GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zij baden daarentegen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zij baden daarentegen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de koning Jehizkia en de profeet Jeséja, de zoon van Amos, baden daarentegen, en zij riepen naar den hemel. - 2 Kron. XXXII:20.

Toen, bij het naderen van de Ballingschap, Sanherib 't beleg om Jerusalem sloeg, scheen 't in een bang öogenblik, alsof de inneming en verwoesting van de heilige stad reeds op til was. Sanherib raasde in overmoed tegen de afgezanten van Hiskia. Hoon en spot ging van zijn lippen, niet enkel tegen Jerusalem, maar zelfs tegen Jehovah uit. En in dat bange öogenblik, zoo meldt de historie, knielden Hiskia en Jesaja in d^ stille eenzaamheid voor God neder, en > ze baden tegen Sanherib, en riepen naar den hemel."

In dit ééne doordringende woord: Hiskia en Jesaja baden daarentegen^ spreekt het uiterste van den nood der wanhoop, waarin de ziel voor God kan veikeeren. Vooral drieërlei verhouding kan hierbij intreden. De eerste is, dat men hoopt zich zelf nog uit zulk een nood te redden, en schier louter formeel nog om hulpe en uitredding bidt. Daarnaast kan als tweede positie een zielsbesef intreden, dat acht door inspanning van alle kracht zich nog te zullen redden, maar toch tegelijk naar God f< ^t, om sterking door zijn kracht. En dan eerst komt in de derde plaats de doodelijke verlegenheid, waarin een dreigend gevaar ons kan werpen, zoodat we inderdaad geen uitkomst meer zien, en er moedeloos en hulpeloos voorstaan, rüaar dan ook, met volstrekt afzien van eigen doortastendheid, ons voor onzen God nederwerpen, en roepen »o God, help en red ons!"

Dit laatste nu vindt zijn uitdrukking in wat hier van Hiskia en Jesaja vermeld staat. In klare wanhoop stonden ze voor de overmacht, waarmede Sanherib de heilige stad aanviel. Wat ze ook dachten en peinsden, Hiskia en Jesaja konden geen reddende macht tegen Sanheribs overmoed over stellen; zij gevoelden, dat ze, aan zich zelven overgelaten, verloren waren. Op hulpe uit Egypte of van waar ook, viel niet te rekenen. Sanherib was meester van het terrein, en alle macht ontbrak, om zijn aanval af te slaan. Doch wel verre van zich nu als reddeloos verloren over te geven, hielden Koning en Profeet vast aan de belofte des Heeren. Redding scheen onmogelijk, en toch, er moest en zou redding komen. Hoe? wisten ze niet, en konden ze zelfs van verre niet gissen. Maar dit wisten ze, die redding zou van God, ze zou van Boven aan het bedreigde Israel toekomen. En daarom nu is het eenige wat ze vonden, dit, dat ze baden^ baden tegen Sanherib, en tegen zijn legermacht, en al wisten ze nu niet hoe, dit wisten ze dan toch, dat er hulpe dagen, dat er redding komen zou, en dat niet Sanherib, maar Jehovah Heer en Meester in de heilige stad zou blijven.

Doch let nu op de zoo in het oogloopend onderscheiden positie, waarin nood ons brengen kan. De meest voorkomende is dan wel, dat de nood ons weerstandsvermogen verhoogt. Het komt er dan op aan, of we durven, of 't ons niet aan moed faalt. En is 't nu maar zooverre met ons gekomen, dat we niet bij de pakken blijven neerzitten, maar ons zelve aangrijpen en de kracht verdubbelen, dan gelukt het telkens opnieuw om de zorgen en den nood van ons te schuiven, en ons toch weer uit de benauwdheid te redden.

Doch let nu wel, dit zich aangrijpen, dit verdubbelen van zijn kracht, en het er zich uitredden, komt volstrekt niet enkel bij de geloovigen voor. Ook bij volstrekt ongeloovigen verbaast u telkens weer die kloekheid om zich in nood en verlegenheid aan te grijpen, zulk een zijn kracht tot afwering van het dreigend gevaar verdubbelen, en straks een in triomf kunnen genieten over het ongemeen succes dat men behaald heeft.

Dit ging, dan buiten alle geloof om. Het was , de mannenmoed ea denkkracht die 'tredmiddel verzinnen en aanwenden deed. En is straks de afwending van wat dreigde gelukt, dan is er geen sprake van, om neer te Jtnielen en Gode dank te zeggen, maar dan lost het alles zich op in eigen roem en zelfverhefifiag. > Zoo overweldigend was het gevaar, en toch ben ik niet ingezonken, en heb er mij doorheen geslagen. . Komt ge ook zelf vroeg of laat in gelijke verlegenheid, doe als ik en sla er u door."

Doch nu kan geheel ditzelfde voorkomen bij iemand die gemeenlijk wel met God rekent, en daarom bidt. Bij zulk een nu voegt zich vanzelf in zijn gebed de bede om redding uit de spannende verlegenheid. Alleen maar, van het gebed weer opgestaan, wordt dan met de hulpe Gods niet meer gerekend, en is het weer de zichzelf genoegzame aaudurver in den nood, die in zich zelven triomfeert.

Geheel anders daarentegen komt 't reeds te staan, zoo aan de inspanning om zich uit den nood te redden, niets faalt, maar toch ook in volle oprechtheid gevoeld en beleden wordt, dat alles mislukte en begeven moest, zoo ge niet van oogenblik tot oogenblik steundet op uw God.

Zoo nu is in het oprechte geloofsleven de houding, waarin het kind van God door de bangheden heentast en den nood te boven komt. Die twee gaan dan samen, zoodat de krachtsinspanning en doorzettendheid niets te wenschen overlaat, en dat toch anderzijds de ziel roepen blijft naar Boven en van Boven de kracht in zich voelt nederdalen. Beide werken dan in geheiligde harmonie. Er is dan geen sprake van, dat men zich zorgeloos terugtrekt, denkende. God zal er wel in voorzien. Zulk een slapheid van zielsbestaan kent de waarachtig geloovige niet. Zijn kracht betoont zich veeleer juist daarin, dat hij zichmet volle inspanning toelegt op wat tot redding uit zijn nood dienen kon, en toch van uur tot uur in de Godgewijde stemming verkeert, als stond hij er zelf hulpeloos bij, en als had hij zich aan te klagen over zijn moedeloosheid. Er is dan tweeërlei. Van den éénen kant een niets ontziende toewijding, die de kracht verdubbelt, en van de andere zijde een volledig geloofsvertrouwen, en 't is waar deze beiden saamwerken, dat de geestelijke harmonie in den worstelaar het hoogste teweeg brengt.

Maar toch kunnen ons bange oogenblikken overvallen, waarin die harmonie tusschen ons geloof en onze krachtsinspanning ons niet gegund wordt. Zoo komt 't nog gedurig voorbij een op zich zelf doodelijke krankheid, die een onier lieven overvalt, waartegen we dan bidden, en Gode zij dank door dat gebed afwending erlangen van 't dreigend gevaar. Men ziet 't bij schipbreuk, als geen stuurman meer stuur kan geven, en het doodsgevaar den beste ontmoet. En dit nu kan in nog veel bedenkelijker zin intreden, wanneer, gelijk bij Hiskia en Jesaja, niet maar ons eigen leven, of het leven van een onzer lieven, er aan hangt, maar zoo heel ons volk en vaderland, ja zoo de zake Gods schijnt onder te zullen gaan.

Dan toch voelen we ons tot raad noch daad meer in staat. In onze onmacht deinzen we dan voor wat zienderoogen te komen staat, terug. En als we het dan toch niet mogen en niet willen opgeven, dan zinnen we niet op redmiddelen die toch niet baten zouden, roepen we geen hulpe van menschen in, die toch te kort zou schieten, doch dan is er slechts één zielsuiting waartoe we ons geperst en gedrongen gevoelen, en die eenige zielsuiting waarop we dan al onze hope werpen, 'is dan juist datgene wat we hier van Hiskia en Jesaja lezen, — dan werpt men zich met de oogen blind voor de toekomst op de knieën, en gaat bidden, bidde'n tegen den nood in, bidden tegen de bUnde muren die ons opsluiten, ja, bidden zonder iets meer van ons zelf of van de broeders te verwachten, bidden, en dan inwachten, wat God de Heere in zijn genade over ons geheugen zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Zij baden daarentegen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's