jongen man overkomen, die den volgenden dag zijn examen heeft af te leggen, of den redenaar die voor 't volk of ia 's lands raadzaal moet optreden, en zijn moede hoofd maar niet ontlasten kan. De dag die aanstaande is, werkt dan op den nacht die voorafgaat, te sterk in, en lang niet zelden is op den dag de volvoering van de levenstaak mislukt, juist doordat de nacht in te gioote spanning dootworsteld was. Verreweg de meeste kinderen der menschen weten daar niet vanaf. Op heel het platteland zijn 't meestal nachten der verkwikking, om de nachten der moeite aan de groote steden over te laten. Maar voorts is ook de aard van onze levenstaak van zoo overwegendeu invloed op onze nachtrust. Hoe hooger de taak, des te onrustiger zijn onze nachten, en de groote massa vormt er zich geen denkbeeld van, hoe vreemd de historie van den nacht te staan komt voor wie geroepen is bij 't krankbed of in gewichtige landszaken de verantwoordelijkheid op zichte nemen.

Toch is ook hier een keerzijde. Een nacht met halven slaap, maar met een verrijkt innerlijk bezig zijn, kan ons wel vermoeien, doch geeft anderzijds toch ook weer zoo geheel eenige winste. De psalmist zoog van dat wakkerliggen zoo roerend schoon:

Wanneer ik op mijn legerstee, Aan U gedenk in stille nachten, Dan peÏDSt mijn ziel met al haar krachten, Hoe Gij voor heen io angst en wee, Als mij de vijand wild' omringen Mij vaardig lijt ter hulp geweest! Dies zal ik nu ook onbevreesd, In schaduw van uw vleugelen zingen.

Lezing van het Evangelie toont 't ons dan ook telkens weer, hoe tijk de beteekenis was, die de nacht voor Jezus had. „Als het nu diep in den nacht was, zoo verhaalt Markus ons, opgestaan zijnde, ging Jezus uit en ging been in een woeste plaats, en bad aldaat". Een andermaal vethaalt Lukas ons, dat Jezus heel „den nacht ovetbleef in 't gebed". Zelfs van de laatste dagen zijns levens lezen we: „Des daags nu was Jezus leerends in den tempel, maar des nachts ging hij uit en vernachtte op den Olijfberg". Nicodemus werd des nachts door Jetus ontvangen. Ea toen Jezus aan den vooravond van zijn sterven naar Gethsemane uitging, en Judas komst op til was, voegde Johannes er zoo uitdrukkelijk bij: En het was nacht.

En al droeg dit alles nu bij Jezus eengeheel eenig karakter, toch toont heel de Schrift ons, hoe ook de helden in 't geloof die God vreesden, een eigen leven in den nacht kenden, waar juist de sterkte van het geloof in aanwies. „Bij nacht, zoo zong David het uit, onderwijzen mij mijn nieren". Esn andermaal betnigt de psalmist: „In den n: .cbt o verleide ik in mijn hart". In den linrijken ijgen Psalm betuigt David: „Als ik zeide, de duisternisse zal mij immers bedekken, dan is de nacht een licht om mij". In Jesaia 26 jubelt al Gods volk: „Met mijn ziel heb ik u begeerd in den nacht, ook zal ik met mijn geest die in mijn binnenste is, u vroeg zoeken." Het is voor dn vromen in hun nachten altoos van twee kanten tegelijk. Eenerzijds jubelen ze, dat „God hun psalmen geeft in den nacht", maar ook anderzijds dat 't hun in 't nachtelijk uur zoo bange kan zijn, dat se den ganschen nacht „hun legerstee in hun tranen zwemmen doen”.

De nacht is zoo wonderbaar.

In den donkeren nacht woelt 't demonische. Denk slechts aan Gethsemane, Denk maar aan zoo menige saamswericg die in den nacht voldongen is. Vraag u maar af, wat misdaad en gruwel fn den nacht zich saamtrekt. En niet minder, wat zonde van zinlijkheid en zelfwegwerping ons menschelijk leven in de nre van den nacht, vooral in onze groote iteden, onteert. Satan mint den nacht.

Maar van Gods zijde wringt en werkt juist in hst nachtelijk uur kracht de« Geestei tegen dat zondig drijven in. In het nachtlijk uur zijn de discipelen aan Jezni geërgerd, maar ook in 't nachtlijk nur sterkte Jezus door 't gebed de kracht, die ons voor eeuwig redden zou.

Het stuk wereldhistorie dat eens bij Golgotha, en sinds in het leven der geloofshelden en heldinnen, bijzonderlijk in het nachtelijk uur is afgespeeld, wir t 't zelfs in belangrijkheid van wal de dag bij 't licht der zon oos gebracht heeft.

Het was in den nacht dat deheirscharenGods't „Eere zij God in de hoogste hemelen I" uitzongen in Efratha's velden. Meer nog in den nacht dan bij 't licht van den dag hebben de mannen Gods hun heilige gezichten gezien.

En ook nu nog blijft 't als van ouds.

De nacht die rust zou brengen, brengt maar al te vaak vermoeienis en lijden des geestei, maat klaag daarom niet over eiken nacht die slapeloos verliep.

Rijk van God geregende mannen en vrouwen hebben zoo telkens betuigd, dat ze juist voor hun slapelooze nachten God soms danken konden, en dat ze om niets die heerlijke nachten hadden willen missen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„nachten der moeite

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's