GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PRES - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PRES - SCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van vroeger.

Uit het fijne stukje van 'Prof. Geesink, voorkomend in , , Herinneringen van de Oude Garde", dat in een andere rubriek besproken wordt, neem ik het volgende over:

„Mijn eerste ontmoeting met Dir Kuypier had ik in den nazomer van 1881.

Ik was toen predikant in de Hervormde Gemeente te Schipluiden en had mij te Dielft verbonden tot het houden van een populaire winterlezing. Het tragisch leven van den monnik Gottschalk, den reroïeken strijder in de 9e eeuw voor de Praedestinatie, had ik mij tot onderwerp gekozen. Er bestond over hem, dit - wist ik, een monographie, - maar ik wist niet waar ik haar kon vinden. Sprak er over ~ met een mijner Dielftsche vrienden. Dr Deyll, predikant bij de Waalsche Gemeente te Delft, en deze zei mij: „Ga eens naar Kuyper, die zal haar wel hebben."

Ik volgde zijn raad en w'eldra zat ik, na mijn visitekaartje te hebben afgegeven, in de voornaamaandoende vóór-suite van het heerenhuis aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam. In ietwat gedeprimeerde stemming, bij besef van eigen minderheid,

zat ik het verschijnen van den g'rooten man af te wachten.

Het hooren opengaan van een deur in de achtersuite deed mij opstaan en toetredend op den binnenkomende maakte zich uit de schemering al meer voor mij los de, in al de volheid van man'lij'ke kracht staande gestalte van den professor. Na mij, onder de gewone hegroeting, scherp te hebben aangekeken, wees hij mij een stoel bij' het venster en zette zich tegenover mij. Zag er in zijn elegante, lieht-bruine chambre-cloack met rose revers, (ZOO heel anders uit dan ik mij gedacht had. Toch gat mij dit morgen-toilet een zeker gevoel van vertrouwelijkheid en stak ik dan ook maar terstond met mijn vraaj naar do monographie van wal. Zijn wedervraag hoe ik zoo 'opr dien Gottschalk was gekomen, ontl'bkte mij de mededeeling, dat ik, kort na .mijn komst te Schipluiden, in de gereformeerde dogmatiek was gaan studeeren. Met een: , , dus je bent aan het overstudoeren, " schoof hij wat dichter bij. Neen! die monographic had hij niet. Maar voor mijn hoorders en ook voor mij zelf zou ik Aeter doen met de voornaamste figuren uit den strijd voor de Praedestinatie, de geestelijke kinderen van Augustinus, in korte trekken in mijn lezing te schetsen.

Het gesprek vlotte. Ik vertelde van mijn Delftschen vriendenkring en den Christelijk-Gereformeerden predikant Ds v. d. Valk als onzen leidsman en hij informeerde met belangstelling.

Mijn gevoel van beklem'ming was geweken, maar begrijpend, dat ik den met werk bezetten niet langer mocht ophouden, maakte ik aanstalten om heen te gaan. ,

Tegen mijn verwachting liet hij zelf mij uit en nog voel ik, bij het afscheidneirten in de beneden-• gang, zijn stevigen handdruk.

Van toen af dateert'mijn sympathie voor den geleerde, die mij, in de landelijke pastorie van Schip-Juiden, met zijn 3 t a n d a a r d-en H e r a u t-artikelen geïnitieerd had in de anti-rovolutionaire politiek en de gereformeerde levens-en wereldbeschouwing.

Zijn advies op het stuk'.van de Delftsshe winterlezing heb ik opgevolgd en, om meer dan één' reden, ben ik er hem dankbaar voor geweest.

Een tweede ontmoeting viel te Bazel.

Na de lunch sloeg hij mij een wandeling voor. ; Ik had een sterke begeerte naar een sigaar, maar niet zeker of hij so.ias op het stuk van de. tabak algeheel onthouder was, waagde ik in de vestibule schuchter te vragen of hij van rooken hield? , , Zeker, als het kruid maar goed is" en meteen bood hij zijn koker. Wij staken den brand in pnze sigaren en gingen op gtap.

Die wandeling op schitterend-mooien zomer-middag in de omstreken van - Bazel zal ik nimmer vergeten.

Met 'zeldzame openhartigheid gunde hij: een kijk in zijn innerlijk en, dat het daartoe op die wandeling kwam, is voor mij' een der vele leidingen Gods in mijn leven geWeest.

Het iging alles zoo heel gewoon, zoo zonder plechtigdoen. Hij doceerde niet maar converseerde.

Toen heb ik een blik gekregen op zijn, in diep besef van Gods Souvereiniteit gegronde, religie; op zijn vaste overtuiging van zijn levensroeping om Gods eer te vorderen op wat hij, de taai-virtuoos, toen jioemde „alle terreinen des devens". maar wat n'ii een cliché is geworden; op zijn vurige begeerte ons volk te bevrijden uit het diensthuis der Vrijzinnigheid. 'Maar ook heb ik toen een blik gekregen op zijn, onder teleurstelling, verdachtmaking en miskenning, bemoedigend Godsvertrouwen; op zijn verborgen onijgang met God; opi zijn bevinding van 'Gods genade, .bij eigen zonde.

Terugkeerende naar de stad, onder den onbewolkten zomer-middaghemel en de landelijke omgeving in stille Zondagsrust, nam ons gesprek een keer en kreeg ik zijn binnenste ook te zien, zijn machtig ontroeringsvermogen voor Natuur-sclioon; straks toen wij het hadden over de belletrie, voor Kunst-schoon.

Van dien middag af, voelde ik mij aan Prof. Kuyper, die in zojo vol vertrouwen^zijn zieleleven voor mij had ontsluierd, in piëteitvolle liefde verbonden..

Eindelijk nog iets over hun reis naar Noorwegen:

Noorwegen was het einddoel van onze reis, in Denemarken , en Zweden hebben wij ons dan ook maar betrekkelijk kort opgehouden.

Na het bezien der merkwaardigheden van Kopenhagen en daarbij van het bekende Christusbeeld in het ïhorwaldsen-museuni een weldadige inwerking op onze zielen te hebben ondervonden, trokken wij naar Stockholm.

Met 'zijn psychische souplese was Kuyper mij een onschatbaar reisgenoot. Ernst en scherts wisselden ïn onze conversatie. O'p'.boot en trein en aan de höteltatels wisten wij ook, voor' zoover zij ons aanstonden, medereizigjers in onze conversaties te betrekken.

In Hamburg had een onbekende, toen ik daar 's morgens 'voor het hotel drentelde mij gevraagd: „Haben Bie schon Engagement? " Begreep waar hot heen moest, antwoordde ontkennend. l> o ander, die zich als acteur ontpopte, zei toen mij troostend: „Ich leider! auch nicht". Vertelde later het geval aan Kuyper, die het bijzonder vermakelijk vond en er schik in had nu en dan aan onze medereizigers te vragen waar zij ons voor hielden. Het antwoord was dan stereotiep: , , Ach ja gewiss, Schauspieler!" Wij lieten hen dan maar in dien waan. De vergissing hunnerzijds zat 'm in onze geschoren gezichten. Vóór nu 40 jaar toch behoorde de geschorenheid tot het decorum van den Nederland schon Theoloog'. De baard kon er nog even mee door, maar de snor w'as bepaald contrabande. •

Tusschen servet en tafellaken.

Aan ons hlad werd ter recensie gezonden het feestelijk gekleede jubileum-nummer van het , .L? !dersblad", orgaan voor bestuurders, leiders en leidsters van Gereformeerde Knapen-en Meisjes vergaderingen in Nederland, alsook het Geroformeerd Knapenblad en het Gereformeerd Meisjesblad, welke beide ook de vlag hebben uitgestoken ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van den Bonn voor Gereformeerde Jeu, gdorganisatie. Geen betere recensie is denkbaar, dan door uit deze bladen iets onzen lezers voor te leggen. Alleen staat men hier voor l'embarras du choix. Mannen en vrouwen van naa, m in onze Gereformeerde beweging zonden pakkende bijdragen in. Ik doe dan ook slechts hier en daar een greep, zonder don keurmeester uit te hangen.

Over „Tüsschen Servet en Tafellaken" in het „Leidersblad" E-Colijn: schreef

Zorg voor de rijpere jeugd is onder ons, onder Protestantsch-Christolijke kringen in het algemeen, niets nieuws.

Onze jongelingsvereenigingen zijn geen instellingen van vandaag of gisteren. En lang voor de roep door het land ging, dat de aan de kinderschoenen ontgroeiden aanspraak hadden op onze bijzondere belangstelling, hadden wij' de zaak reeds ter hand genomen.

Natuurlijk , op onze eigene wijze. Dat is, naar te verwachten viel, op een wijze die aanleiding zou geven tot spot; somtijds tot hoon. De Christelijke jongelingen wierden vaak het mikpunt van alleen door hun domheid opmerkelijke opmerkingen. Ze hadden dat gemeen , met onze Deputaten in do eerste 20 jaren van het bestaan der A. B. Staatspartij. Uilenspiegel werd niet moede met betrekking tot beide den Lof der Zotheid te verkondigen.

Het heeft onze vereenigingen van jonge mannen niet geschaad; zij zijn voortgegaan onder goed en kwaad gerucht en menigeen die in latere jaren een - sieraad bleek voor het land •- we kunnen nu onder onze afgevaardigden ter Staten-Genéraal zulke nog wel aanwijzen - dankte zijn latere beteekenis voor een niet gering; 'deel aan den arbeid in onze jongelingsvereenigingen.

Er was echter een hiaat. Met onze knapenvereenigingen ging hot — althans oen 30-tal jaren - geleden — veel minder goed. Zij pakten niet in gelijke mate. En — het behoeft nauwelijks gezegd - — er bestond destijds ook niet vzulk een behoefte aan. Het leven was in dien tijd - nog heel wat rustiger van aard dan thans. De band van het g-ezin liep', voor do jongeren althans, veel minder gevaar van losWeeking dan nu. In elk geval was dat zoo 'in onze kringen.

Het aantal der onzen dat inrichtingen van middelbaar en voorbereidend hoo'ger onderwijs bezocht was klein; klein althans in vergelijking met de overige volksgroepen. Openbare vermakelijkheden waren veel minder talrijk dan ze nu zijn; de prikkel tot uithuizigheid mede daardoor veel geringer.

Tusschen 1890 en 1920 valt op dit gebied een grootc voi'andering waar te nemen. En, natuurlijk, ook wij, met de onzen, blijven niet vrij van den invloed van veranderende omstandigheden in een zich wijzigenden tijdgeest.

Onze jongens en meisjes bestaan niet op een afgezonderd eiland. Zij leven en bewegen zich — vooral in de steden — temidden van andere kinderen. „In zonde ontvangen en geboren" assimiloeren zij zich eerder met het kwade dan met het goede. De verleidingen worden groo-ter en talrijker, de begeerte huns harten drijft hen tot vergelijkingen met anderen en izoo moest het er wel toe liomen, dat ook onzerzijds bij vernieuwing aandacht werd geschonken aan de belangen van dat «leel der jengd, dat in den volksmond dikwerf w-ordt aangeduid mot een verwijzing naar oen tweetal zaken bij een gedekte tafel thuis hoorend.

Niet voor jongens alleen; o-ok voor meisjes. Want dat is misschien wel de grootste wijziging in' onze levensgewoonten in do laatste kwarteeuw, dat onze meisjes, ongelijk hare moeders en grootmoeders, den huiselijken kring-niet meer als het eenige terrein beschouwen, waar zij zich bezig houden. '

Zoo was er dan alle reden om, ziende ook wat anderen deden, in zake - de jeugdorganisatie do hand aan den ploeg, te slaan.

Waren wij eensdeels anderen voor ge^'l'eest, o-p een punt nochtans viel or voor ons wat te leeren. De izorg voor het lichaam, in ruimeren zin geno-men, is nooit ons sterkste punt geweest. O-ok dit is niet onverklaarbaar. Hart en verstand eischen nu eenmaal meer aandacht dan he't lichaam. De eerste, aan zich zelf overgelaten, ontwikkelen zich öf niet óf in verkeerde richting; het lichaam redt het meeslal wel, ook zonder bijzondere zorg.

Maar ook daarin is verandering merkbaaÈ^^^^-. Hoe igrooter de steden - wiorden, hoe rfiëer-de cischen van het onderwijs stijgen, hoe meer er gezorgd moet worden, dat ook het lichaam krijgt wat het noodig: heeft en in dat opzicht kan b.v. de Padvindersbeweging op goede resultaten bogen. Natuurlijk is wat daarvoor noodig is niet uitvoerbaar zonder deugdelijke ojqganisatie, waaronder allereerst te verstaan zij d e u g d e 1 ij k e' leiding. Deugdelijk niet slechts in technischen zin, maar vooral deugdelijk waar het er op aan komt om ook dit onderwerp te zien in zijn juiste verhouding tot andere zaken; dat is het vermogen om deze zaak te bezien in het licht van den eisch van Gods Woord.

Want ook in deze dingen spreekt het beginsel. En dat beginsel geeft niet alleen de juiste maal, maar het sluit den eenen vorm van lichamelijke ontspanning gaarne in en houdt den anderen liefst buiten de deur. Alles wat de hartstochten gaande maakt worde ook hier gemeden.

Toch ligt op dit terrein, naar het mij voorkomt, geenszins de hoofdtaak voor de Gereformeerde jeugdorganisatie. Ziji moet hooger mikken en aan de leiding van het gemoed en de ontwikkeling van het verstand de eerste plaats toekennen.

Velen onzer jongens en meisjes zijn niet in de gelegenheid oïn voortgezet onderwijs te ontvangen; maar daarom behoeven aij' nog niet te blijven staan op het punt, waar de lagere school eindigde. Een vatbaarheid om op te Uemen is juist na het verlaten dier school .zoo gfoot, dat het jammer zou , zijn die gelegenheid niet aan te grijpen om vruchtbaren arbeid te verrichten. En de lust er toe is, ; mits met tact worde opgetreden, in den regel bij ; igezonde jongens en meisjes op dien leeftijd ook wel aanwezig.

Het streven van den Bond voor Gereformeerde Jëugdopganisatie gaat, voor zoover ik heb kunnen nagaan, geheel in die gewenschte richting en verdient mitsdien den stöun van allen die doordrongen izijn van de beteekenis van de zorg voor de rijpere jeugd in onze dagen.

Verbetering. De lezer zal zelf reeds in onze vorige persschoüw de verbetering hebben aangebracht, dat prof. H. H. Kuyper in „De Heraut" schreef in plaats van in „De Bazuin".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's

PRES - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1922

De Reformatie | 6 Pagina's