GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Voleinding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Voleinding.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCLXXXV.

ACHTSTE REEKS.

XXX.

Deze hebben eenerlei meening, e.i zullen hiinne kracht en macht aan het Beest overgeven. Openbaring XVII: 13.

Het alles beheerschende onderscheid tusschen hetgeen in de enkele personen plaats grijpt en hetgeen in het saarngpvatte leven der volkeren uitkomt, staat nu in duidelijkheid voor ons, en we doorzien 't nu helder, hoe hetgeen de volkeren als volkeren bezielt, de eeuwen ^doorloopt, en eeuw na eeuw stand houdt. Wat in de dagen van Erasmus en van den Zwijger ons volk van Nederland zoo onderscheidenlijk kenmerkte, kenteekent ons volk nog. Gedeeltelijke wijziging is natuurlijk met den loop der eeuwen ingetreden, maar de grondtrek blijft een en dezelfde. Alleen maar ook die grondtrek ? elf volgt een vaste lijn van ontwikkeling. Gelijk ge in den enkelen persoon een verloop van zijn karakter en van zijn ontwikkeling kunt vaststellen, zoo ook is het met de. geheele volken gesteld. Er loopen vaste lijnen door, maar de voortgaande beweging houdt niet op. Zoo ge waar ook in eenige wereldstreek den volksgeest nagaat, gelyk u die uit de historie, en dus uit vroeger eeuwen, bekend is, en dezen vergelijkt met wat ge nu irudiezelfde landstreek voor u vindt, komt ge altoos tot de conclusie, dat in elke streek en bij elk volk de grondgedachte en de grondtrek dezelfde eigenaardigheid blijft vertoonen, maar dat toch in den loop der eeuwen elke lijn zich verder voortbevfeegt, dat er zekere nadere en verdere ontwikkeling van den grondtrek te ontdekken valt, en dat ge alzoo te doen hebt met een in zichzelf vastliggende eigenaardigheid, doch die niet onveranderlijk een en dezelfde blijft in haar wezen en uitkomen. De wortel, de grondtrek en de grondgedachte blijft één, maar er is een proces in waar te nemen, en dit proces van ontwikkeling is niet willekeurig, doch door den aard der zaak gegeven. Gevolg waarvan is, dat, zoo ge deze ontwikkelingen bij een bepaald volk met nauwkeurigheid naspeurt, ge ten slotte altoos zult vinden, dat er zich een zekerproces in afteekent, dat wel in den grondtrek gelijken identiek blijft, maar toch een steeds doorgaande ontplooiing en voortgaande wijziging in den vorm van optreden merken laat. Reeds wezen we er op, hoe dit zelfs het geval is in de onderscheidene deelen van een klein volk, gelijk ten onzent. Het volkskarakter dat zich in onze zuidelijke provinciën vertoont, is anders dan wat ge in het midden van ons land en in het noorden vindt. Dezen onderscheiden karaktertrek vindt ge niet bij een enkel geslacht, maar bij geslacht nageslacht. Of ge het noorden, het midden of het zuiden van ons land.-nu of voor drie, vier eeuwen raadpleegt, hetzelfde verschil in grondtrek van aard komt altoos weer voor den dag, en het blijft in zijn aard steeds hetzelfde; maar toch ontwaart ge in den loop van de eeuwen een doorgaande vervorming. In den grondtrek blijft 't al identiek, maar in het uitkomen is verschil, en dit verschil in het, uitkomen gaat niet willekeurig toe, maar toont u een historie waarvan de deelen en stukken onderling saamhangen. Is het zoo nu in ons kleine land reeds merkbaar, nog sterker komt ditzelfde uit bij de.groote en machtige volken. En ten slotte mag gezegd, dat alle volken saèm eenzelfde antithese tegenover het doen Gods in het Koninkrijk der hemelen vertoonen.

Dit nu brengt van zelf met zich, dat ge, om dit verloop niet in het persoonlijk leven der individuen, maar in heel een volk, en zoo ten slotte in alle volken saam na te gaan, u niet beperken kunt tot-één leeftijd, of tot ééne periode in de historie. Bij den enkelen persoon, bij het op zich zelf staande individu, neemt ge een proces, en dus ook verschillen waar in de onderscheiden perioden van zijn leven, toen hij kind, knaap, jongeling, man en grijsaard was. Doch geheel ditzelfde grijpt nu ook plaats bij een volk en bij de volkeren in 't gemeen. Ook een volk doorloopt levensperioden, alleen maar, deze perioden die bij een enkel mensch sélam op 60 of 80 jaar neerkomen, omvatten bij een volk perioden van tien, twaalf en meer eeuwen. De joden uit de dagen van Isaac en Jacob en die van nu loopen historisch een 3S00 jaren uiteen, maar toch zijn en blijven ze hetzelfde volk. Ook bij de volken nu blijft de grondtrek één, evenals in elk persoon de grondtrek van zijn karakter één blijft, hoe de jaren ook wisselen. Bij wat in den loop der vele eeuwen onder een volk stand houdt. is evenzoo gestadig waar te nemen, én dat het volk in zijn grondtrek éen in wezen blijft, maar toch daarnaast ook, dat er gestadige wijziging intreedt. Die wijziging nu volgt ook bij een volk zeker historisch verloop. Wat in het volk van Assyrië en Babel reeds van oudsher geconstateerd werd, vindt ge thans in het wezen van andere volken terug. En dit nu brengt te weeg, dat ge, de historie doorgaande, nog altoos van een Babyion spreken kunt, al is het rijk van Babylonië reeds voor eeuwen te niet gegaan, en wel omdat gelijke zondige karakteruitingen zich ook thans nog herhaaldelijk openbaren.

Ten einde hierin nu het kl^re inzicht te erlangen, inoet ons oog zich langs de volle lijn bewegen, die met den val in het Paradijs begon, en eerst met het eindoordeel haar volstrekt einde zal bereikt hebben. Op deze lange lijn teekenen zich vele perioden af, die geschiedkundig samenhangen. De juiste indeeling van deze lange historische lijn in haar vele historische brokstukken of perioden kent alleen God. Wat wij desaangaande afteekenen kunnen, gaat altoos op gebrekkige gegevens af. Toch is er wel zooveel voor ons in de Heilige Schrift ontsluierd, dat we ons een voorstelling van de groote historische beweging, al is 't slechts in algemeene trekken, vormen kunnen. De eerste indeeling van de geheele lijn ligt dan uit den aard der zaak bij den Zondvloed en de tweede bij het trekken van Abram uit Ur der Chaldeën naar Kanaan. Op zichzelfdraagt de periode die aan den Zondvloed voorafgaat, voor ons een zeer onklaar karakter. Uit den aard der zaak kan het niet anders, of reeds in die antidiluviaansche periode moeten de onderscheidingen van heel ons mensghelijk geslacht zich op allerlei manier aangeduid hebben. Uit wat we na afloop van den Zondvloed van Noach's zonen en schoondochters te hooren krijgen, blijkt duidelijk, dat er toen reeds scherp geteekende onderscheidingen bestonden. Alleen maar, van die onderscheidingen biedt de H. Schrift ons vóór den Zondvloed geen klaar geteekend beeld. Hoe de geslachts-en karakterverschillen zich uit Adams kinderen ontwikkelden, blijft ons een raadsel. Neemt ge voor een oogenblik aan, dat zich uit Adam en Eva een honderdtal diep ingedrongen verschillen van typen ontplooid hebben, dan blijft het voor ons een raadsel, hoe zelfs deze hoofdtypen uit éénzelfden man en éénzelfde vrouw zijn voortgekomen. We staan hier voor een mysterie, waarvan de klare ontplooiing ons niet gegeven is. Zelfs valt 't ons moeilijk, om in het menschelijk personeel dat b^ het intreden van den Zondvloed op deze aarde aanwezig was, de onderscheidene volkstypen te herkennen, van wier nadere ontwikkeling de verdere historie ons bericht geeft. Uit alles blijkt dan ook veeleer, dat de machtige verschillen, die na den Zondvloed tot het opkomen van zoo geheel uiteenloopende volken, natiën, geslachten en stammen aanleiding gaven, wel in kiem van meet af aanwezig waren, maar toch eerst na den Zondvloed zich plaatselijk onderscheiden en gesplitst hebben. Voor ons blijft er een raadsel, hoe deze onderscheidingen en verschillen later konden uitkomen, indien ze niet reeds van meet af, althans in kiem en wortel, aanwezig waren. Al wat later in^ ons menschelijk geslacht een eigen levenssoort vertoonde, dankte dit aan iets, dat niet van buiten af in zekere groep van de kinderen der menschen indrong. Dit toch zou ons menschelijk geslacht tot een mechanisch ineengezet geheel gemaakt hebben, en het zijn organische eenheid en saamhoorigheid geheel doen verliezen. Er moet derhalve verwantschap van karakter en type uit den wortel van ons geslacht in Adam zijn opgekomen, maar het inzicht faèlt ons geheel en al, hoe uit dit ééne, met _^ zijn strenge eenheid, later de veelheid van typen haar ontstaan ontleende.

Iets meer valt te doorzien van wat na den Zondvloed de variatiën in ons menschelijk geslacht deed opkomen. Zelfs wordt erin het verhaal van den Zondvloed en van het daarna opkomen van het vernieuwde mehschelijR geslacht nadruk op gelegd, dat er van meet af in de kinderen van Noach en hun aanverwanten zeer merkbare verschillen van aard en type aanwezig waren. De Schrift zelve wijst hierop, en wijst met nadruk op het verschil in karakter en type, dat zich tusschen Sem, Cham en Japhet voordeed. Van hun vrouwen wordt een daarnevens loopend verschil in type niet opgegeven, hoezeer het uiteraard ook in die drje vrouwen moet gesproken hebben. Sterker nog. Zoowel in de drie zonen van Noach als in zijn schoondochters moeten niet alleen saèm zes typen zich hebben vertoond, maarovermitsdezezonen en schoondochters uit geslachten waren opgekomen, die reeds rsuwen verduurd hadden, kon 't niet anders of het verschil-Icid type v"vi groo'' sders, overgrootouders en nog hooger oi , d; aande geslachtstypen moet in deze zes personen aanwezig zijn geweest, en aldus in het nieuwe, of wilt ge verjongde, menschelijk geslacht dat uit Noach opkwam en nu de wereld inging, hebben meêgesproken. Gelijk nu nog uit eenzelfde vader en moeiler-" vaak zes of acht kinderen voortkomen, die elk een eigen type of karakter vertoonen, dat vaak aan de ouders en grootouders van hun vader en moeder ontleerid is, zoo moet 't ook destijds zijn toegt; gaan. De grondtypen en grondkarakters, die nu nog geheel de indeeling en splitsing-van ons menschelijk geslacht in volken, natiën, geslachten, stammen en familiën behierschen, moeten in hun grondtrekken reed'5 voor den Zondvloed bestaan hebben, en moeten door de niet groote familie van Noach in het nieuwe menschelijk leven ia den Zondvloed zijn overgegaan. Een nieuw type van menschheidis na defi Zordvloed niet door nieuwe schepping opgekomen. Het moet alles in zijn grondtype uit Adam en Eva zijn opgeweld.

Dit nu voor ons vaststaande, zoo is de eerste en oudste periode van 't organisch saëimhangende rlienschelijk leven met den Zondvloed afgesloten. Of hiermede typen, karakter-en soort-verscbUlen, die vroeger bestonden, zijn teloorgegaan, is niet door positieve gegevens uit te maken. Dat intusschen zulk teloorgaan zich denken liet, ziet men reeds aan Ab'; l. Er kan toch geen verschil van gevoelen over bestaan, öf in Abd sprak een tig^i, edel type, en al is daarna in Seth soortgelijke nobelheid in 't licht getreden, toch kan niet gezegd dat Abel in Seth herleefde. Er moet hier van tweeërlei type sprake zijn, en het type van Abel leeft niet weer op. Doch hoe men zich dit ook verklare, duidelijk is het toch, dat in Noach's zonen en schoondochters vele typen en soorten van aard en karakter in het nieuwe leven der menschheid zijn overgegaan, en dat in deze enkele personen velerlei typen van vroeger naleefden. Maar op wat wijs die overgang uit de wereld vóór den Zondvloed in de Noachitische wereld ook plaats greep, de overgang was er, en in dien overgang teekent zich het opkomen van een nieuwe periode af. Zelfs wordt hierop nadruk gelegd.\Van Sem, Cham en Japheth wordt toch niet enkel gesproken als van drie onderscheidene personen, maar als vari drie personen, die in type, aard en karakter sterk uiteenliepen, en een eigen toekomst voorspelden.

Wat we in Genesis IX:25—28 lezen, is van geheel eigenaardige belangrijkheid. Duidelijk toch komt hierin uit, dat hier sprake is niet uitsluitend van de drie personen, die in Sem, Cham en Japheth uit den Zondvloed in de arke gered waren, maar, heel anders, van drie geslachtstypen die in de nakomelingen van deze drie zonen te voorschijn zouden treden. Als er toch staat: God-breide Japheth uit enhijwone in Sems tenten«, kan dit niet doelen op de personen van Sem en Japheth, maar moet dit zien op hun nakomelingen, tot in verre geslachten. Sem zou nakomelingen hebben, en Japheth eveii'^eer, en tusschen deze tot in verre eeuwen straks zich uitbreidende nakomelingen zou zich een vast verband, een vaste wederzijdsche verhouding ontwikkelen, die nog eeuwen stand zou houden, als beiden Sem en Japheth reeds lang ten grave waren gedaald.

De vier verzen uit het slot van Genesis IX die hier in aanmerking komen, beheerschen dan ook geheel liet organisch vérband, waarop het oordeel, dat in Openbaringen 17 voor ons treedt, doelt. Eerst gaat het oordeel over Cham of Chanaan uit, en van hem wordt gezegd: »Vervloekt zij Kanaan, een knecht der knechten zij hij zijnen broederen». Daar dit zeggen, dit oordeel, nu niet op Cham alleen kon slaan, maar geheel de wereld der afstammelingen insluit, blijkt duidelijk, dat we hier te doen hebben met een profetie, die in 't minst niet op één man uit Noach's dagen slaat, maar heel anders met een blik de verre toekomst meet, die zich over geslacht na geslacht, en welbezien tqt het einde van het wereldleven, zou uitstrekken. Geheel hetzelfde ligt uitgedrukt in vs. 26, waarin het heet, niet vervloekt, maar omgekeerd: tgezegend zij de Heere, de God van Sem, en Kanaan ofte Cham zij hem een knecht.* Schier elk woord is hier belangrijk en van verstrekkende., beteekenis. Let er zoo allereerst op, dat in vs. 25, waar van Cham sprake was, van geen God gerept werd. Uit alles blijkt duidelijk, dat het Chamitisch geslacht, van den levenden God geheel vervreemd geraakt, eindigen zal met geheel van God af te vallen en te vervreemden. Hier, daarentegen, bij Sem, vindt ge vlak het tegendeel. Hier toch wordt God niet alleen genoemd, maar zelfs met nadruk zóó genoemd als hij straks voor Israel zich openbaren zou. Hier toch is niet enkel sprake van God, maar van den HEERE God, of stipter nog, van den God van Sem, Reeds hier wordt alzoo de heerlijke toekomst, die zfch straks voor Israel en voor de Christenheid ontsluiten zou, in klare bewoordingen uitgedrukt. Sem wijst op Jehovah, en anderzijds zal het geslacht van Cham aan Sem onderworpen zijn. En nu in de derde plaats komt Japheth tusschen beiden in te staan. > God breide, , zoo staat er, Japheth uit en hij wone in Sem's tenten, en ook hem zij Kanaan een knecht." Tot driemalen toe wordt alzoo klaarlijk**uitgesproken, dat heel het toekomstig menschelijk geslacht zeer zeker persoonlijk ook een individueel karakter zal bezitten, maar toch in zijn samenhang evenzeer in drie groepen, elk van een eigen type, zal uiteenvallen, en dat hierin de organische samenhang van heel ons geslacht zich naar vast type zal openbaren.

Is hiermede de eerste periode in haar eindverschijning afgeteekend, en zet zich hiermede de tweede periode in, die we de Noachitische kunnen noemen, — even duidelijk zet zich, met" Abrahams roeping uit Ur der Chaldeën, een derde periode in, en ook hierJs het de eering of verwerping van Jehovah die de scheidslijn doet uitkomen. Eerst staat tegen God over de menschenmassa, die in den Zondvloed ondergaat, en blijft Noach en na hem Sem aan den hoogen God vasthouden. Doch als daarna 't alles zich toch weder in de vermenging verontreinigt, treedt met Abraham's roeping een derde scheiding en afzondering in; zóó echter, dat, hoe klein in omvang ook de afzondering zij, ze toch wederom op heel ons menschelijk geslacht doelt. Wel toch moet Abraham afgezonderd worden van zijn vaderen, van zijn vaderhuis, van zijn maagschap, van zijn vaderlijk erfland, maar desniettemin wordt hem zoo stellig mogelijk toegezegd, dat God hem maken zal tot een groot volk, hem zegenen zal, en zijn naam groot maken, en dat in het eind »«& geslachten der aarde, " d. i. heel ons menschelijk geslacht, in en door hem een zegen zal ontvangen, die anders geheel teloor zou gaan. Is hiermede nu de derde periode reeds ingetreden, dan gaat 't straks van Abraham op Mozes over, en wordt Israel uit de Egyptische ballingschap, door de woestijn, in Kanaan binnengeleid. In hoeverre de Richterperiode een eigen karakter droeg, is niet stellig uit te maken, maar wel staat vast, dat er straks een nieuwe periode intreedt met David en de Profetie. Een daarop volgende periode kenschetst zich dan in de Ballingschap, als Israel uit zijn land wordt gestooten, en zoo komt straks de periode, die in Bethlehem den Messias doet geboren worden. Sinds die ure neemt ge dan straks de kerstening van Japhets nakomelingschap in Europa waar, tot na de Fransche Revolutie ook dit meest verflauwt, en er nu almeer een streven openbaar wordt, om het Buddhisme weer in Europa en Amerika tot heerschappij te brengen. Of hierop nog geheel nieuwe perioden volgen zullen, is af te wachten. Voor zeker is dit niet aan te geven. Alleen blijkt stelliglijk uit Openbaringen XVII, dat het geheele historische proces eindigen zal met een volstrekte afscheiding tusschen het heilige en onheilige element in het leven der menschheid, zoodat ten slotte Satan zijn stempel op het volksleven zal afdrukken, en alleen de als heilig gestempelde geloovigen de zake Gods bepleiten zullen, doch zóó, dat dan ook het einde der wereld ingaat.

Dit alles loopt nu in vaste perioden van den val van het Paradijs tot in de Voleinding voort, niet wat de enkele personen, maar wat het organisch verband van heel ons menschelijk geslacjit aangaat. Door de Missie kunnen in allerlei ontheiligde streken enkele personen voor den Christus gewonnen worden, zonder dat 't volk of 't geslacht waartoe ze behooren, den Doop ontvangt, maar al moet ook met deze enkele personen e^rTdeze kleine groepen rekening worden gehouden, deze resultaten der Missie doen het feit niet teniet, dat de volken, in hun onderling verband genomen, tenslotte voor de keuze zullen staan, om óf in hun geheel zich van het Paganisme los te maken, óf, juist omgekeerd, zich als heidenen of paganisten te openbaren. De overgang hiertoe zal openbaar worden, als geschiedt wat ons in de Apocalypse van de optreding van Satan, het verschijnen van het Beest, en de jverking van den Draak voorzegd wordt. De gemengde toestand die thans nog voortduurt, zal alsdan tot splitsing komen. De scheiding en het uiteengaan van de heilige en onheilige elementen zal alsdan naderen. Slechts voor een tijd, maar dan toch in zeer ernstigen zin, zal Satan zijn macht in ons aardsche leven hernemen. Satan zal niet meer in uitwendige schijngestalte, maar als geestelijke macht in ons aardsche leven indringen. Zoo zal' de eindworsteling ingaan. Alle ontzettendheden zullen in het leven der volkeren zich opeenhoopen. En de eindafloop zal wezen, dat eenerzijds het demonisch en anderzijds het Christelijk element geheel uit elkander zullen getrokken worden, tot ten slotte alle vermenging een einde neemt, het oordeel inzet, en de algeheele ommekeer in de existentie der menschheid met de nieuwe aarde en den nieuwen hemel komt.

Dit alles zal , zich , dan saamtrekken in de groote wereldstad, die, als de Voleinding nadert, het leven-der menschheid beheerschen zal. Die groote wereldstad zal dan de belichaming van het onheilige worden. Vandaar dat vs. 18 van dit hoofdstuk zegt: En de vrouw die gij gezien hebt, is de groote "stad, di^ het Koninkrijk heeft over de Koningen der aarde«. Hoe zich dit ontplooien zal, wordt ons niet aangeduid en is daarom niet vast te stellen. Alleen zij er zijdelings aan herinnerd, dat reeds van meer dan één kant de verwachting geuit is, dat men er vroeg of laat in slagen zal, alle Staten en Rijken, alle volken en natiën der gansche aarde, en alzoo de geheele menschheid, in één onverbreekbaar en internationaal verband te vereenigen. Onder alle Staten in alle vijf werélddeelen zou er dan één Staat zijn, die als politieke macht over heel de wereld optrad. Aan dien éénen oppermachtigen politieken Staat zou dan alle volk ondergeschikt worden. Geen eigen leger of eigen vloot zouden de Staten en Rijken er meer voor zich zelf op na houden. Al wat over de geheele wereld zich politiek georganiseerd had, zou veeleer de ineenschakeling ondergaan, die aan alle volstrekt zelfstandig bestaan voorgoed een eind maakte, en de politieke eenheid van heel de wereld zou worden geconstateerd. Het Rijk dat met deze wereldpolitiek belast werd, zou dan in zijn hoofdstad zichzelf de hoogst denkbare wereldmacht organiseeren. En allicht kan hierop dan van toepassing zijn wat hier in Openb. XVII : 18 staat, dat de Vrouw, van welke hier op zoo wondere wijze gehandeld werd, de figuur zou zijn, in welke »de groote stad" voor ons trad, en daarom zou dan in haar vervuld worden wat hier staat: at deze Vrouw, dat is dan deze groote allesbeheerschende wereldstad, het koninkrijk, d. i. de oppermacht, bezitten zal over alle Koningen der aarde. Natuurlijk zal 't zich in de Voleinding ook op andere wijze kunnen toedragen, maar opmerkelijk blijft het toch, dat hetgeen hier in Openbaring XVII geprofeteerd wordt, en hetgeen de wereldgeest ten deze uitdacht, zoo bijna letterlijk aan elkaar beantwoorden. Slechts worde nu steeds klaar in het oog gehouden, dat hetgeen Openbaringen XVII ons omtrent dit zich vormen, wijzigen en ten slotte breken van het geheele wereldverband zegt, terstond na den val in het Paradijs begonnen is, reeds meer dan een tiental perioden doorloopen heeft, en in deze geheele historische lijn één van zin en één van strekking blijft, zoodat er van Babyion, van Tyrus, van Sidon, van Egypte en van Rome kan gesproken worden, zonder dat de groote lijn die het Paradijs met het laatste Oordeel verbindt, ook maar een oogenblik verdwijnt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Voleinding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's