GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vlaamsch koren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vlaamsch koren.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Rond het ontstaan van „Het Kindeken Jezus in Vlaanderen".

(Felix Timmer mans „Uit mijn Rommelkas.)

In m'n vorig (artikel behandelde ik het eerste hoofdstukje uit het merkwaardige g^eschrift van Felix Timmermans, over het ontstaan van „Pallieter". Thans zou ik enkele opmerkingen willen m^aten over het tweede stuk, dat vertelt, hoe „Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" ontstond.

Hoewel Ik ook lOver dit hoek vroeger al eens gesproken heb, moet ik toch even in herinnering'' brengen, dat het verhaalt de geschiedenis van Christus' igeboorte, n^aar overgebraoht naar Vlaanderen. De menschen zijn Vlamingen, de toestanden, de verhoudingen, ook de geest der gesprekken voorzoover ze niet historisch zijn, alles is Vlaamsch. Miaar de kern, 'de heilige historie zelve is volkomen onveranderd gebleven.

Nu is over deze mengeling van geschiedenis en fantasie al' veel (geschreven. Men heeft haar verklaard op allerlei manier en de critiek is daarbij soms tot zonderlinge conclusies gekom!en. 't Meest bevredigend was de opvatting, dat Timmernx'ans, die als kunstschilder natuurlijk vertrouwd was met de Vlaamscbe primitieven (= middeleeuwsche schilderstukken) den geest dezer naïeve (maar diepvrome) kunst in zijn werk heeft willen leggen. Zooals de middeleeuwsche kunst alle heilige tafreelcn in den toon van haar tijd zette, en ze naar eigen omgeving overbracht, .zoO' zou ook Timhi'ermans de geboorte van Christus hebben gelocaliseerd in zijn eigen Vlaamsche land.

Deze meening wordt nu in het tweede hoofdstuk: van „Uit mijn rommelkas" volkomen bevest'gd niet alleen, maar uitvoerig beredeneerd. En 't is daarom, dat ik ook op dit stuk van het boek'ske nader wijzen wil.

Timmermans wandelde met een vriend door Brugge, 't Was in October en de zintende zon overpurperde de torens en tinnen der oude huizekes langs de mystieke grachten. Hoog boven de gothieke gevels uit rezen de machtige torens der vele kerken en bet Belfort „sprinkelde plotseling en fijn als een muziekdoos in een stille kamer een kort volksliedje over de. roodbruine daken". De wandeling voerde langs bet meest idyllische punt van heel de stad, de Roozenhoedkaai, waar gansch de bekoring' der oude schoonheid als in kort bestek, is samengevat. Daar waast het verre verleden langs de met gothieke spitsjes als begroeide muren, die rijzen uit het rimpellooze water; daar staat frank en fier, als de drager van Brugge's glorietijd, de hoogklimtoende Halle-toren op den achtergrond, daar „vleugelen de gedachten naar de middeleeuwen" en legt zich de stilte als een dauw over uw ziel.

Op dit punt nu greep ineens de visie der oude, devote kunstenaars den jongen schilder. Hij zag hoe alles hier doorweven is met den vromen geest der middeleeuwen, hoe het leven en lijden van Christus in deze oude stad spreekt van alle straathoeken uit nis-beeldjes, van alle kerkramen en kapelruiten uit devote schildering. En hij begreep, dat ze Jezas niet hadden zien gian door „het krijtwit Jeruzalem, met zijn .platte en ronde daken" maar door hun Vlaamsclhe straten, over hun steenen bruggen; ze zagen, als Hij aan 't kruis hing, niet den dorren schandheuvel in het geblakerde zand, maar hun Vlaamsche landschap, groen en wijd; de menschen rondom den Christus waren voor hen geen gebruinde oosterlingen, maar Vlimingen, sprekende hun eigen Vlaamsche taa], gekleed als zij zelf, in manieren ea doening geheel aan hen gelijk In één woord, „ze konden zich het Evangelie niet meer voorstellen zonder ons land en onze menschen te zien, lal wisten ze ook, dat het anders was gebeurd".

Zooals ze nu dit alles hebben gezien, zoio. hebben ze het ook in hun werk neergelegd. Timmermans wijst er op, dat ze zich nooit de nioeite hebben gegeven iets van het „Palestina-achtige" weer te geven, ofschoDn ze het zeker hebben gekend juist omdat ze altijd met Jezus' levens-uitbeelding bezig waren. „Neen, hun Vlaanderen met zijn wislende luchten, met zijn sappige akkers, zijn profielen van steden, zijn klaterende beekskens, zijn bloemen en grassen, had hen' zoo met liefde vervuld, da, t ze als fier en blij waren Jezus daarin te mogen laten wandelen".

En dan is het opmerkelijke van hun kunst, dat er zoo klaar die liefde uit spreekt naast en door de vroomheid van hm devoot gem'oed. Alle détails, tot zelfs de minste kleinigheden verzorgden ze met groote toewijding, , omdat alles werkelijkheid voor hen was, werkelijkheid, bezield door de innigheid van hun geloof, 't Was hun een blijdschap te wer-'ken aan hun stukken, een geloofsoefening, en met hun volle zielewarm te legden ze er ook hun gansche kunstenaarstalent in, „Het lichtje op een speldekop", zegt Timmermans, „het minste steentje, dat zijn schaduw op den weg geeft, het teederste grasken, dat uit de aarde piept, de dauwdruppel op een anjelier, alles is met een heiUgen eerbied erop gebracht, en 't komt mij som's voo-r, dat ze spijt hadden, dat ze nog niet meer konden laten zien”.

Inderdaad, dien indruk krijgt men bij het genieten van beroemde primitieven, zooals ze b v. in Brugge veelvuldig bewaard zijn, van Memlinc, Jan van Eyk, Prévost. .Geen hoekje van gansch het stuk is onbenut gebleven; telkens ziet men weer nieuwe tafreeltjes, minitieus klein en ragfijn afgewerkt, maar bewonderenswaardig duidelijk en rijk' in kleurkracht. ; 0p een schilderij : aJs Gerard van der Meiren's Calvarieberg b.v. is de kruisiging het hoofdmotief, maar er omheen ziet men den burcht Van Pilatus; Jezus op weg naar Golgotha, dragende Zijn kruis; Veronica, die Christus 't zweet van 't gelaat droogt; de weenende vrouwen; de spottende Farizeeën; de afname van 't kruis en den hof van Jozef, in wondervolle conceptie gegroepeerd. Zoo zijn ze. alle. Maar tot in het allerkleinste toe is leder onder-. deel afgewerkt, zoo zelfs, dat men niet begrijpt, dat zoo fijne penseelen kunnen hebben bestaan als hiervoor gebruikt moeten zijn.

• En dan zit het primitieve karakter, dat dezen kunststukken dezen naam heeft bezorgd, in de naïeviteit van opvatting en de met alle tijdsontwikkeling spottende détails. Aan den voet van Christus' kruis b.v. zit aan de eene zijde een hondje te' kluiven op een knekel, die te midden van tang en nagels op den grond ligt en aan den anderen kant knielt een priester, die zijn brevier bidt. Op de wereldberoemde „aanbidding der wijzen" van Memlinc zijn de wijzen in priesterkleeren gekleed, behalve de traditioneele Moor, die een rijk gestikt goudkleed draagt. En ter zijde, waar de historie van Simeon en Anna staat afgebeeld is de tempel een middeleeuwsche kathedraal en zijn Simeon en Anna in geestelijke kleedij. Het is alzoo altijd weer de samenvoeging van gansch het .historisch gebeuren en den tijd van den kunstenaar zelf, omdat de heilige geschiedenis voor het devote gemoed volkomen werkelijkheid was en dus de weergave ook ia de verhoiudingien der realiteit geschieden moest. En dan is die werkelijkheid weer zoo naïef met fantasie doorweven, door de bijna steeds aanwezige, kleine engelenfiguren, die - Maria den Bijbel helpen vasthouden, of opi een orgeltje of gitaar spelen. Veelgeliefd is ook het engeltje, dat aan het lündeke een gouden appel voorhoudt, waarnaar het gretig grijpt. Zóó is de devote, verhevene, worideAleurige "Vlaamsche primitieve kunst. 1)

Op dit alles doelt Timmerm".ins als hij spreekt over de primitieven ter inleiding op wat hij 'vertellen gaat over zijn boek. De gedkchte daaraan groeide in hem, toen hij door Brugge ging. En aan deze gedachte knoopte zich de berinnering vast aan z'n kinderjaren. Hoe zijn vader vertelde van het Kindeken Jezus, en hoe hij dan alles zajg gebeuren op hem welbekende plekjes in z'n naaste omgeving, waarheen de fantasie-rijke vertelkunst van den vader de jo^ge verbeelding leidde. Als de vader verhaald had, hoe hij eens, de drie Koningen had gezien, ; , in levenden lijve onderwegen Kessel (een dorp hij Lier) aan 't Huis ten halven", dat z'n gretig luisterende hoorder Kende en de vertelling was nog verlevendigd door driekoningenliederen, zie dan droomde de jongen 's nachts van de drie koningen „die ik' zag over de Nethe gaan, met duizenden krij'gslieden, ik' zag ze gaan door onze velden, met onze hoeven, onze windmolens. In onze landschappen zag ik' de vlucht, de geboorte, de aankondiging'. Hoe 'kon het ook anders? "

Wat ouder geworden teekende het kind gaarne, liefst in helle 'kleuren. En toen hij op een keer voor 't raam van een antiquair een groote teiloor (= bord) zag lig'gen, waarop.de vlucht naar Egypte was geschilderd in hevige kleuren, met een boerenhuizeken, een windmolen en een kerktoren er bij, toen begon hij ook de gebeurtenissen uit h'et leven van Jezus te schilderen, óók met m'olens en kerktorens.

En later, als op school of „in de catechismus" • ' verteld werd van deze dingen, zag hij het altijd weer in zijn eigen land gebeuren. „Zoo bleef het onderwerp van Kindeken Jezus onuitgesproken in mij suizen". Vandaar, dat hij diep ontroerde toen hij, op een zomerdag in het m'useum' van Brussel de werken van Breughel zag. „Ik heb zelden zoo verschoten, ik stond daar te rillen van geluk, het deed mij zoo'n jgoed alsof ik zelf die dingen geschilderd had. Dat was mijn droom in vleesch". Alles, wat hij zelf altijd gezien had rond de g: ebeurtenissen van Jezus' leven, stond op de schilderijen, molens, dorpen, tasteelen, k'apellek'ens, en alles was tot in z'n minste onderdeden afgewerkt. (Breughel is een der meest beroemde prim'itievenschilders) „alle takskens van de boomen, het strooi van een verlaten vogelnest, waaiend uit een brokkeligen muur". Van dat motai'^nt af, was het z'n eenig begeeren Breughel's Arisie om te zetten in woorden, met één verschil, „het zoete beeld van O. h. Vrouw (moest) m'eer op 'den voorgrond komen, aUes (moDst) oin' zoO' te zeggen rond haar wandelen en gebeuren". (Men weet, hoe hij inderdaad deze gedachte verwezenlijkt heeft in , , , Het Kindekon Jezus " waar Maria stellig de hoofdpersoon is). • Thuisgekomen ging hij terstond aan den arbeid, maar hij kwam' niet ver; h'j geraakte in den greep van het Occultisme, waarmee die periode van strijd en somberheid begon, die ik in m'n vorig artikel besprafe. Voor de blijmoedigheid der devote primitieve kunst, die imjm'ers wortelt in het innig gelooven, was toen geen plaats in zijn ziel.-Eindelijk genezen, Ikwam' de Pallieter-tijd, die vier jaar duurde en ook to'sn wa, s z'n stemming een ginsch andere. En twee dagen na de vbltooiïng van „Pallieter" barstte de wereld-oorlog los; elke andere gedachte werd bedolven onder een lavas troom van verschrikkingen, en de werkkracht werd verlamd door het „kanongedomimel uit de verte, (dat) als een kloppende koorts in het h'oofd (sloeg)".

De winter kw, a.m, triest en naargeestig; er was geen licht, men kon niets doen, dan om' de kachel gaan zitten, met het deurtje een eind opengeschoven, om ten minste eenige lich'tspeling door de kamer te hebben.

En zie, in deze dagen juist schoot de oude gedachte weer omhoog. Tim'm'srmans' •schoonm'oeder was er, onwetend, de aanleiding tos. Wa, nt zij benutte den doelloozen tijd vooi het bidden van ha-ar rozenkrans, luidop; en voor elke weeagegroet zei ze, naar oud landswijze, een klein tafreel op uit de „Goddelijke mysteriën, als: „Maria huppelde over de beiden naar hare nidht EUzabeth", „De drie koningen zagen de Ster en knielden ter aarde". Deze, eiken avond herhaalde zinnetjes deden in Timmermans' geest weer de beelden uit het verre verleden opg'immen. De vertellingen van zijn vader begonnen weer te leven, de herinneringen aan Breughel werd wakker en „stilaan borduurde ik al de tafreèlea in gedichten aan elkaar. Die bezigheid kwam als een fontein van genade over mijn treurig hart gespreid". De zielerust keerde terug. Hij zag weer de-sneeuwlandschappen, waarin herders waakten bij 't vuur, en de drie Koningen gingen, hij zag weer den Engel gaan tot Maria, zooals „de primitieven het hadden uitgedroom.d". En het danrde niet'lang of hij zat te schrijven. Visioenen - vian f rissche kleuren ontvouwden zich voor zijn geest en 't gebeurde alles in zijn eigen land. „Ik schreef niet wat ik wist, maar wat ik droomde. Zoo ontstond „Het Kindeken Jezus —"

Al eerder sc'hreef ik er over, hoe men dezen achtergrond moet zien, , als men zich' stelt voor de praciische vraag naar de waarde, die het boek voor ons heeft. En de nieuwe gegevens, die ik thans trachtte te verwerken, bevestigen mij in de meening, dat de beteekenis van „Het Kindeken Jezus —'• inderdaad g-coot is, als men naim'el'jk eerst ds s'eer weet te scheppen, die voor een g'oed begrijpen noodzakelijk iS'. Wanneer (men — en ik' denk' nu bepaald aan samenspreking (met jongeren — er in kan slagen den (geest 'der Vlaamsche primitieven te dosn verstaan, die u om hun naïeviteit soms doen glimlachen, Waar (altijd weer treffen do ar hun rijkdom van gedachten, dan, ik" herhaal het, is er voor taij geen bezwaar, dit boek aan jongeren in handen te geven. Ik zeg dit in_ antwoord op een bedenking, die van zeer. geachte zijde tegen mijn opinie is gsrezen. Dat zulke jongeren den kinderleeftijd moeten te 'boven zijn, geef ik natuurlijk toe; aan kinderen boude men alle „moderne" literatuur uit handen, zonder verder redeneeren. Maar dat voor hen, die de bekoring der primitieve kunst kunnen leeren genieten door de eigena-ardigheden van het primitieve fearaMer heen, , na 'de lezing van het boek „de subtiele goudglans der heilige historie verdonkerd zou staan" lijkt mij te sterk gezegd. Ik heb er althans nooit iets van bemerkt.

Evenals aan het slot van het hoofdstukje over „Pallieter", igeeft Timtailer'm'ins aan het eind van dit artikel enkele nadere verklaringen omtrent bepaalde personen en verhoudingen uit het behandelde hoek. En ook deze 'gegevens zijn belangrijk voor een goed begrijpen en 'billijk beoordeelen.

Het geheele boekje „Uit mijn rommelkas" is alzoo een beteekenende aanwinst voor onze literatuurhistorie. Maar bovendien is het doo'r z'n pittigen stijl, z'n fijne opmerkingen, z'n rijkdom aan kleuren een verrijking van de literatuur zelve.


1) Wie meer er van weten wil en begeerig is afbeeldingen te zien, neme: . Dr W. Martin. De Vlaamsche primitieven op de tenkionslelling te Brugge, CWinternummer van Elsevijer's Maandschrift, 1903).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Vlaamsch koren.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's