GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXI.

En het is geschied, dat zij een geheel jaar samenvergaderden in de gemeente, en eene groote schare leerden; en dat de discipelen het eerst te Antiochiê Christenen genaamd werden. Hand. XI : 26

Uit 't dusver ontwikkelde valt alzoo niet anders af te leiden, dan dat er in den Apostolischen kring ongetwijfeld een vaste opvatting allengs opkwam, en straks heerschte, omtrent de geheel eigenaardige wijze van optreden in de wereld^ die ten slotte van het Kerkelijk wezen onafscheidelijk zou blijken; maar zonder dat deze nieuw opkomende levensvorm van meetaf in klare, vaste lijnen zich afbakende. Dit nu had niet alzoo kunnen toegaan, indien het Apostolaat de orde, die te komen stond, uit eigen overlegging had ingesteld. Dan toch hadden de Apostelen van meetaf de noodzakelijkheid moeten gevoelen, om voor geheel het optreden der Kerk, èo onder de Joden èn onder de Heidenen, aanstonds vaststaande regelen in te voeren, deze vaste regelen overal aan te bevelen, en zoo te Rome als te Jerusalem deze door hen zelven uitgedachte Kerkorde in te voeren. Er zou dan aanstonds een vaste Kerkorde door de twaalf Apostelen zijn ingevoerd, en ook aan Paulus zou niet anders verbleven zijn, dan om zich bij deze vaste Kerkorde san te sluiten en er zich aan te onderwerpen. Er zou geen sprake van geweest zijn, dat de zendeling van Tarsen, die eerst later opdaagde, aan het stellen dezer vaste regelen aandeel zon hebben gehad. Toen Paulus optrad, moest dan van de zijde der twaalf Apostelen geheel de Kerkelijke regeling gereed hebben gelegen, en ook aan Paulus zou niet anders verbleven zijn, dan om zich in deze door de twaalf Apostelen vastgestelde regeling te voegen. Het zou dan niet geweest zijn een beproeven door de Twaalf om zekere aanvankelijke orde tot gelding te brengen. Ze zouden van meetaf, juist als Apostelen, met geestelijke autoriteit hebben gehandeld, en alle eeuwen door, en dus ook in onze eeuw, ja tot aan het einde der dagen, zou deze vaste, door hen ingestelde orde, stellige zeggenschap in alle Christelijke Kerken hebben verworven. De ligging der Kerken zou geen verschil hebben gemaakt. Of er sprake was van Kerken in Jerusalem, in Antiochië, in Colosse, in Philippi, in Corinthe of in Rome, zou geen onderscheid gemaakt hebben. De ééne vaste orde, die zij als Apostelen met alles beheerschende Goddelijke autoriteit invoerden, zou voor alle land en alle volk, voor alle eeuw en voor alle gelegenheid, hebben gegolden. Van verschil of onderscheid zou geen sprake zijn geweest. Hun autoriteit stond van meetaf vast, en wat blijkens de H. Schrift door hen ing'-steld werd, zou volstrekt niet alleen voor hun land en hun tijd gelden, maar voor eens en immer onherroepelijk vast staan, en voor alle eeuwen zijn ingevoerd.

Waar een beroep wordt gedaan op het gezag der Heilige Schrift, valt alle onderscheid en verschil van eeuwen en volken weg. Geen onzer denkt er ook maar van verre aan, dat voor de onderscheidene deelen der wereld, waarin de Kerk van Christus optreedt, de uitwijzing, bepaling en aanduiding van de H. Schrift, een uiteenloopende beteekenis zou hebben. De Heilige Schrift is één, haar zin en bedoeling is één, en daarom gedoogt onze onderwerping aan het Schriftgezag niet, dat in de ééne eeuw of in het ééne land der wereld, de ordinantiën een anderen zin en een andere beduidenis zouden hebben dan in de andere. Ware eenmaal door den Heiligen Geest onder de Apostelen de vaste regeling van het Kerkelijk leven tot besliste uiting gekomen, dan zou 't niet anders kunnen, of deze ééne, alles beheerschende regeling zou allerwegen tot heerschappij hebben moeten geraken, en in alle eeuwen onvoorwaardelijk zijn doorgegaan. Er zou dan geen door studie zich verruimende beheersching van het Kerkelijk leven door den Christus zijn ingeleid en vastgesteld, doch ééns en voorgoed zou reeds in de eerste jaren na Jezus hemelvaart een vaste, onveranderlijke Kerkelijke huisorde zijn ingevoerd; van verschil in de toepassing van deze huisorde zou geen sprake kunnen zijn; en ili wat land of in wat eeuw men ook een openbaring van het Kerkelijk leven te beoordeelen vond, moest 't steeds en onveranderlijk zich geheel gelijkvormig voordoen en aan vaste, onveranderde orde gebonden zijn. Eens en voor altijd zou dan de levensorde voor de Kerk van Christus aan de Apostelen en door de Apostelen aan de Dienaren des Woords gegeven zijn. Van verandering van toestand of van wijziging van inzicht kon dan geen sprake zijn. Eeuw na eeuw zou steeds geheel op elkander gelijken moeten. De Christus zou die orde dan eenmaal en voor goed aan zijn Apostelen hebben toevertrouwd. De Apostelen zouden de door Christus hun voorgehouden orde aan de Kerken hebben opgelegd. En geheel het Kerkelijk leven zou er zijn eere in moeten zoeken, om steeds opnieuw die ééne vaste orde op geheel gelijke wijze tot gelding te brengen.

Met deze, ook onder ons nog vaak geldende, voorstelling mogen we intusschen geen oogenblik vrede nemen. Zoo toch wordt het voorgesteld, alsof de Christus op den Pinksterdag zijn Koninklijk gezag op zijn Apostelen zou hebben overgedragen, en aisof van dit oogenblik af de Christus zich van het Kerkelijk regiment zou hebben teruggetrokken, om eeniglijk de Apostolische bepalingen over de toekomst van zijn Kerk te laten beslissen. Op zichzelf nu zou zich dit hebben laten denken, bqaldien de bekeerde Christenen zich steeds scherper uit het gewone volksleven en menschenleven hadden teruggetrokken, om op afgezonderde wijze een sectarisch bestaan voort te zetten. Men zou zich op de Anabaptistische lijn hebben voortbewogen en van een optreden der Kerk op breede schaal zou geen sprake zijn geweest. Het onderscheid waarop het hier aankomt, vatte men daarom scherp in het oog.

Is de rechtstreeksche inwerking van den Christus op zijn Kerk door de instelling van het Apostolaat voleind, en zulks wel in dien zin, dat hij zich van den Pinksterdag af zelfs, persoonlijk, uit het vormelijke bestuur en uit de leiding van zijn Kerk terugtrekt, om nu uitsluitend de regelen te laten doorwerken, die door het Apostolaat zijn ingesteld, dan staan Kerk en wereld geheel gescheiden naast elkander. De heerschappij van den Christus over de volken en personen gaat dan vanzelf door, maar de Kerk is van den Pinksterdag af geïsoleerd. Voor de Kerk is dan een afzonderlijke orde ingesteld, die orde is dan gebonden aan het Apostolaat, en het is het Apostolaat dat alle eeuwen door de eenig vaststaande regelen voor het bestaan en voor het leven der Kerk aangeeft. Ze büjft dan wel de Christelijke Kerk en Christus beheerscht haar, doch van af den Pinksterdag niet meer rechtstreeks, doch, omgekeerd, eeniglijk door het Apostolaat. In dit Apostolaat heeft de Christus dan de volledige orde voor de inrichting van zijn Kerk op aarde gegeven.

Ongetwijfeld gaat dan ook de regeling van bet Kerkelijk leven van den Christus uit, doch in twee tempo's. Eerst is dan toch het Apostolaat ingesteld en in dit Apostolaat is de regelende macht gelegd, die, eeuw na eeuw, en tot het einde der dagen, het bestaan en de lotgevallen der Kerk beheerschen zal. Ook deze regeling is alzoo van Christus, doch niet rechtstreeks. De Christus heeft deze regelende macht en bevoegdheid immers in het Apostolaat gedeponeerd, en het Apostolaat heeft in de Heilige Schrift de ordinantiën van het Kerkelijk leven voor alle eeuwen en onder alle volken vastgesteld. Aldus gaat er derhalve van den Christus tweeërlei regiment uit. Eenerzijds het regiment over het leven der wereld in zijn volle indeeling, en anderdeels over die bijzondere groep, die in de Kerk door den Doop en de belijdenis is opgenomen. Die heerschappij nu, die de Christus nog steeds uver het leven der geheele wereld en alzoo over de verschillende volken uitoefent, blijft onderscheidenlijk niet alleen maar ook steeds rechtstreeks doorgaan. Niet alleen Profeet en Hoogepriester, maar ook Koning is de Heiland. Het staat zoo duidelijk in Phil. II:9 v.v.: gt; Daarom heeft hem God gegeven een naam welke boven allen naam is, opdat in den naam van Jezus zich zoude buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zoude belijden, dat Jezus Christus de Heere is tot heerlijkheid Gods des Vaders t.

Aan die eenzijdige opvatting beantwoordt dan ook de loop der historie in het minst niet. Reeds zou het zonderling zijn, dat bij zulk een opvatting het hooge zeggenschap schier eeniglijk van den na-gekomen Paulus uitging. Het zou dan veel meer voor de hand hebben gelegen, dat de twaalf in accoord opgetreden Apostelen, onder de leiding vooral van Petrus en Johannes, de vaste Kerkelijke instellingen hadden ontworpen, inge­ voerd en schriftelijk bevestigd, en dat Paulus, als eerst later opgetreden, zich aan deze Apostolisc'^s ordinantie had aangesloten. Wat DOS daarentegen niet kan toespreken noch voldoen, is de voorstelling, alsof het hier dg algemeene Apostolische regeling zou gelden; dat aan deze algemeene Apostolische regeling verreweg de meeste Apwstelen zoo goed als geen enkel deel namen; en dat hetgeenApostolisch wordt ingesteld en ingevoerd, zulk een onvast en vaag karakter blijf behouden, dat eerst de later opgetreden Paulus, die aanvankelijk geheel buiten de Twaalven stond, naar aanleiding van moeilijkheden die zich te Corinthe voordeden, voor 't eerst de volledige regeling zou ingevoerd en toegepast hebben. Geheel deze voorstelling druischt dan ook t^en de historische werkelijkheid in. Ea hoe hoöge waarde we ook toekennen aan wat Paulus in zijn Brieven ter zake van de Kerkelgke ordinantiën en de Kerkelijke orde aangeeft, het kan en mag dan toch riiet anders dan in idealen zin worden verstaan en toegepast. De Gereformeerde Kerken, onder Calvijns leiding, genoten dan ook het hooge voorrecht, in hare Kerkenorde de rijkste en nobelste opvattingen te bezegelen ; doch hos hoog ze hierin ook grepen, toch is er geen sprake van, dat zij reeds het hoogste ideaal dat de Apostel ons voorhoudt, zouden verwezenlijkt hebben. Men mag dit zichzelven en anderen tijdelijk diets maken, maar zelfs in ons eigen land, waarin het Kerkelijk proces nog het rijkst verliep, is toch de droeve uitkomst geen andere geweest, dan dat de Magistraat na 1619 het Kerkelijk leven bijna geheel van zich afhankelijk maakte, en dat er van het ideaal door Paulus geteekend, schier niets overbleef. Zelfs nu weer zitten tal van Gereformeerde Kerken '"'^ denzelfden strik bevangen. Ze zouden 't o, zoo gaarne anders willen, doch ze kunnen niet anders, en niet de goedwilligheid der Overheid noch ook de geestelijke macht van 't Kerkelijk leven, maar schier uitsluitend de bittere vijandschap die tegen de Kerk van Christus onder de Socialisten opwaakte, zal er ten slotte toe leiden, dat de banden die de Kerken op onheilige wijze bonden en verstrikten, ten leste doorgesneden en krachteloos gemaakt worden.

Niets belet ons natuurlijk, dat we desondanks in ons eigen Kerkelijk verleden roemen, wijl we voor oogen zien, hoe veel kostelijks dan ten minste nog in onze Nederlandsche Kerken overbleef, dat in schier alle andere landen en Kerken ten eenenmale gemist wordt. Van elders wordt thans met gretigheid een blik geslagen op de gesteldheid van onze Nederlandsche Kerken, gelijk ze uit de Reformatie gerijpt zijn, en het is daarom volkomen juist, dat we, ons eigen Kerkelijk leven bij dat van andere Protestantsche landen vergelijkend, nog vaak een juichtoon doen hooren, bij het terugzien op het verleden, dat onze vaderen wisten in te voeren; maar toch neemt de ontevredenheid met den bestaanden toestand hand over hand toe, en is de dag allicht niet verre meer, dat onze laatste banden zullen geslaakt, en het Amerikaansche ideaal ook hier te lande zal verwezenlijkt worden. D jch al bestaat er uitzicht, dat deze verwachting verwezenlijkt zal kunnen worden, toch is er geen sprake van, dat het de Kerkeraden of Classes of Synoden zijn, die deze rijker tijden voor ons ontsluiten doen. Wat zich in steeds duidelijker zin aankondigt, is niet vrucht van honger geestelijk leven, maar enkel van de scherpe afscheiding die zich tusschen de geloovige en de ongeloovige wereld almeer aandient. Dusver hield nog steeds de vermenging stand van het Kerkelijke en het burgerlijke leven. Tusschen die beide begint thans almeer een grens te gapen, en het is die alleszins toe te juichen afschilfering, die ons den weg der vrijheid opleidt, en de belofte met zich brengt, dat welhaast ons Kerkelijk leven een karakter van zuiverder allooi zal erlangen.

Het baat dan ook niets, of we den jammer van de Kerkelijke toestanden op allerlei wijs pogen te vergoelijken. Wat wij als Gereformeerden op grond der H. Schrift als Kerkelijk ideaal hoog houden, is practisch een bede die nog steeds op verhooring wacht. Een Kerkelijk geheel, gelijk ons dit zou toelachen, en, naar Paulus ideaal, zou moeten toespreken, bestaat een voudig niet. Het schittert ons van verre tegen als een hoog ideaal, en ten deele pogen we-het te verwezenlijken, doch de realiteit ervan blijft nog steeds ontbreken. Ongetwijfeld zijn we in onzedoleerende, en ten deele ook in onze afgescheiden Kerken, het door ons geliefkoosd ideaal naderbij gekomen, maar ook hier blijft de volle bereiking van dit ideaal nog toeven. Het verschil, dat 1834 van 1886 scheidt, werkt hoe gelukkiglijk ook practisch overwonnen, toch nog steeds na, en de gebondenheid aan de nawerking van het verleden, merkt ge nog steeds op zeer nadeelige wijze. Doch al ziet men hier over heen, wat beteekent het dan nog voor het geheele bestand der wereld, dat op de 1500 a 1600 millioen bewoners van deze aarde, een klein millioen ten onzent, na negentien eeuwen, het rechte pad koos en vond ? En roemt men er in, hoe althans in Amerika de zuivere ijver meer doortastend bleek, dan nog blijft 't er steeds op neer komen, dat, over heel de wereld saamgenomen, een aantal van 20 a 25 millioen belijders van Gereformeerd karakter het ideaal nader zag komen, doch. altoos zoo, dit zelfs deze 20 a 25 millioen alle geregeld onderling verband missen, en steeds meer elk hun eigen gang gaan. Wel zijn er, met het oog op deze teleurstellingen, idealen opgewekt en pogingen aangewend, om, over de bestaande Kerkelijke verschillen heen, een soort van Bond der geloovigen uit alle gezindheden en volken saam te brengen, doch, hoe hoog dit oude ideaal ook sta aangeschreven, het loopt evenzoo op niet anders dan op teleurstelling uit. Van niet één kant is er uitzicht, dat de geloovigen van alle landen elkander in heilige harmonie ontmoeten zullen, en een rijker Kerkelijke eenheid zullen doen opwaken. Kerkelijke tradities zitten zoo vast in het leven ingeroest, dat zelfs de kleinste wijzigingen en verbeteringen niet kunnen worden aanbevolen, of er steekt alras een storm van de meer conservatieve geesten op, om elke zuivering onvoorwaardelijk af te wijzen. Er mag dan ook niet aan getwijfeld, of de hindernis van de Kerkelijke vormen, die steeds alle verbetering belet, zal tot het laatste toe aanhouden, en eerst dan voor goed wegvallen, als de eindbeslissing komende is, de Voleinding nadert, en de bitterste vervolging die ooit gekend is, zal intreden. Zoolang de oude historische vormen nawerken, en trekken blijven, komt er geen ontspanning, ook al mag gehoopt, dat de Overheidshand van lieverlede weg zal vallen, omdat het ongeloof der Overheid elk doortasten belemmert. In geen moment van het Kerkelijk le^en ismen er in geslaagd, om door onderling overleg de tweespalt, die opdook, te bezweren. Eerst als ten slotte het leven er mee gemoeid werd, verzette men de bakens en daagde er een betere toekomst. Geleidelijk komt mea tot een alomvattende hervorming van het Kerkelijk leven nimmer. Misschien zeer partieel en in zeer kleinen kring, maar nimmer op een - allen omvattende en hervormende wijze.

Zoo leidt derhalve geheel het verleden, en evenzoo al wat op dit oogenblik in het Kerkelijk leven tintelt, er toe, om de Kerken allengs van veel onzuivere banden los te maken, en zoo geestelijk als geldelijk op eigen krachten te laten teren. Deze ongetwijfeld belangrijke wijziging zal echter niet opkomen uit de zedelijke kracht die in de Kerkelijke organisatie zelve schuilt, maar eeniglijk uit de vijandelijke macht, die in het wereldleven zich straks sterker en strenger tegen den Christus en zijn Kerk zal gaan openbaren. Men vordert dan ook in het minst niet, of men den gang van het Kerkelijk leven al vaster binden wil aan het ideaal dat ons in het Nieuwe Testament wordt voorgehouden. Dat ideaal toch heeft uitsluitend en ^eeniglijk betrekking op de Kerkelijke organisatie, en met het oog hierop mogen wij Gereformeerden er ons in verheugen, dat we het ideaal zooveel nader bijkwamen, mits men maar rondborstig erkenne, dat ook onder ons nog altoos zooveel ellende uit het verleden nawerkt, en de geest die onze vaderen bezielde, zoo jammerlijk in tweespalt verliep en zijn werking zag inkrimpen.

Hoofdzaak blijft 't daarom, ook thans weer in het regiment der Kerk op het Koninklijk regiment van den Christus terug te gaan. Dit Koninklijk regiment van den Christus strekt zich volstrekt niet eeniglijk over de afgezonderde Kerken uit, maar over die Kerken in verband met het leven der volkeren, met hun actueelen toestand en met hun toekomst. De stipte, strenge vorm van het Kerkelijk leven blijft zijn hooge en heilige beteekenis behouden. We laten dit ideaal niet varen. En zullen er steeds op bedacht zijn, het in voller en zuiverder vorm te verwerkelijken. Maar toch, die Kerkvorm is de leidende gedachte niet, die in het Koningschap van Christus den toon en de richting aangeeft. Eeuw na eeuw heeft het den Christus behaagd, dien strengen Kerkvorm zelfs los te laten, en een inmenging van de Overheid uit te lokken of toe te laten, die het proces van het wereldleven weer een schrede verder kon brengen. Zeker, in de onheilige tinten die bij de Kerstening van Europa aan het licht kwamen, mengden zich niet slechts enkele, doch zelfs zeer vele onheilige vormen, die de zuivere opbloeiïng van de Kerk en de heiliging der volken hinderlijk moesten zijn. Doch al bleek dit steeds duidelijker, te ontkennen viel toch niet, dat deze eigenaardige vormen van het publieke leven onder de gedoopte volken, in bet bestel van den Christus het middel zijn geweest, om het Christelijk geloof een beteekenis te doen erlangen, die 't anders nimmer zou hebben bereikt. Er kleeft aan die Kerstening van Europa een grievende en snijdende teleurstelling nu de afval intrad; maar toch, wie nagaat hoe bijna nietig de invloed van de Kerk van Christus op de 800 millioen Aziaten is, zal verstaan hoe in het bestel van den Christus het verhaken van den zuiveren Kerkvorm noodzalijk was, om een gekerstend Europa op te roepen als historisch product.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's