GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ook is, en mijns Vaders huis”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ook is, en mijns Vaders huis”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat toch uw oor opmerkende, en uwe oogen open zijn, om te hooren^ n^ar JUetciig^ed; .iiws krieclits, dat ik heden voor uw aangezichte bidde, dag en nacht, voor de kinderen Israels, uwe. knechten; en ik doe.belijdenisse over de zonden der'kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd "heBBèn; ook ik en mijns vaders huis, wjj hebben ge zondigd. »Neh. \ : 6.

De apostel JfacbfeüSf dié" aan de Joden-Christenen uit de twaalf stammen schreef, roept hun toe, dat er onder hen gedurig.oorlogen oprezen, en veldslagen geleverd werdeh. Onze vertaling mijdt het woord »öorlog« en spreekt van »krijgen< , en ontwijkt evenzoo het woord «veldslagen*, en zet er voon »vechferijen*. Maar de woorden, die de apostel in het Grieksch neer schreef, zijn desniettemin de gewone woorden die in het Grieksch voor »oorlog< en «veldslag* gebezigd werden. En zoo vraagt hij dan: > Van waar komen krijgen en vechterijen onder u*.''

Die vraag doelt niet op oorlog tusschen volk en volk, en niet op veldslag tusschen leger en leger. Ze kan niet anders slaan dan op eindelopze ruzie, op wat we noemen allerlei standje's, op vechtpartijen en handgemeen. Toch heeft het beteekenis, dat de apostel hier de uitdrukkingen bezigt die anders alleen op het slagveld thuis höoren. Hij duidt er door aan, dat de oorlogen én veldslagen tusschen land en land en tusschen leger en leger, maar al te dikwijls niet anders zijn, dan onheilige uitvloeiselen van den bitteren, vijandeUjken, kwetsenden en haatdragenden geest, die in het gewone leven onder menschen uitkomt, en zelfs in de Christengemeente nög niet' onderdrukt was. Johannes' zeggen, dat »wiezijn broeder haat een doodslager is«, wijst zoo kort en bondig" aan, hoe tenslotte zelfs de moordzucht op het slagveld opkomt uit den nijd en den haat, die in het gewone leven gedurig onder menschen opwelt.

Die haat, en die nijd, grijpt in 't menschenleven van aJlen kant om zich. Ongetwijfeld is er verschil in graad van bitterheid, maar dé strijd woedt op elk levensterrein. Die strijd komt uit in de concurrentie op de markt, en evenzoo in allen wedijver om de eerste te zijn en anderen de loef af te steken. Die neiging om tegen elkaar in te gaan, en elkander een vlieg af te vangen, neemt ge reeds bij de kleinste kinderen waar. Jongens van 12, 14 jaar kunnen niet naar school komen of van school naar huis gaan, of ze moeten vechten. En op geheel dienzelfden geest van onderling verschil, van wederzijdsche afgunst, van zijn zin te willen doorzetten, van zijn haan koning te doen kraaien, stuit ge in het leven van het gezin, vaak zelfs tusschen man en vrouw, en zoo ook tusschen broeders en zusters, tusschen de vrouw en haar dienstmaagden, en tusschen het dienstpersoneel onderling. Uit het gezin gaat die geest van onderlingen twist en strijd op de publieke markt, in , het Staatsieven, en zelfs in de Kerk van Christus en in de school der wetenschap door. Natuurlijk weei: op andere manier, maar krijg en vechterij vindt ge tot zelfs aan onze Universiteiten, onder juristen en litteratoren, onder theologen en natuurkundigen Concurrentie iit het vak, strijd over de beginselen, twist over de theorieën, die heerschen moeten, en dan zijn er, helaas, maar al te vaak nog persoonlijke veeten op den koop toe. En gaat ge in de school der wetenschap of in de Kerk van Christus dan op kondschap uit, dan wordt wie hier althans niets dan broederliefde waande te vinden, bijna altoos o, zoo bitter teleurgesteld. Kerk staat tegenover kerk. De ééne prediker kan de gunst niet dulden waarin zijn ambgenoot bij het volk staat. Schier elke confessie is een strijdprogrató over stukken der waarheid. Heeft niet de ééne kerk het zelfs op vernietiging van de andere door executie en brandstapel toegelegd. 0, .er is letterlijk geen enkel erf van menschelijke leven aan te wijzen, of telkens is er oorlog, en gedurig wordt er slag door den een tegen den ander geleverd

Sterker nog, het is zoo niet alleen onder menschen, in alle land en onder alle volk, maar in de dierenwereld is het niet anders, en zulks niet alleen tusschen wolf en lam, maar juist evenzoo tusschen spin en vlieg, tusschen poes muis. Ook in de dierenwereld strijd zonder eind, en zulk een giftig tegenover elkander staan, dat 't telkens en telkens weer op een strijd op dood en leven uitloopt.

Keeren we nu tot ons zelf terug, dan vinden we in ons lichamelijk bestaan gedurig gelijk verschijnsel terilg. Giftige bacteriën, in het bloed ingeslopen, belagen onzen welstand. Onzichtbare microben kunnen in allerlei krankheid doodelijk wonden. En ook buiten die atomenbelagers, is er gedurig strijd op alle manier in ons lichaam, tot de koorts al heftiger opzet en ons leven in gevaar komt.

En zelfs als ge het organisch leven uitgaat, en afdaalt in de stoffelijke wereld, dan vindt ge ook daar gelijken strijd terug-Uit stroom en oceaan poogt het water het land binnen te dringen en te verwoesten. Een stormwind of ycloon slaat heel een woud ter neder. De koude doet ijzig in het Noorden alle leven bevriezen. De roest verteert zelfs het ijzer. En het vuur door den bliksem phtstpken, verbrandt straks den prachtigsten eik.

Van wat kant men het leven ook bezie, het is altijd, het is overal, het is op alle manier een tegen elkander inwoeden van twee om het overwicht worstelende machten; juist datgene wat in het bange woord van vloek ligt uitgesproken. Niet een verkeeren in onderlinge harmonie, niet een in schoon organisch verband zich ontwikkelen, vooruitkomen en zijn einddoel bereiken, maar op elk gebied strijd en twist en naijver, met daaruit opkomend een haten zelfs van zijn broeder, en in dien broederhaat de kiem van den doodslag, die straks op heel een yolkengroep overslaande, geheel de wereld in brand zet, en een oorlog doet losbranden, die spot met alle vree en Uefde en menschelijk geluk.

Die vloek nu, zegt God ons in zijn Woord, was er eerst niet. Die vloek is demonisch, hij is satanisch van oorsprong. En gij, kind des menschen, hebt door uw val in zonde ten volle met dien vloek u vermaagschapt. Wat gij nu als oorlog beweent, het is niet anders dan de voldragen vrucht van de tweespalt waarin heel uw leven gedeeld ligt.

Dat doorzag ook Nehemia, toen hij voor zijn God op de knieën viel, om de schuld zijns volks te belijden. Neen, de schuld van zoo droeve volksellende lag niet alleen in de gruwelen van moord en diefstal, van dronkenschap en echtbreuk, maar kwam op uit de zondige ritselingen die ieder menschenhart vergiftigen, en vandaar dat hij 't voor zijn God beleed: »Ook ik, en mijn vaders huis, we staan in schuld om onze zonden".

Zij ’t zoo ook nu onder ons.

Er kon geen oorlog onder ons opkomen, of God moet dien over ons loslaten.

Dat voelt men dan ook wel, en vandaar is op den kansel en onder den kansel bijna ieder onzer thans bereid er voor uit te komen, dat de afval van God al meer hand over hand had toegenomen; dat de brooddronkenheid feest vierde; dat de volken voor God en zijn gebod niet meer uit den weg gingen; en dat er éen rechtvaardig oordeel Gods in spreekt, nu té midden van een zoo zondig zich aanstellende wereld, de vrede der volken te loor ging.

Er gaat een stem op, die om bekeering roept, en van allen kant hoort men, dat er meer ernst opwaakt, en dat de zonde klaagt over verlies van invloed. Haar slachtofiférs minderen.

Wat nog misgaat is alleen, dat men, op zulk een verzondigen van 't leven in de maatschappij doelend, , in den regel zoo goed als; uitsluitend aan gruwelijke, uitbrekende, • hartstochteUjke zonden denkt, en vergeet in te keeren in zich zelf.

Dit kwaad nu kwam Nehemia te boven.

Van anderen zweeg hij, en klaagde ten slotte alleen zich zelf en zijns vaders huis aan.

Dat vuur van twist en tweedracht, die onderlinge-bénijding, dat altoos de eerste en nooit de minste willen wezen, dat nooit anders dan gelijk willen hebben, is het demonische gif, dat in heel ons leven, in gezin, in school en kerk, ja, waar niet, den vrede bant, de liefde doodt, en het harmonische saamwerken verhindert.

Tegenover die eindelooze tweespalt, die uit zelfzucht en hoovaardij opkomt, opkomt bij jong en oud, bij arm en rijk, bij hooggeplaatsten en bij laag wegschuilenden, en aldus den vrede aan onze samenleving ontrooft, kortom al tegen wat uit den vloek opwerkt, is er maar één sterkere macht, en die macht is de liefde Christi.

Vrage: Begint die liefde Christi ook in u té heerschen?

En op die vraag hangt het antwoord ook nu als in Nehemia's dagen niet anders af, dan van de teedere conscientiequaestie, of ook gij 't hem in oprechtheid na wilt stamelen: Ook ik lub gezondigd, en mijns Vaders huis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Ook is, en mijns Vaders huis”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's