Verdienste of genade? - pagina 42
Rede ter gelegenheid van de achtenzeventigste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
van eigen verdiensten ^^°). Achter de verdienste Kgt het goddehjk initiatief der barmhartigheid en van een conflict tussen verdienste en genade kan dus geen sprake zijn. De genade wordt niet verdiend en er moet van een „gratis justificari" gesproken worden, want als de genade uit de werken zou zijn, zou zij geen genade meer zijn ^^°). Deze verwijzing naar Paulus houdt in, dat het waarlijk verdienen in het licht van de ontvangen genade wordt gezien en zo betrokken is op de vermeerdering der genade en op het eeuwige leven ^^^) dat alleen vanuit de reeds ontvangen genade kan worden verdiend in de weg der gehoorzaamheid ^^^). De vraag is gesteld, of bij deze onderstellingen van de R. K. verdienste-leer nog wel iets overblijft van een ingrijpende controvers. Concentreert zich wellicht de ganse strijd om het woord „verdienste" en hoort de Reformatie er méér in dan Rome er mee bedoeld heeft, nl. het hanteren van een analogie, zonder het element van pretentie en roem? En zou men de acten kunnen sluiten door er aan te herinneren, dat deze analogie verstaan wordt als een door God bedoeld en gelegd verband van evenredigheid tussen werk en loon en dat dit — en niets anders — het „waarlijk verdienen" van Trente is? ^^^). Er is alle reden om aan te nemen, dat dit optimisme niet gerechtvaardigd is en we worden ^®) Vgl. over het begin der rechtvaardiging: „a dei per Christmn Jesum praeveniente gratia sumendum esse, hoc est, ab eius vocatione, qua nullis eorxim exsistentibus meritis vocantur" (Denz. 797). ^^°) „Gratis autem justificari ideo dicamus, quia nihü eorum justificationem praecedunt, sive fides, sive opera, ipsam justificationis gratiam promeretur". Want „si enim gratia est, iam non ex operibus, alioquin gratia non est gratia" (Rom. 11 : 6; Denz. 801). Vgl. ook Denz. 809: Christus is het Hoofd van zijn leden en zij de ranken in de wijnstok. Van de kracht, die Hij uitstort, geldt: „quae virtus bona eorum opera semper antecedit, comitatur et subsequitur et siae qua nuUo pacto Deo gratia et meritoria esse possent." ^^^) Zie hierover Sess. VI, can. 32 (Denz. 832) over het „mereri augmentum gratiae, vitam aetemam et ipsius vitae aetemae consecutionem atque etiam gloriae augmentum" en Sess. VI, can. 10: „de acceptae justificationis incremento" (Denz. 803). *^^) Vandaar de vraag en het antwoord van Bartmann (Dogmatik II, pag. 119): „Aber tun unsere Verdienste nicht den Verdiensten Christi Abbruch?" „Wie könnten sie das, da sie in ihnen gründen?", waarbij hij er op wijst, dat naar Jezus' woord door de vele vruchten de Vader verheerlijkt wordt (Joh. 15 : 8). 133) Denz. 842.
40
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1958
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1958
Rectorale redes | 92 Pagina's