GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Amsterdammer, die steeds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Amsterdammer, die steeds

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Nov. 1916.

De Amsterdammer, die steeds een warm pleit voert voor den arbeid der Evangelisatie, meent, dat naast de bekende middelen voor dit doel aangewend, zooals huisbezoek, spreken in wijklokalen, het houden van openlucht-samenkomsten op parken en pleinen, de verspreiding van Bijbels en tractaatjes, de aandacht ook wel eens gevestigd mag worden op de noodzakelijkheid, dat het Evangelie mede verkondigd worde op groote volksvergaderingen, in de bekende vergadersalen van onze steden en doypen te houden.

Bekend is, zoo schrijft het blad, dat we met onze kerkelijke samenkomsten de massa niet bereikert. Naar 't wijklokaal willen velen ook niet gaan. Bij huisbezoek is 't meest ploegen op rotsen. Verspreiding van Christelijke lectuur draagt ook slechts spaarzamelijk vrucht. Die soort menschen, meent het, moet daarom massaal bewerkt worden, d.w.z. moet in grooten getale bijeen worden geroepen naar flinke vergaderzalen, waarin sprekers van naam en talent de hoorders boeien met een voordracht over de vraagstukken des levens, over onderwei^en als het geloof in God, de leer der onsterfelijkheid, den profeet van Nazareth en dergelijke*.

Zulke samenkomsten zouden dan niet op godsdienstoefeningen mogen lijken; ook niet op lezingen voor Jongelingsvereenigingen; het zouden echte volksvergaderingen moeten zijn, waar zóó gesproken werd, dat iemand, die nooit een blik in den Bijbel geworpen had, den redenaar wel op den voet kan volgen en begrijpen. Liefst zou men daarvoor moeten uitnoodigen mannen, die ook in wetenschappelijken kring een goeden naam hebben of als redenaars bekend staan. Wanneer deze belangeloos zich bereid verklaarden om op zulke vergaderingen op te treden, zou er voor de noodige kosten van zaalhuur enz. wel geld te vinden zijn. En de redactie gelooft, dat er dan genoeg mannen en vrouwen in de wereld zijn, die niet gaarne »fijn« willen heeten, maar die toch wel eens naar zulk een redevoering over godsdienstige vraagstukken zouden willen luisteren en daardoor wellicht een zegen voor hun ziel ontvangen zouden. Ze wil daarom, dat voor dit doel een apart comité zal gevormd worden, dat de leiding in handen zal hebben. Grondslag zou dan mogten wezen, de Apostolische Geloofsbelijdenis. In den strijd tegen den vijand van het ongeloof behoort niet wat scheidt, maar wat de Christenen vereenigt op den voorgrond te staan. En indien er kerkrechtelijke bezwaren tegen zulke samenkomsten bestaan, moet men ter wille van het uitnemende doel daar maar overheen stappen.

Dat er kerkrechtelijke bezwaren zouden bestaan tegen zulk een wijze van Evangelisatie kunnen we ons niet goed voorstellen, althans niet op protestantsch standpunt. Een bediening des Woords buiten de samenkomsten der geloovigen en niet op last van den Kerkeraad, maar op uitnoodiging van een Comité zou kerkrechtelijk zeker ongeoorloofd wezen. Maar geheel iets anders is het, wanneer het doel alleen is, volkssaamkomsten te organiseeren, waar bekende redenaars in populairen vorm over religieuse onderwe pen zullen spreken. Daarvoor heeft men geen kerkelijk mandaat noodig. Ieder geloovige mag dit krachtens zijn profetische roeping doen. Zelfs behoeft men daarvoor niet eens predikanten uit te noodigen.

Ernstiger is zeker het bezwaar, dat zulke saamkomsten, waarin Christenen van.diverse pluimage het woord zullen voeren, allicht afbreuk zou kunnen doen aan dé zuiverheid van ons eigen beginsel. Althans bij de Tentzending, die een gelijk doel najoeg, is dit gevaar niet denkbeeldig gebleken, en het is veel beter dit gevaar ernstig onder de oogen te zien, dan er al te luchthartig over heen te wippen. Wanneer, gelijk is voorgekomen, in zulk een samenkomst van de Tentzending eerst een voorstander van de algemeene verzoening optrad, die de leer der uitverkiezing zoo scherp mogelijk bestreed, en daarna een Gereforrneerd predikant een stichtelijk woord moest spreken, dan werd diens positie toch uiterst moeilijk. Zweeg hij, dan droeg hij mede de verantwoordelijkheid voor wat zijn medespreker had gezegd; voerde hij polemiek, dan werd het doel der samenkomst verijdeld. En nu zegge men niet, dat zulke gevallen uiterst zeldzaam voorkomen. De ethische heeren zijn in dit opzicht gewoonlijk weinig kiesch. Men herinnert zich nog maar al te goed, hoe Chantepie de la Saussaye, toen hij bij het jubileum van het Bijbelgenootschap als feestredenaar optrad, zich niet ontzag, openlijk het gezag van de Heilige Schrift aan te tasten. En ook uit hetgeen verluidt van de saamkomsten der Christelijke Nederlandsche studentenvereeriiging en de toespraken daar gehouden, blijkt wel, dat gelijk kwaad ook hier niet altoos vermeden worden kan. Dat maakt, dat we als Gereformeerden huiverig zijn om aan zulke saamkomsten deel te nemen of er voor te ijveren. Of dit gevaar genoegzaam bezworen kan worden door als grondslag de Apostolische Geloofsbelijdenis aan te nemen, gelijk de Amsterdammer voorstelt, betwijfelen we. Niet alleen, omdat dan ook Roomschen even goed zouden kunnen meedoen, maar ook omdat deze belijdenis in onze dagen te weinig tegenweer tegen allerlei dwalende geesten biedt. Een formule als door Groen van Prinsterer voor Christelijk Nationaal werd vastgesteld en waarin de grondwaarheden, door het Protestantisme beleden, kort worden saamgevat, zou daarom voor ons de voorkeur verdienen En voorts zou het Comité, dat de leiding in handen kreeg, toezicht hebben te houden dat de sprekers, . die werden uitgenoodigd, niet onder den schijn van een «algemeen christendom» juist de grondslagen van ons christelijk geloof kwamen ondermijnen. Al zijn we het dus volkomen met de Amsterdammer eens, dat we bij zulk een Evangelisatie »niet op den voorgrond behoeven te schuiven wat de belijders van Christus van elkaar scheidt, maar integendeel op wat hen vereenigt, nl. »het geloof in den Heiland der wereld«, toch kan het ons niet onverschillig wezen, op welke wijze dit Evangelie aan de schare gebracht wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De Amsterdammer, die steeds

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's