GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een. tweetal vragen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een. tweetal vragen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers vraagt ons, met welk echt we in ons vorig hoofdartikel Tfmohans den Dienaar des Woords te Epheze oemden.

Ons antwoord daarop is, dat uit den ersten zendbrief van den Apostel Paulus elf blijkt, dat Timotheus, toen de Apostel em dezen brief schreef, te Efeze werkaam was, en wel op last van den Apqstel. e Apostel schrijft toch in I Cor. 1:3: gelijk ik u vermaand heb, dat gij te Efeze oudt blijven, 'als ik naar Macedonië reisde, oo vermaan ik u nog«. Wel merken nze Kan tteekenaren hierbij op, dat Timoheus niet, zooals sommigen meenen, tot isschop van Efeze was aangesteld om daar oor goed te blijven, want dat Paulus hem later beval naar Rome te komen, maar at hij als Evangelist een tijdlang te Efeze ertoeven moest, vooral om de dwaaleeraren te wederstaan, die in de gemeente aren ingeslopen; maar nog daargelaten at het beroep op II Tim. 4 : 21 niet fdoende is, omdat dit alleen een gelegeneidsbezoek geldt, doet de vraag of Timoheus als Evangelist of als Dienaar des oords te Efeze werkzaam was, er ook einig toe. De Iwangelisten waren evenals e Apostelen Dienaren des Woords, en als e Apostel aan Timotheus allerlei voorchriften geeft, hoe de gemeente moet orden ingericht, dan ziet dit bepaald op de gemeente van Efeze, waar Timotheus als Dienaar des Woords optrad. De polemiek van onze Kantteekenaren gaat tegen de voorstelling, die men reeds bij Eusebius in diens Kerkgeschiedenis kan vinden en ook bij andere schrijvers uit de oudheid voorkomt, dat Timotheus door Paulus tot bisschop van Efeze zou zijn aangesteld. Én wanneer men dit woord neemt in den zin, dien de Roomsche Kerk aan dit woord hecht, dan is deze voorstelling zeker niet juist. Want zulke bisschoppen kent het Nieuwe Testament niet.

Een tweede vraag, die niet gesteld werd naar aanleiding van een onzer artikelen, maar waartoe een verschillende wijze van uitdrukking van enkele predikanten aanleiding gaf, is deze, of het juister is te spreken van het »lijk« van den Heere Jezus óf van 4iens Jgestorven-lichaam*.

Wat de afleiding betreft, bestaat er tusschen beide woorden eigenlijk geen verschil. Lijk beteekende oorspronkelijk niet een dood lichaam, maar een levend lichaam, evenals lijf. Het woord lichaam is niet anders dan een saamstelling uit dit oorspronkelijke lijk en het oude haam, dat we nog overhebben in hemd en dat beteekent: bekleedsel Later kreeg het woord lijk de beteekenis van een gestorven lichaam, terwijl het woord lichaam de oorspronkelijke beteekenis behouden bleef.

Maar al is er, vv-at de afleiding van het woord betreft, geen verschil, ^Jtpch is er taalkundig wel een zekere nuanceering tusschen een slijk* en een »dood lichaam*. Onze Statenoverzetters gebruiken het woord lijk nooit, nóch in het Oude-noch in het Nieuwe, Testament, maar spreken altoos vatï - ^doode lichamen*, hoewel het woord lijk toen reeds gebruikelijk was. Vermoedelijk geschiedde dit, omdat het woord lijk te veel • een .volksuitdrukking was, die voor den deftigen stijl zich niet leende. En al heeft het woord slijk* nu ook in den deftigen stijl wel burgerrecht verkregen, toch ligt in dit woord nog altoos iets, dat aan het schrikkelijke, het afschuwwekkende van den dood denken doet. Vooral in het woord slijklucht* komt ^it uit. Men zal^an ook wel spreken van lijkverbranding en van buren, die een slijk" afleggen, maar men zal niet licht, van een doode, die ons lief is, sprekende, zeggen: dat is zijn lijk. Wat naar onze Sta^tenoverzetting Abraham zeide: laat mij mijn doode begraven, zou, wanneer hier stond: laat mij het lijk van, mijn vrouw begraven de teerheid van uitdrukking missen. Reeds hieroni is het niet aanbevelenswaardig van het slijk" van Christus te spreken. .Daarbij komt, dat in onze vertaling van het Nieuwe Testament nergens bij Christus van zijn slijk" gesproken wordt, maar altijd van zijn slichaam", en al kan het oorspronkelijke Grieksche woord beide beteekenen, toch houden we ons liefst aan het taalgebruik van onze Statenoverzetters. Men t^rgete daarbij ook niet, dat bij Christus, ook in den staat des doods, toch van geen »ontbinding" of sverderving" sprake is geweest. Hij is waarachtig gestorven, maar naar het profetische woord van Psalm 16 heeft God niet toegelaten, dat zijn heilige de verdei*ving zou zien. Juist datgene wat wij met het woord slijk" aanduiden, heeft bij Christus dus niet plaats gegrepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Een. tweetal vragen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's