Het goddelijk karakter van het recht - pagina 11
Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
de gemeenschap van souverein en onderdanen) heeft, — dit gevoelt m e n
. — een anderen zin, als wanneer van een goddelijk recht ge-
sproken
wordt,
gelijk
dit
sommigen
doen
in de beteekenis van
eene door God Zeiven gegevene regeling der rechtsbetrekkingen, waaraan; gelijk, naar men meent, door de idee des gezags wordt geëischt; om den inhoud eigenlijk het bindend aanzien toekomt. Bedoelen toch zij, die een goddelijk recht ook in dezen zin leeren dit als eene tegenstelling
van
het positieve, in
de menschelijke
samenleving feitelijk bestaande recht, — in de eerstbesprokene vatting
duidt
op-
het den grond van het gezag der overheid aan; den
goddelijken grondslag juist van de positieve,
in de maatschappij aan-
wezige, overheid; naar het Woord der Schrift: „de machten, die er ]
zijn, die zijn van God verordend ) / ' En
nauwelijks
zoude ik in enkele woorden het onderscheid van
beteekenis beter weten aan te geven dan door te wijzen op het verschil van zin, bekend volstrekt
vreemd
aan ieder,
die in de wijsbegeerte des rechts niet
is, tusschen het
droil
divin en het natuurrecht,
onder welke laatste benaming dit andere goddelijk recht mede voor2
komt ) . 1) Rorn. XIII: 1. ) Cf. Krug's Dikaologic, 4817. § 9. Terecht wijst ook deze schrijver er op, dat soms het goddelijk recht in nog engeren zin is genomen, en bepaaldelijk als liet mosaïsche recht. In die beteekenis echter is liet goddelijk recht niet eene tegenvan, maar zelf positief recht. Eindelijk wordt de uitdrukking van goddelijk recht ook gebezigd in den zin van een recht, eene aanspraak Gods tegenover den mensch, gelijk door de Ronald, toen hij zeide: »Ia révolution a commencé par la déclaration des droits de 1'homme, elle ne finera que par la déclaration des droits de Dieu." Dit is dan een overbrengen van het begrip van recht in subjectieven zin op de verhouding van den mensch tegenover God. Door Krug wordt het gewraakt op die wijze van een recht Gods te spreken. Ook deswege, wijl zoodanig recht uitteraard onbegrensd zou moeten wezen, en er van een recht van den mensch tegenover den Heere geen sprake kan zijn. Naar het mij voorkomt, straalt hier eene miskenning van de Verbondsleer door. Recht eenvoudig bedoeld als eene aanspraak op iets tegenover een ander, kan er door het Verbond Gods van een recht van den mensch tegenover den Heere gesproken worden. 2
Voorts wijst Falck er op (Juristischc Encyclopédie, 1851. § 01 noot 10) dat, waar de kerkvader Augustinus van een jus divinum en Isidorus (b. v. in zijne Oriyinum seu Elymologiarum lïbri XX, V. 2) van leges divinae spreekt, dit niet in scherp juridischen zin mag worden verstaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880
Inaugurele redes | 41 Pagina's