De moedertaal van onzen Heere Jesus Christus en van Zijne apostelen - pagina 36
Rede, gehouden bij het overdragen van het Rectoraat der Vrije Universiteit
30 Wij vinden wel is waar eene reeks van Grieksche eigennamen of appellativa als eigennamen gebruikt. ^) Onder de apostelen worden er ons twee van meet af met Grieksche namen genoemd: ^AvÖQaa^ en (biXinno;;
en de namen der zeven mannen, welke
Act. cap. ö gekozen werden, om de tafelen te dienen, zijn allen Grieksch.
Maar daarmede is nog niet bewezen, dat ook hun
dagelijksche letten,
taal de Grieksche was.
Wij hebben er wel op te
dat burgerlijke
acten, in het Grieksch geschreven, en
Grieksche naamteekens
op gezag der burgerlijke overheid voor
wettig verklaard waren. 2) Het is overbekend, dat de Joden dikwerf twee of meer namen hadden. Aangaande de Galileërs wordt ons dit ook in den Talmud Ook bij
Josephus
Jehojakim, dat
vinden wij
als eene bijzonderheid bericht. ^) Grieksche namen: Alkimos voor
Jason voor Josua, Antigonos, — slechts een bewijs,
sommige Joden
er bij gebleven waren, Grieksche zeden en
gewoonten na te bootsen. *)
niorum, quae liïc memorare esset inanius. Inter omnia daemonia daemona istum pessinium, turpissimum ac oeteroruni quasi principem duxerunt, qui dominatus est in idolis et per quem edita sunt oracula et miracula apud ethnioos atque idololatras. Idque liac ratione sunt opinati, quod prae rebus omnibus aliis summe nefariam ac abominandam duxerunt idololatriam ac malorum principem ac corypliaeum. Hunc daemona Baal Zebul, 7T^f 7 1 ^ 2 , non tam proprio nomine, quam generali et communi appellarunt, id est, Dominum idololatriae (rei pessimae daemonium pessinium) eumque principem daemoniorum indigitarunt, quod princeps nequitiae sit idololatria. ') Men zie de lijsten bij Zimmer, Conc. Suppl. pagg. 34 sqq, — Namen, wier vorm in het Arameescli niet afweek van den oorspronkelijkon Hebreeuwschen, zijn wij voorbijgegaan, b.v. f ' n ^ K . '^$^iayfd&o>v Apoc. 16 : 16 is in liet Hebreeuwsch n ^ J l Q ^IH") Men verg. Neubauer, t. a. p. pag. 66. Noot 2. *) Ibid. pag. 52. Noot 2. *) Verg. Neubauer t. a. p. pag. 66. — Men zie de belangrijke verzameling van testimonia bij Wetstein, Novum Testamentum, ad Act. 6, 1, over 'Ek).tirit;(i,r, waaruit hij deze gevolgtrekking maakt: 'EXXijvt-arnl ergo sunt, qui religione quidem Judaei, sed inter Graecos educati et linguae et dogmatum peritiam erant consecuti. '£Xi.tjvi!;fi,r, dicitur ut Ttuvfi^eir, fi->jdil;fi-v, ttTii,xii;fiv, Oixflii^fir, jTf^oiffir, iiriï^fi.r, de studio, aemulatione, imitatione, assectatione, aut morum aut linguae aut vestitus aut dootrinae alterius :
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1885
Rectorale redes | 80 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1885
Rectorale redes | 80 Pagina's