GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Want het komt".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Want het komt".

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Èn het zal geschiedeii, als zij tot uw zeggen zullen: aarom zucht gij? dat gij zeggen zult: m het gerucht; want het komt; en alle hart zal versmelten, en alle handen zullen verslappen, en alle geest zal inkrimpen, en alle knieën als water henenvlieten. Zie, het komt, en het zal geschieden, spreekt de Heere HEERE. Ezech. 21 : 7.

Er begint toch keer te komen.

Toen plotseling de onderstbovenkeering van staten en volken voor nu nog geen half jaar uitbrak, werd er zelfs in Christelijke kringen aan het naderen der Voleinding ter nauwernood gedacht.

Er heerschte nu oorlog. Die oorlog dreigde spannende verhoudingen aan te nemen. Zoo spoedig als in 1870 zou 't herstel van den vrede thans niet zijn in te wachten. Wie weet of 't niet over het half jaar, ja, allicht tegen het jaar liep. Maar dan zou de vrede toch zeer stellig ons weer zijn zegening brengen. En was men maar eenmaal zóó ver, dan .waren voor de toekomst nieuwe maatregelen te nemen. Dan zou beleid en overlegden volkerenhaatbezweren, entot mindering der wapening leiden, en welhaast kon dan een toekomst ingeluid die onder de verleidelijke leuze van > Vrede door Rechtt de zoo vaak afgebeden, de steeds ingeroepen »gouden eeuw» zou doen aanbreken. Zoo vast en stellig was men van de intrinsieke waarde der Cultuur overtuigd, dat er van haar alles gehoopt, naar Geloof nauwelijks gevraagd werd, en dat een herinnering aan de .Wederkomst des Heeren, althans in politiek en militair verband, den indruk van ijdel geklap maakte-

Voor wie sinds tientallen jaren van: Jezus waren afgedoold, kon dit moeilijk anders. [Zij toch geloofden in geen Heiland meer. De moeder van alle heil was hun immers in de Cultuur geboden.

Maar wat vreemd aandeed was, dat er zelfs uit de beslist Christelijke kringen zoo weinig tegenspraak tegen deze Cultuur-actie uitging, ja, dat het maar al te vaak scheen, alsof ook in onze kringen nog altoos op een afschaffing van den Oorlog, als welhaast aanstaande, hope werd gebouwd. Niet, alsof het ontbroken had aan vermaan tot verootmoediging, aan bestraffing van ingeslopen wereldzin, aan bezwering van broedertwist, aan oproeping tot gebed en smeeking. Dit alles gaf zich veeleer aanstonds op alle manier lucht. Er ging een heiUge ademtocht over het leven uit. Schier in elk gezin van Christelijken huize gevoelde men, hoe dehooge ernst van den oorlogstoestand ons in rehgieuzen zin goed had gedaan.

Alleen maar, het droeg alles het karakter van een tijdelijke aangrijping der geesten. Er was slechts voor een pogenblik een vrij ernstige koortsverheffing. Af te keuren was die ontroering in het bloed niet. Doch straks zou de kalmte ons de ruste hergeven. En het geleden leed zou in ingetogener leven vrucht dragen.

Voor wat daarentegen den achtergrond van het leven aanging, bleek men, onder alles door, maar al te zeer met de wereldwijzen één van, zin en bedoelen te zijn.

Straks zou de vrede ons hergeven worden, en dan moest, hoe dan ook, aan het nog steeds dreigend oorlogsgevaar eens voor gped en radicaal een eind worden gemaakt.

Toch rees tegen deze on-Schriftuurlijke voorstelling, ook onder ons, van meet af ernstig protest. Heel deze pacificistische voorstelUng was in lijnrechten strijd met wat m de Heilige Schrifture ons zoo steUig en breed geopenbaard is. Het was de zonde die den Vrede brak. Tusschen God en mensch eerst. Toen tusschen de kinderen der menschen onderling. Eerst in de gezmnen. Toen tusschen de stammen en geslachten. Ten slotte tusschen de volkeren. Alle eeuwen door was uit de zonde telkens weer krijg, menschenmoord en verwoesting opgekomen. Kain en Abel was 't symbool der wereldhistorie. En daarom kon er aan den onvrede geen einde komen, tenzij eerst de zonde bezworen zou zijn, en de zoen getroffen. Niet alsof de zoen op Golgotha zelf aanstonds allen oorlog stuiten kon. Christus zelf betuigde het immers: »Ik ben niet gekomen om den vrede te brengen, maar het zwaard«. Maar in dien zoen van het Kruis lag dan toch de vaste waarborg, dat eens, dat in de ure der Voleinding, de eeuwige vrede ons de paradijsvreugde hergeven zou. Niet vroeger, dan eerst. Zoo was het ons door God zelf aangezegd in de Profetie. Het lam zou met den wolf verkeeren. Zoo had Jezus het aangekondigd. Oorlogen en geruchten van ooriogen zouden er zijn, tot hij van den hemel nederdalen, den strijd voleinden en het rijk der heerlijkheid in zou doen gaan. Zoo had Petrus, als apostel, het herhaald, dat de dag des Heeren komen zou als een dief in den nacht en de elementen brandende zouden bevonden worden. Zoo had de apostel Paulus het ons op alle manier aangezegd, dat het einde der wereld niet op vrede, maar op algeheele onderstbovenkeering zou uitloopen. En aan Johannes, den derden magnaat onder de apostelen, - was het op Pathmos zelfs tot in bijzonderheden in visioenen te aanschouwen gegeven, hoe eens het einde ons geen pays en vree, maar vemieriging en ondergang, en eerst uit die verietiging de heerlijkheid van het völzaJigc rengen zou.

Zóó staat het er. Vaag in terfieii. Zwevend n de voorstelling. Geen waarzeggerij in de raecisiteit van kaart of dobbelsteen. Maar als eloofsobject, dat 't zoo en niet aiidérs staat te ebeuren.

Weersproken wordt dit dan ook niet. Men estrijdt het niet. Althans niet onder de belijdende hristenen. Alleen maar, men laat dit alles voor at het is. Men gaat er niet tegen in, maar en rekent er in zijn studiën, in zijn historieesehoiiwing, in zijn volkenrecht, in zijn toekomstdealen niet meer mede. Theologen nog wel. Ook chrijvers van stichtelijke litteratuur. Chiliasten laan zelfs al spoedig aan het dwepen met hun oekomstbeelden. Maar de mannen der wetenchap, ook al scharen ze zich nog onder de gelooigen, hemen er geen de minste notitie meer van. et is of 't hun niet aangaat. Of ze in hun etenschap en in hun publieke woord op eens en Christenkring verlaten, om met de wereldgeleerden accoord te gaan. Lees en herlees maar, wat er in de jongste maanden de Pers verliet, en oordeel zelf, of ge het profetisch woord, of ge het Johannes' woord, of ge het apostolisch woord, of het apocalyptisch woord in wat > de pen der vaardige schrijvers t u bood , in deze maanden terug vond.

En zoo blijft de klachte, maar is er toch ook bemoediging. Er begon keer te komen. Reeds kwam zelfs van meer dan één kant een terugslag op de openbaring der Heilige Schrifture. Men merkt, men gevoelt het, dat het geloof in de profetie en in de apocalypsie terugkeert. Dat komt dan eerst slechts in een enkel woord uit. Dan neemt dat allengs toe. Men begint ér mede te rekenen. Men trekt een lijn, die de wereldwijzen niet trekken kunnen. En die lijn leopt op de Wederkomst van den Christus, eerst op het oordeel, en dan op de Voleinding uit.

Vroeger las men daar ook wel van, maar men las er over heen. Nu daarentegen begint men er aan te gelooven. Nu hoort men wat de Profeet roept, dat 't niet maar een gerucht is, maar dat het komt. Niet maar een Fata morgana.^ die boeide, maar een ontzettende werkelijkheid die aanstaande is, en die als een dief in den nacht ons zal overvallen.

Zelfbedrog, en ongewilde bedriegerij van zijn lezers, al dat geschrijf, alsof 't nu de laatste oorlog ware, en alsof de vrede die dan kwam, alle krijg voor eens en voor eeuwig van deze onze aarde bannen zou.

Jezus heeft 't vlak omgekeerd, Jezus heeft het zoo stellig doenlijk in heel anderen toon voorspeld. De eeuwige vrede komt niet voor., maar na de Voleinding. En de hartverscheurende profetie van den jammer en de ellende, die aan de heerlijkheid zal voorafgaan, is niet maar een ijdele klank.

Die ontzettende afloop van het verzondigd wereldgebeuren, is niet maar een schrikbeeld der fantasie.

Het staat in het Boek van Gods raadslag. In het Boek met de zeven zegelen. En hij die dit Boek openen en zijn zeven zegelen verbreken zal, is naderende.

Neen, hier zijn niet maar gezichten der ijdelheid.

Want het komt!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Want het komt

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's