GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Geest komt onze zwakheden made te hulp”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Geest komt onze zwakheden made te hulp”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN 1916].

En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulpe: ant •Hjij weten niet, want wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen, Rom. S : 26.

Het is de Heilige Geest, die in 't kind van God het persoonlijke bezielt en heiligt.

Wilt ge de afschijning van Gods Drieëenige majesteit in uwv eigen bestaan en' leven bewonderen, dan is 't geen waarmee ge aanvangt, vanzelf het door ontvangenis en geboorte u gegunde bestaan als raensch, onder de menscheukinderen, en als een deelke, een atoom in Gods Schepping. Ook bij uw wedergeboorte stond daarom het kindschap Gods op den voorgrond. Aanvang van alles ook in uw nieuwe leven, van uw herboren leven, ligt in wat de Vader voor en in u deed.

Van zelf volgde daarop uw insluiting in de nieuwe gemeenschap, die in Gods Kerk opleeft, en hierbij trad de Zoen in de nieuwe ontplooiing op den voorgrond bij wat u gewerd door het Eeuwige Woord, of wilt ge in den Zone Gods.

Doch ook hiermede is de inwerking van God Drieëenig in uw existentie nog niet voleind. Ook dat nieuwe leven, ook die nieuwe existentie, die u een nieuw schepsel doet zijn, moet in u verpersoonlijkt^ en dit persoonlijke werkt in u God de Heilige Geest.

Niet alsof ge deze drieërlei actie door vaste lijnen van één kondt scheiden. Gelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest drie in de persoonlijkheid, maar één Drieëenig God in 't Wezen zijn, zoo vormen ook die drie actiën: wedergeboorte, zoen en persoonlijke heiliging in uw innerlijk bestaan slechts ééne daad van Goddelijk erbarmen.

Het is een afspiegeling, maar die terugspiegelt, en uitvloeit, want uit Hem, door Hem en tot Hem, die 't voorwerp van uw aanbidding is, zijn ook bij u alle dingen.

Maar toch teekent zich hier een onderscheid.

Wat uit de Verkiezing in de nieuwe geboorte komt, is er, en verkwijnt niet meer. En ook de Zoen van den Zoon is op Golgotha voleind, en krimpt niet meer in. Doch zóó staat 't met uw persoonlijke heiliging door den Heiligen Geest niet.

Tot aan uw sterven toe houdt hierbij de worsteling aan. We blijven hier hangen in onze zwakheden. Nu een schrede vooruit, en dan weer een deel van 't gewonnene terug. En juist daarom kunnen we niet aan onszelf worden overgelaten. Dan zijn we weg. Vandaar dat „de Heihge Geest ons in onze zwakheden te hulp moet komen". En dit nu uit zich 't meest beslist daarin, „dat de Heilige Geest in ons en voor ons bidt, en zulks met onuitsprekelijke verzuchtingen".

De verkiezing en de wedergeboorte is voleind. Die twee schrijden nimmermeer achterwaarts terug. Die blijven eeuwiglijk schitteren in volmaaktheid.

Ook de Zoen die ons van Golgotha toekomt, neemt nimmer af noch kan ooit minderen. A\'aar eenmaal de Zoen intrad, is alle schuld in de diepte dor zee geworpen. Vandaar dat de apostel ons zonder eenig voorbehoud als „heiligen" aanspreekt.

Maar wat-keer op keer geschud en geschokt wordt, dan weer opleeft, maar om nogmaals inzinking te ondergaan, en eerst daarna weer uit de iiuinking op te komen, dat is de persoonlijke heiliging, in zin en bedoelen, in 't verborgene van ons wezen.

Daar weet iemand die in éénzelfde uur tot 't geloof doorbreekt en sterft, uiteraard niets van. Bij hem is 't nieuw ojjleven nauwelijks ingetreden, of hij wordt omgezet in 't eeuwige en sterft alle zonden af. En naar we gelooven en liopen niogen, zijn er zulke gevallen.

Maar regel is dit niet. Althans onder de volwassenen blijft de „oude mensch" bij den nieuwen mensch inwonen, en dit geeft de spanning en de onrust, en vandaar komtzoolicht'tterugglijden.

Het is zoo vreeselijk, wat een kind van God ook na zijn nieuwe geboorte, en na de doorbreking van zijn geloof, nog misgaan kan.

Gelukkig zijn de voorbeelden hiervan in 't cijfer kkiu. Doch ze moesten er zijn, om den ellendeling die terugsloeg en viel, niet in de wanhoop der vertwijfeling te doen vervallen. Maar ook afgezien hiervan is een terugval in 't klein voor Gods heihg oog .niet minder hoonend voor zijn heiligheid. En juist die kleine boezemzonden brengen zoo namelooze verwoesting ook in het leven van de Gemeente. '

't Hangt niet aan doodslag en diefstal. Elke leugen, elke egoïsdsche daad, alle verloochening der broederhefde kwetst Gods majesteit.

Eu vandaar komt dan die gedurige breukc in onze existentie, dat we als een, kind van God in het Halleluja jubelen moesten, en toch feitelijk gedurig innerlijk verkwijnen in onze zwakheden.

Hoe blijft nu, onder het trekken en zuigen van^zulke zwakheden, het kindschap Gods toch in ons stand?

Dit, zoo betuigt de apostel, - worAtpersoonlijk in ons bewerkt door Ood den Heiligen Geest.

Zonde en zwakheid maakt dan wel, dat de heiliging niet genoeg in ons doorwerkt, maar daarom laat toch de Heilige Geest ons niet los. Hij blijft veeleer vlak bij ons. Geeft ons hart niet als zijn woonstee prijs. Maar toch komt er dan zekere scheiding zonder afscheiding te bewerken. De Geest dringt dan't persoonlijke in ons eenigszins terug, en neemt 't van ons over, en waar nu ons innerlijk wezen in 't gebed niet meer vlotten wil, neemt God - de Heilige Geest het gebed van ons over, en „onuitsprekelijke verzuchtingen" houden den band vast die nog altoos in ons het kind aan den Vader bindt.

Het droeve is nu maar, dat er o, zoovelen onder ons zijn, die op dit in en doortintelen van de werkingen des Geestes bij zichzelf zoo weinig merken.

Drieërlei is de verhouding waarop dan te weinig gelet wordt.

Zeer enkele oogenblikken zijn er, waarin gezegd kan worden, dat alle scheiding tusschen ons innerlijk gemoedsleven en den Heiligen Geest geheel weg valt. De glorie-momenten van ons leven, als we het eeuwige met God Drieëenig voelen tintelen in ons verborgen leven.

Daarnaast staat dan in de tweede plaats de gewone verhouding tusschen onS ik en den Heiligen Geest, hierin uitkomend, dat we den drang des Geestes wel in ons waarnemen, maar telkens ontwaren, hoe er helaas nog maar al te veel tusschen inzit. Het op en nedergaan. Even nauwer één en dan weer losser zün. De gewone zielegang van ons dageUjksch leven.

Doch ook hiermede is 't nog niet uit.

Naast die oogenblikken van heilige verrukking, en naast die verschuivingen van dichtbij naar verder af in ons gewone leven, kennen we nog in de derde plaats die onzalige momenten van schijnbare breuke tusschen den Heiligen Geest en ons hart, als onze zwakheden ons overmeesteren, en de Heilige Geest schijnbaar ons verlaat.

Doch juist in dat oogenblik verlaat God de Heilige Geest 't kind van God nimmer.

Dan omzweeft Hij veeleer den ellendige.

Dan blijft Hij voor hem bidden.

En juist dit gebed van God den Heiligen Geest leidt dan ten slotte altoos weer tot 't gevoel van verzoening en vreê.

Zij 't zoo bij recht velen ook op ons Pinksteren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„De Geest komt onze zwakheden made te hulp”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's