GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXI.

Ik loop dan alzoo, niet als op het onzekere; ik kamp alzoo, niet als de lucht slaande. I Cor. IX: 26.

De moeilijkheid, waarop inen van Kerkelijke zijde thans steeds meer stuit, om het kenmerk, dat men voor de zuiverheid van het Kerkelijk wezen gelden laat, van allen valschen schijn te bevrijden, en streng bindend van karakter te maken, doet zich niet thans eerst voor. Veeleer is deze ernstige moeilijkheid van meet af in de Kerkelijke saamleving opgekomen, en heeft er op breede schaal toe geleid, dat tal van groepen van Kerken zich afzonderden en een sectarisch karakter aannamen. Men stuitte dan op zeer ernstige wijze op de onzuivere houding, die de officieele .Kerk aannam bij het uitoefenen van haar keur en tucht, en achtte aan deze zoo bedenkelijke dwaling niet' anders weerstand te kunnen bieden, dan door alSr Kerkelijke groep op zich zelve te gaan staan, en zich van het overwegend geheel der verbonden Kerken te moeten afscheiden. Voor ons, in Nederland, waren het met name twee sectarische groepen, die overwegend belang inboezemden, en waarvan de duurzaamste zich aandient in de Waldenzen, en de minder bekende zich aan den naam van Labadie verbindt.

De Waldenzen zijn van deze twee de oudste. Petrus Waldus, die hunne groep tot formatie bracht, leefde in de 12e eeuw en was eerst beslist Roomsch, zóó zelfs dat hij aanvankelijk weigerde zich met zijn volgelingen van de Pauselijke hiërarchie af te scheiden. Oorspronkelijk noemden deze Waldenzen zich Leonisten, en zulks wel omdat ze in Lyon het eerst tot gedeeltelijke afzondering kwamen. „Armen van Lyon" was toen de naam, dien ze meest voerden. Ze namen van meet af een zeer nederige positie in, en werden uit dien hoofde vaak Humiliates genoemd. Ze maakten van het lezen vaii de Heilige Schrift vasten regel, voerden leekenpredikatiën in, en onttrokken zich aan de Mis. In 1215 bande het Lateraan Concilie hen uit de Katholieke kerk. In de 15e eeuw werd zelfs een kruistocht tegen hen gepredikt, en in 1680 werd een geheele groep van deze Waldenzen door Fransche en Italiaansche troepen aangevallen en ten deele uitgemoord. Dit dwong hen zich over Italië, Bohemen en Frankrijk te verspreiden, en in hoofdzaak in de gebergten van Piemont een toevlucht te zoeken. Gelijk wel niet anders kon, hebben dezen zich toen in de dagen der Reformatie aan de Hervormingsbeweging aangesloten, en het is in dezen vorm dat ze zich toen uit Piemont in Duitschland en Frankrijk aandienden, om ten slotte geheel in de Reformatie op te gaan, en zich niet met de Luthersche Kerken, maar met de Calvinisten in nader contact te stellen. Sedert 17 Februari 1848 zijn ze toen in Italië door den toenmaligen Koning van Sardinië als vrije, , zelfstandige Kerk erkend, Vooral in de deelen van Matino, Angrona en Lucerna vonden ze toen gereede schuilplaats. Toch slonken ze spoedig ten deele weer weg, zoodat ze in Piemont slechts 15 gemeenten met 20, 000 kerkleden overhielden. Hieraan echter sloten zich toen van lieverlede nog 44 Kerken met 45 Bedienaren desWoords aan, die er in slaagden te Florence zelfs een theologische school op te richten. Elke vijfjaren vergadert een Synode van alle deze gezamenlijke Kerken, en saamgenomen wisten ze allengs zulk een kracht te ontwikkelen dat ze in de Rivista Christiana zelfs een eigen orgaan erlangden. Berard gaf in 1892 te Lyon een keurig geschrift over deze Waldenzen uit, onder den titel Les Vaudois, en een jaar daarna zag te Turin de Storia dei Valdesi het licht. Arm en behoeftig als de Waldenzen steeds waren, zonden ze veelal hun financieele collectanten naar Engeland, Nederland en Duitschland, en mogen zich thans in rijke ontwikkeling verheugen. Deze bijzonderheden vereischten hier mededeeling ter wille van de bekendheid, die de Waldenzen reeds in de 16s eeuw ook ten onzent erlangden.

De moeilijkheid waarin Petrus Waldus zich bevond, was van uiterst pijnlijken aard. Steeds klaarder rijpte zijn overtuiging, dat hij zich niet voegen mocht in wat door den Roomschen clerus als geloofsplicht werd opgelegd; en toch gevoelde hij anderzijds met steeds vaster overtuiging, dat hij zich, met het oog op Gods Woord, niet langer voegen kon noch mocht in wat de Roomsche clerus hem met beslist gebod oplegde. Hij kwam alzoo steeds pijnlijker tusschen twee vuren te staan. Eenerzijds gevoelde hij, dat hij niet breken mocht met de Kerk waarin hij geboren, gedoopt en opgevoed was, en anderzijds drong toch steeds dieper de overtuiging bij hem in, dat hij in innerlijke waarheid zou te kort schieten, indien hij den schijn bleef aannemen, alsof hij zich nog naar de Roomsche belijdenis voegen kon. In de grondbelijdenis van den Christus als den Zone Gods, en in de vergeving der zonden door diens zoendood, bleef hij zich met den clerus van zijn dagen één gevoelen, maar anderzijds stiet de verdere uitwerking van zijn geloof hem steeds verder van de Pauselijke hiërarchie af. Er bleef ook hem een geloofsband aan de Kerk, wier Doop hij ontving, verbinden, maar in zijn optreden als leeraar zag hij zich toch genoodzaakt een weg te betreden, die hem van Rome scheidde. Op scheiding is het dan ten slotte ook uitgeloopen, en daar in Italië het gezuiverde geloof zich destijds nog niet tot een algemeene reformatie had kunnen vastzetten, kon aan de slingesjng ten slotte geen einde komen, dan doordien hij, niets ontziende, ten slotte zich van deze oude moederkerk afscheidde, en zich almeer in 'een eigen geloofsvorm aandfende. Van zelf noopte hem dit, om zich, zooveel het kon, met andersdenkenden in andere deelen van Europa in verband te stellen, en zoo kwam ongedwongen en als van-zelf zijn geloofsisolement tot beslissing. Doch uit geheel deze positie vloeide dan ook van zelf voort, dat hij met zijn volgelingen in de 12e eeuw in een zeer benepen toestand geraakte, die eerst in de 16e eeuw tot nadere ontplooiing leidde. Aanvankelijk toch stonden de Waldenzen met hun neiging tot Reformatie zoo goed als geheel alleen. In den omtrek van huu valleien was destijds nog van geen Reformatie, in wat vorm dan ook, sprake. Doch geheel anders werd dit natuurlijk, toen vier eeuwen later de Reformatie de groote breuke in geheel de Kerkelijke eenheid sloeg. Toen toch drong de poging tot Reformatie in Zwitserschen of Lutherschen geest ook, in Italië door, legde ook op de nazaten van Waldus en zijn volgelingen beslag, en leidde er vanzelf toe, dat men op de bergen van Piemont tot keuze tusschen Rome en de Refoematie overging. Aanvankelijk heeft toen de Overheid, die in deze streken het bewind voerde, zich tegen het doordringen van deze Reformatorische actie in het noorden van Italië verzet. Rome waakte er voor dat de Regeering niet toegaf, en gelijk we zoo straks reeds opmerkten, eerst toen de vrijheidsbeginselen ook in Noord-Italië op breede schaal doordrongen, slaagden ook de erfgenamen van Petrus Waldus er in, zich op geheel vrijen voet te organiseeren.

Van geheel ander karakter is de meer spiritualistische actie die van Jean de Labadie in ons eigen land uitging, en die omstreeks 1666 tot niet zoo onbeduidenden invloed geraakte. Afwisselend werd zijn naam geschreven als Labadie of als de la Badie. Te Bourges was hij den lOen Februari 1610 in Guyenne geboren. Hij was van hoogadelijke familie, en zijn vader stelde zich niet anders voor, dan om hem doQr degelijke rechtsstudie te bekwamen voor het bekleeden van een rechterlijk ambt. De opleiding door de Jezuïten-orde stond destijds ook in dit deel van Frankrijk ten zeerste in trek, en zoo lag er niets onnatuurlijks in, dat zijn vader hem reeds in 1617, toen hij zeven jaar oud was geworden, op een degelijke Jezuïten-school zijn eerste opvoeding liet ontvangen. De Jezuïten die meesters van deze school waren, en wier menschenkennis een grondig karakter droeg, ontdekten reeds spoedig de rijke gaven die in Labadie schuilden, en waren er uit dien hoofde, nog eer hij zijn tiende jaar bereikt had, op bedacht, hem niet in de Juridische, maar in de Theologische studiën op te leiden. Labadie leende zich daartoe, en ook van zijn vader ging er geen verzet tegen uit. Vooral in dat deel van Frankrijk, waar zijn vader thuis hoorde, en waarin Labadie zelf geboren was, stonden de Jezuïten destijds in zeer hooge achting, en zoo lag er niets onnatuurlijks in, dat hun scholen ook een zoo talentvol oaan als Labadie sterk aantrokken.

Toch voldeed wat de Jezuïtische leeraars hem zochten te doen aanvaarden, hem reeds .van meetaf niet al te zeer. Vooral te Bordeaux, waar hij de Jezuïtische school bezocht, kwam voor zijn besef Gods Woord niet genoegzaam tot zijn recht. Hij had zich reeds van zijn eerste ontwikkeling af op de lectuur van de H. Schrift toegelegd, en op wat hij hieruit in zich opnam, gaf de leer der Jezuïten niet genoegzamen weerklank. Toen hij eenmaal in de Schrift zich tot op zekere hoogte had ingezet, kwam hij steeds meer onder den indruk, dat hetgeen de Jezuïten hem al vaster poogden in te prenten, niet met de H. Schrift overeenstemde, maar er veeleer van afweek en hem van den inhoud der H. Schrift vervreemdde. Vooral de voor-: verordineering had vat op zijn hart erlangd. Bestendige lectuur van de H. Schrift gaf hem den steeds stelliger indruk, dat de Christelijke opleiding hem in de Schriften door de Schrift in de leer der verkiezing en de roeping der genade behoorde in te leiden. Steeds dieper gevoelde hij dan ook, dat wat de Jezuïten in hun scholen hem poogden in te prenten, niet strookte met_^de Openbaring, die ons van Godswege toekwam, en aanstonds wendde hij dan ook pogingen aan, om de Jezuïtische leeraars aan wier leiding hij was toevertrouwd, hiervan te overtuigen.. Het eenvoudigst ware het natuurlijk geweest, zoo hij aanstonds met de Jezuïten, en zelfs met de Roomsche geestelijkheid, gebroken had, om zich voortaan meer naar het Protestantisme over te buigen, maar dit denkbeeld sprak hem aanvankelijk geenszins toe. Hij was aan zijn Moederkerk teederlijk gehecht, en zag niet in, waarom hij er niet in zou slagen, om die Moederkerk tot zuiverder belijdenis over te lokken. Dityechter liep, gelijk te verwachten was, op niets dan bittere teleurstelling uit. Een officieele klacht werd door het Jezuïten-college bij den Aartsbisschop van Bordeaux tegen hem ingediend. Zoo werd bij dan aangeklaagd, steeds beslister Calvinistische gevoelens te koesteren, en de Moederkerk te hoonen. Vooral tegenover de Monniken was hij zonder sparen te velde getrokken, en hij beriep zich steeds driester op mystieke visioenen, die hem den grondslag voor zijn prediking boden. Vandaar de niets sparende aanval. Die aanval mislukte echter geheel.Labadie toch wist zich met zulk een gloed vaü overtuiging te verdedigen, dat de aartsbisschop ten slotte de Jezuïten in het ongelijk stelde, en Labadie zijn kerkelijke positie behouden liet. Zoo brak hij dan met de Jezuïten ten eenenmale, scheidde zich van hun orde af, om zich bij de vaders van het Oratorium aan te sluiten, en zich te Parijs metterwoon te vestigen. Hiermede echter was het hem nog geenszins gelukt, voldoende vrijheid van geestelijke beweging te erlangen, en niet lang daarna zag hij geen anderen uitweg, dan om zich bij de Jansenisten aan te sluiten. Deze hadden toentertijd nog niet finaal met de Roomsche Kerk gebroken, zoodat met name de Bisschop van Amiens zich van heeler harte bij hen aansloot. Zoodra deze van de moeilijkheden waarin Labadie geraakte, kennis nam, bewoog hij hem een Kanunnik-plaats in PicSrdië aan te nemen. Labadie aanvaardde deze roepirig, en hield er ziph zeven jaren lang in staande. Onderwijl echter ontzag hij zich niet, in predicatiën èn lezingen zoo sterke anti-Roomsche denkbeelden te ontwikkelen, dat ook de Bisschop van Amiens ten slotte met hem breken moest. Vooral na het overlijden van Richelieu ontzagen de Jezuïten zich dan ook niet, om zijn verblijf in Picardië steeds onveiliger te maken, zoodat hij tenslotte besloot in Port Royal des Champs, den zetel der Jansenisten, zijn toevlucht te nemen, waar hij voor 't eerst met de werken der Reformatie, met name met die van Calvijn, kennis maakte. Meer dan eens poogden de Jezuïten dan ook, nu hij zoover ging, formeel met hem te breken en hem gevangen te nemen. Hij week toen uit naar het sterk protestantsche Montauban, en allengs nam de spanning derwijs toe, dat hij zelf begreep, toch niet langer met de Roomschen in Kerkgemeenschap te kunnen blijven, en zoo brak hij met Rome, en deed den 16en October 16 S O belij denis van de Gereformeerde leer. De Calvinisten waren hiermede derwijs ingenomen, dat zij hem spoedig tot hoogleeraar aan hun Universiteit aanstelden, en zelfs tot rector van de Universiteit benoemden. Toch hield ook zoo de felle strijd, waaraan hij' nu reeds tal van jaren was bloot gesteld geweest, niet op. Over het begraven van een Protestant onder Labadie's leiding was felle bitterheid bij de Roomsche geestelijkheid ontstaan, en door haar stoken bij de Regeering opgekomen, zoodat hij in 1657 Montauban ontvluchten moest, en zich terugtrok naar de vrije stad van Oranje. Hier was de geheele bevolking Calvinistisch, en hieruit verklaart het zich, dat hij reeds na enkele weken hier een aanstelling als Dienaar des Woords ontving. Ook hier echter liet Lodewijk XIV hem niet met rust, en reeds in 1659 zag Labadie zich genoodzaakt naar Engeland te vluchten en daar zich als Dienaar van de Fransche gemeente ambtelijk te laten aanstellen. Hierin kwam evenwel reeds, eer hij Londen bereikte, een verandering. Hij moest toch door Geneve trekken, en daar werd hij met zulk een warme toejuiching ontvangen, dat hij er tijdelijk bleef.

Eerst uit Geneve werd Labadie ook tenonzent aanbevolen, en wel door geen minder dan door Voetius, bij wien Hoornbeek, Essenius, Lodensteyn en Jonkvrouw Schuurman zich voegden. Die ingenomenheid wies in de eerste jaren van zijn verblijf te Geneve zelfs derwijs aan, dat men reeds in 1666 geslaagde pogingen wist aan te wenden, om hem uit Geneve naar Nederland over te brengen, en zulks wel bij de Waalsche Gemeente te Middelburg. Labadie was aanstonds van oordeel, dat hij deze roeping op moest volgen. Nederland's invloed overtrof destijds dien van Geneve verre. Hij aarzelde dan ook geen oogenblik, om de vereerende roeping op te volgen, en begaf zich naar Middelburg over Utrecht. Hier maakte hij, eer hij verder trok, persoonlijk kennis met Voetius, Essenius, Nethesus en Lodensteyn. Hij bleef er tien dagen, en boeide niet alleen de Utrechtsche theologen, maar tegelijk met hen de vele-theologen, die op het gerucht van zijn aankomst naar Utrecht waren gespoed, om met den zoo beroemden Franschen theoloog kennis te maken. Zijn komst en tijdelijk verblijf te Utrecht was dan ook voor onze theologische wereld metterdaad een gebeurtenis. Alles stond stil, en alles liep te hoop, om met den beroemden Franschman persoonlijk kennis te maken. Hij gold nu voor beslist Calvinist, en het boeide aller aandacht, dat uit Frankrijk, waar eens het Calvinisme zoo hoogen naam veroverde, thans weer een theoloog van den eersten rang was overgekomen, die den moed bezat, om als een tweede Calvijn voor de belijdenis, welke eens voor Frankrijk zoo hoog stond aangeschreven, op te treden.

In Middelburg werd Labadie met warme ingenomenheid, niet door heel de Kerk, maar te meer door de Calvinisjten van echten bloede ontvangen. Zelfs in Zeeland, en ten deele zelfs op het eiland Walcheren was, toen Labadie er binnen toog, de warme aanhankelijkheid voor de belijdenis der vaderen reeds zienderoogen afgekoeld. De inzinking van het Kerkelijk leven, die reeds in het begin van 1600 ook de Zeeuwen ontzenuwde, had zich ook op Walcheren invloed weten te verzekeren. Het eiland Walcheren vooral was aanvankelijk een gelukkige copie van Geneve geweest, maar in de daarop volgende periode, toen de vrede de eerst zoo harde veHrukkipg vefving, en scheepvaart en handel heel het volk verrijkten, daalde het geestelijk diapason ook in Zeeland, en werd de eens zoo hoog gespannen veerkracht gedempt. Dit nu maakte op Labadie een uiterst pijnlijken indruk, en niet lang meer of hij gevoelde zich geroepen en gedrongen om te Middelburg en op heel Walcheren de allengs ingeslapen theologen wakker te roepen. Dit was oorzaak, dat zelfs de aanhangers van Voetius, die in Zeeland hun roeping vervulden, allengs door hem werden ingeprent. De aanvankelijk zoo be'zielende eenhiid in streven koelde hierdoor op bedenkelijke wijze af. Labadie achtte zich geroepen om de collega's uit hun droom wakker te schudden, en juist dit was wat de collega's niet zetten konden. Volgaarne wilden ze hem in hun kring opnemen, bijaldien hij samen met hen 'ijveren wilde, maar ze pasten er voor om door hem gekapitteld te worden, en dit wel op zoo niets sparende wijze als Labadie het aandorst,

Toch zou allicht het gerezen geschil nog vereffend zijn, indien niet juist destijds de medicus Hendrik Meyer het aan had gedurfd, om de Gereformeerde Belijdenis aan te tasten, en de leer der Kerk te binden aan wat de Wijsbegeerte ' ten slotte als aannemelijk ijkte. Dit-gaf in de geheele Kerk een pijnlijke beroering en Coccejus met Heidanus ontvingen Synodalen last, om er een overtuigend geschrift tegen uit te geven. Dat het hiertoe niet kwam sproot dan ook eeniglijk voort uit het alles in rep en roer brengende feit, dat de predikant van-Utrecht, Ds. Wolzogen, de Synodale heeren voorkwam, en reeds aanstonds een geschrift in het licht zond, dat heette Meyer te bestrijden, maar feitelijk er mede medeging, en zoo aan de beroering in de Kerk nog ernstiger karakter leende. In dit Kerkelijk geschil, dat voor dien tijd vooral een zeer ernstig karakter aannam, poogde men toen Labadie te mengen. Daar deze zich hiertoe niet le9nde, achtte men het oogenblik gekomen, om hem kerkelijk aan te tasten. Hiervoor echter week Labadie niet. Zelfs toen de Classis en Generale Synode niet aarzelden hem Kerkelijk aan te tasten, zette hij zijn verzet door, en bediende in een vroeger morgenuur het Avondmaal aan zijn geestverwanten, zonder daartoe verordend te zijn. In 1669 leidde dit tot zijn ontslag als predikant. Het was de Prov. Synode aldaar in dat jaar gehouden, die achtte niet langer te mogen aarzelen. Zoo stond dan kort daarop Labadie buiten de Kerk. En wel vormde hij toen een kleine doleerende Kerk, maar ook deze duldde men te Middellsurg niet, en de Magistraat van deze provinciale hoofdstad aarzelde niet, om hem ten slotte alle verblijf in Middelburg te ontzeggen. Labadie toog toen eigener beweging naar Amsterdam. Hier gaf hij aan zijn doleerende gemeente, die nu geheel op zich zelf stond, den naam van Nieuwe Kerk. Zoo was het dan tusschen hem en onze Kerken tot een finale breuke gekomen. Zelfs Voetius kon niet langer de beschermende hand over hem uitstrekken. Anna Maria Schuurman bleef hem met enkele anderen getrouw, doch als man van beteekenis had Labadie in de Kerken van ons vaderland afgedaan. Op inspiratie van Voetius werden te Utrecht zelfs èn op den 30sten October èn op den 13den November 1669 dissertatiën verdedigd, waarin Labadie als scheurmaker buiten de Kerkelijke orde werd gesteld. Geheel het Kerkelijk regiment en evenzoo de Universitaire leeraars kozen dan ook als één man tegen hem. Wat hem alleen overbleef was een persoonlijke aanhang die hem met name uit de hoogere maatschappelijke klasse eeren bleef, en in zijn predikatiën volgde. Tenslotte gevoelden de Labadisten zich hier te lande niet meer veilig en trokken op uitnoodfging van de Princes van Bohème, Elisabeth, naar Herford. Ook hier echter kon Labadie zijn positie niet handhaven. De kleine groep die hem nog aanhangen en volgen bleef, nam daartoe allengs een te hartstochtelijk karakter aan. Ten leste vertrok hij met zijn steeds kleineren aanhang naar Altona, en hier was het, dat hij op 13 Februari 1674 aan de ernstige gevolgen van een hevige kolyk bezweek. Zekere gisting bleef in Zeeland nog altoos van zijn optreden nawerken, gelijk dit nu zelfs bij de Staatkundige verkiezingen zich soms uitwijst.

Nog altoos handhaven alzoo de Labadisten in de provincie Zeeland hun bestaan, deels door Kerkelijk separaat op te treden, deels door in de Ned. Herv. Kerk zich zijdelings te handhaven. Ook in de overige provinciën vormen ze niet zelden kleine groepen, doch die in het wezen der zaak nog altoos de hoofdgedachte van Labadie handhaven, dat er niet alleen strenger Confessioneel, maar ook in ernstiger zin naar eisch van de Christelijke zede-principiën moet geleefd worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's