De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 18
Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
16 Utrechtsche juristen aanleiding zijn, zich minder kras uit te laten dan Fruin gedaan heeft, ik ben daarom voorshands nog niet geneigd, Lohman te volgen, wanneer hij den samenhang tusschen het totstandkomen der staatseenheid te onzent en de omwenteling van 1795 als toevallig voorstelt. „De historie", zoo schrijft hij, ,,wees onmiskenbaar in de richting der eenheid; zij was een Beruf der Zeit; toevallig paste die eenheid ook in het revolutionaire systeem," ^) Het moge waar zijn, dat in de oude Republiek factoren aanwezig waren, die tot de eenheid meegewerkt hebben: de groote macht, in 1747 en volgende jaren aan de Oranjes opgedragen, ook al het uitsterven in 1702 van den eenen tak van het huis, ten gevolge waarvan de andere het stadhouderschap verkrijgen kon in alle gewesten; het moge waar zijn — waar Japikse op gewezen heeft — dat het eenheidsbesef groeiende was, er zal krachtiger bewijs moeten worden aangevoerd om de overtuiging aan het wankelen te brengen, dat de een- en ondeelbaarheid vrucht is der Revolutie. Moet men zich eenerzijds hoeden voor oversch^ting der beteekenis van 1795, anderzijds niet minder voor onderschatting. Er is wel niemand geweest, die er zulk een vernietigend oordeel over geveld heeft als Huet: ,,het is monnikenwerk een leesbare geschiedenis van dèft-'tijdvak te schrijven; de gebeurtenissen waren te nietig, de menschen te onbeduidend, de denkbeelden te afgezaagd." -) ,,Aan zooveel declamatie, pseudo-natuur, ploertige '^vrijheid en gelijkheid en broederschap, als waarmede de opkomst der democratie alom gepaard ging, kon alleen de bloeddoop der guillotine die hoogere wijding geven, waarin al het belagchelijke en onpraktische onderging, waardoor al het edele en grootsche bovenkwam." ^) Maar diezelfde Huet heeft van 1795 ook gezegd: ,,na 1581 het gewigtigste jaar in de geschiedenis van ons land; onze geheele toestand, staatkundig en kerkelijk, huiselijk en maatschappelijk, dagteekent van dat tijdstip, en is uit dien chaos, langs den weg eener volkomen gelijkmatige ontwikkeling, geleidelijk voortgekomen." *) Zulk een uitspraak van dezen schrijver is geschikt er ons op bedacht te maken, de beteekenis van 1795 toch ook weer niet te onderschatten. Het is ook niet 1) Proefschrift, p. XVII. 2) ») *)
Litt. Fantasieën, XVIII, p. 96, cf. p. 86. Ib„ XXIV, p. 162. geciteerd bij Groen, Handboek, p. 698.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's