GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synodale vertroosting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synodale vertroosting.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij, dien gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting. Hand. 15:31.

Wie verwaöht van een Synode vertroosting? De een hoopt, dat zulk eea vergadering hem, die bezwaard is ovör 'kerkelijke handelingen, in het gelijk "zal stellen.

De ander zoekt bij hiaax consolideering van het kerkelijk leven, ordening van nog ongeregelde toestanden, voorlichting in duistere kwesties, besluiten die aan de ontwikkeling der kerken bevorderlijk zijn.

Miaar vertroosting ?

Diat klinkt zoo intiem.

Dat duidt op - iets mystieks.

Diat dringt zoo diep in het innerlijke leven door.

Ge zoudt verbaasd opkijkeA, wanneer iemand u verklaarde: ik ben zoo vertroost geworden door de Synode van 1911 of 1917.

Vertroosting en Synode schijnen niet bij elkander te hooren.

En toch, als gij maar diep genoeg leeft, gaat ge anders-oordeelen.

Te Jeruzalem was het zoogenaamde apostel-convent gehouden.

Daarin heeft men zooveel als de oervorm van een Synode te zien.

Een belangrijke zaak stond er op het agendum, n.l. of de heidenchristenen de nationale wet van Israël hadden te onderhouden.

Petrus en Jakobus adviseerden in ontkennenden zin.

De vergadering besloot in dezen zin en legden dit deel - der acta vast in een brief, dien zij Barnabas en Paulus meegaved.

En als de gemeente te Antiochië dien gelezen had, verblijdde zij zich over de vertroosting.

Gij behoeft niet op te merken, dat de omstandigheden toen zooveel verschilden van tegenwoordig; dat töèn de apostelen hun gezaghebbende stem konden uitbrengen; dat het destijds een levenskwestie voor de kerk gold.

Let niet alleen op het verschil, maar ook op de overeenkomst, welke er behoort te bestaan tusschen de kerken. van toen en van nu.

Toen werd de beslissing van de Jeruzalemsche vergadering biddend ingewacht.

Toen verkeerde men onder den indruk van de leiding des Heiligen Geestes, waarom het ook in het 28ste vers heet: het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht.

Toen nam men geen contrast aan tusschen leer en zielservaring.

Welnu, daaraan hebt gij u ook thans te toetsen.

Dat voorbeeld hebt gij te volgen.

Als de Synode vergadert. Iaat dan tot in de eenzaamheid toe uw gebed voor haar oprijzen. Smeek inzonderheid den Heiligen Geest, dat Hij de mannen, die hebben te oordeelen, verlichte.

Voel den band tusschen kerkelijk leven en zielservaring.

Tracht met inspanning yan' geestelijke kracht het objektieve om te zetten in het subjektieve.

Mogen vooral de Synodeleden de bijzondere tegenwoordigheid en inwerking des Heiligen Geestes gedurig inroepen.

Moge de mystieke relatie tot den levenden Christus door hen geloovig worden onderhouden.

Niet van heldere adviezen, niet vair taktvolle leiding, niet van schrandere koppen, maar van den Heiligen Geest hangt het welslagen der Synode af.

Wordt dit verstaan, dan zullen de heiligen, die treuren over hun onheiligheid, zich verblijden over de vertroosting, welke zij (door middel van de Synode ontvangen.

Van de Synode.

Op het oogenblik, dat wij'dit schrijven, is er op de Synode nog weinig in gewone zitting verhandeld.

Na de opening en het benoemen van commissiën heeft de Synode zich in secties teruggetrokken.

Daarom zou het geen zin hebben reeds nu indrukken te geven.

Daarmede, hopen wij een volgende week een aanvang te geven.

Natuurlijk besparen we ons den arbeid naast het officieel verslag nog .een eigen verslag op te stellen.

We nemen het officieel persverslag in ons blad op.

Dan hebben wezelf de ruimte om de meest interessante punten naar voren te brengen.

Bidstond.

In de Westerfcerk aan den Cathrijnesingel werd aan den vooravond van de twaalfde Synode een bidstond •gehouden, die zeer druk bezocht was. Hierin ging; voor DB J. D'. van der Munnik, em.-jpred. te Zeist en voorzitter van de Synode, voor drie jaar te Leeuwarden 'gehoriden, Ds, v. d. Munnik werd naar den kansel geleid door het ministerie van predikanten.

De bidstond werd aangevangen met het zingen van Ps. 68:13, - waarna gelezen werd Rom. 12. Dis v. d. Munnik iging hierna voor in gebed.

Aanvangende met de toespraak, wees de spreker op den noiQd, die allerwegen zichtbaar is. Doch dit treedt alles op den achtergrond. In geheel den lande bestaat voor deze Synode een groote belangstelling, die verheugend is. Ook op deze Synode zal aan 't licht treden, dat we kerkelijk niet volmaakt zijln, doch wel dat we er naar streven. Of deze Synode groote dingen zal kunnen doen, ligt niet aan spr. ter beo-ordeeling. Het is niet onmogelijk, dat we aan de uitvoering van de te Leeuwarden aan de orde gestelde vragen nog niet toe zijn.

Als - uitgangspJint van. süe toespraak koos spr. Efez. 4: . 1—4.

Die vorige brief' vaiï'-'-Sèzen apostel wees op de verscheidenheid in de Kerk Gods. Deze rijke verschei-i denheid is van groot gewicht. Doch daarbij dreigt een gevaar van verwarring en zelfs van verwijdering, in-dien niet het oog wordt gehouden op de diepste eenheid, waaruit alle geestelijk leven voortvloeit.

In den Efezer brief vestigt de apostel de aandacht vooral op de eenheid, die een fundament heoft, waarvan Jezus Christus de uiterste hoieksteen is.

Spr. wil dan ook nader de aandacht vestigfen op de hooge roeping van Christus Kerk, wandelende in eenigheid des .Geestes, waaraan getrouw te blijven ons aller wensch is.

Aan de hand van den tekst worde gezien: lo. een uiterst teedere roeping, blijkens de eischen, die ze stelt;

2o. een onafwijsbare roeping, blijkens de gronden, waaorp ze berust;

3o. hetgeen noodig is, om deze roeping te volgen. Nadat gezongen was Ps. 133, ving de spreker aan met de uiteenzetting van de genoemde piunten, wijzende op de beleefcenis van de roeping Gods, die gekend wordt - uit het Evangelie van Christus, — zegt spreker — dat deze z_oo-veel vraagt dat wij ze niet kunnen overzien.

Het is daarom, dat wij ons te toetsen hebben aan de .gestelde eischen, als ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lantauoedigheid en verdragende liefde. Ook zij, die de roeping Gods kennen, blijven zondige menschen. Doch de deugden, als genoemd, mogen niet in Christus' Kerk ontbreken, opdat geen tweedracht gewekt worde.

iYatuurlijk blijft verschil van inzicht en zulks is niet te laken als slechts de liefde blijft. Doch meer dan woorden, zijn de daden der liefde.

Het Koninkrijk Gods bestaat niet tiit woorden, maar in kracht. En zoo-hebben de voorgangers vooral zich te benaarstigen om te behouden de eenigheid des Geestes door den band des vredcs. De naijver, die zich in de eerste gemeente openbaai-de, treedt ook nu, hetzij in anderen vonn, naar buiten. De twist uit vleeschelijke oorzaken blijft steeds leiden tot tweedracht. Ellce scheiding in 't midden der Kerk verwekt pijn. Want niet alleen is hel één lichaam, doch ook één Geest. De vermaning, door den Apostel gesproken, geldt ook voor onzen tijd.

Benaarstigen wij - ons dan om de eenheid te versterken, geroepen zijnde tot ééne hoop der roeping.

Voor ons die geroepen zijn om in Synode samen te komen, gelde niet het: in eigen kracht; onze bekwaamheid zij uit God.

Wij mogen bidden in den naam van Christus Jezus, den Hoogepriester, Die op gouden schalen de wierook des gebeds voor Gods .troon wil dragen.

Hierop wordt, gezongen Ps. 141:2, waarop Ds v. d. Munnik voorging in gebed, de vergadering der Kerken opdragende aan den Heere.

Ten slotte wordt gezongen Ps. 122:3, waarna de zegen uitgesproken wordt.

Gezellig samenzijn.

In de groote dinerzaal van het café „Central" werd na den bidstond een gezellige bijeenkomst gehouden.

De meeste afgevaardigden waren reeds gearriveerd. Uit Utrecht voegden de eventueele gastheeren en - vrouwen zicli daarbij.

Alenige kennismaking werd gemaakt, oude vriendschap hernieuwd. In «ezelligen kout vlogen de uren om. De plaatselijke commissie uit de Utrechtsche Kerk zorgde op uitnemende wijze voor de talrijke aanwezigen.

Opening.

Dinsdag' werd in de Oosterkerk de Synode namens de roepende Kerk van Utrecht, doior Ds J. C. RuUniann, predikant aldaar, met de volgende rede geopend:

In den naam van onzen verheerlijkten Koning, die gezeten is aan de rechterhand Gods, en die Zijn Gemeente door Zijn Geest en Woord regeert, open ik deze eerste zitting der Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, te Utrecht saamgekomen op den een-en-twintigsten van Oogstmaand in het jaar onzes Heeren negentien honderd drie-en-twintig.

En krachtens de opdracht, mij door de roepende Kerk van Utrecht verleend, heet ik u allen hartelijk welkom aan deze plaats: genade en vrede zij u vermenigvuldigd !

't Is nu 18 jaren geleden, sinds de Gereformeerde Kerk te dezer stede hel voorrecht genoot een'Generale Synode in haar midden, te mogen ontvangen. En wij billijken de goede gewoonte, om op de beurt aan onderscheidene groote steden van ons land deze eer te gunnen. Toch meenen we, zonder vrees - voor tegenspraak te mogen zeggen, dat géén stad zoozeer als Utrecht is aangewezen voor algemeene vergaderingen. Hier, waar het knooppunt ligt van het Nederlandsch spoorwegverkeer, komt men van ^alle zijden des lands het gemakkelijkst bijeen.

En. gelijk Jeruzalem., de stad Gods, waarheen jaar op jaar de stammen des Hoeren opgingen, in Jesaja 33:20 „de stad onzer bijeenkO'msten" heet, zoo mag ook de grijze bisschopstad op dien naam roem dragen.

Vooral ons Christelijk gemioenschapsleven vindt in Utrecht steeds weer z'n vereenigingspunt. Wat al predikantenvergadcringen, onderwijzersvei^gaderinigen en depütatenvergadcringen zijn in den loop der jaren hier 'gehouden!

Inderdaad, voor onze Nederlandsche Christenheid heeft Utrecht als „de stad onzer bijeenkoiusten" de beteekenis van een Nederlandsch Jeruzalem.

Niet alleen echter wegens de centrale giggjng, maar ook omdat het langen tijid een „stad op den berg" is geweest voor het orthodoxe Nederland.

loen Dr Küyper van zijn Geldersch dorpje Beesd naar Utrecht verhuisde, was zijn gang naar Utrecht hem als een opgaan onder de liederen Hammaaloth naar een Sion Gods.

Utrechts naam is dan ook jarenlang aan den strijd voor rechtzinnigheid verboaden geweest. En de Utrecht-' sche ApologetiBche School van Doedes en Van Oiosterzee. gold in het midden der negentiende eeuw als het bolwerk der orthodoxie.

Maar nog vóórdat deze Utrechtsche theologen van professie opstonden, was het de „dilettant-theolooig" Mr Isaac Da Costa, die de Schriftwaarheden verdedigde eerst tegenover de Groninger, straks tegenover de Ireische School.

Ja, reeds in 1823 — het is deze maand juist 100 jaren geleden — 'toen hij zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw uitte, legde hij beschermend zijn-hand op den geestelijken erfschat, dien de tijdgeest wilde vernielen.

In een tijd toch, toen het mode was om uit de hoogte neer te zien op de bekrompenheid en enghartigheid der Dordtsche vaderen en hun praedestinatieleer, heeft Da Costa het aangedurfd om het ouderwetsche en zoo hatelijk gemaakte rechtzinnige leerstuk der vrije genade en onvoorwaardelijke verkiezing Gods, als het hoofdpunt der zaligmakende leer en als het kenmerk van .de Belijdenis der Nederlandsche Kerken te verdedigen en aan te prijzen. Hij ook was het, die opkwam tegen de in zijn tijd gangbare valsche beschouwing over de Arminiaansclie twisten, en opwekte tot een onpartijdige beoefening van de geschiedenis der Dordtsche Synode luit de echte broinnen, opdat aan het werktuigelijk napraten van partijdige schrijvers een einde mocht komen.

En de ijverige kampioen van het Reveil, Mr C. M. van der Kemp, schreef nu eerst tegen Ypey en Dermout en later tegen Glasius, om de eere der Dordtsche Synode te handhaven. Toch was dit nog slechts dilettantenwerk.

Pas in de laatste vijf-en twintig jaren der negentiende eeuw werd er een nauwgezet onderzoek ingesteld naar de Dordtsche nalatenschap, en verrijkten tal van oudere en jongere geleerden in voortreffelijke levensbeschrijvingen van leden der Synode, onze kennis van dit Gereformeerd oecumenisch concilie.

En had men vroeger bijna uitsluitend zich bezig gehouden met de geschiedenis der Dordtsche Synode, alleen voor zoover die met de Remonstrantsche twisten in verband stond, nu kwam van lieverlee ook aan het licht, dat de z.g. „nazittingen", na het vertrek der uitheemsche godgeleerden, evenmin zonder beteekenis w-aren. Daar toch waren de Kerkenordening, de Belijidenis - en de Liturgie, vastgesteld, en voorts nog allerlei kwesties behandeld, die het begin vormen van een nieuwe periode in ónze kerkgeschiedenis.

En na een wetenschappelijke studie over deze Post-Acta, verscheen straks een proefschrift over de Pro-Acta, d.w.z. van die vergaderingen der Nationale Synode, die aan de behandeling van de twistzaak met de Remonstranten zijn voorafgegaan, en waarin gehandeld werd over een verbeterde Bijbelvertaling, een jiüste methode van catechetisch onderwijs, een meer 'doeltreffende voorbereiding van de studenten in de theologie^ en de beteugeling van de al te groote vrij^ heid der drukpers; waarbij' dan nog terloops de vraag kwam over het doopen van heiden-kinderen, met welk vraagstuli: de Zending voor het eerst officieel haar intrede in onze nationale Synodes deed.

Door al deze studies is onze kennis van de groote Synode van 1618 en '19 thans zoo volledig mogelijk, en weten we van deze kerkvergadering. van voor drie eeuwen stellig meer dan van welke kerkvergadering, ook 'uit den laatslen tijd. Ook kennen we haar nu in haai' reformatorische beteekenis, en verkondigen nu luide aan ieder die het hooren wil, dat het glorietijdperk onzer Gereformeerde Kerken ligt in de Synode van Dordt. Daarheen gaan we dan ook altoos weer terug, wanneer we do zuivere beginselen der Reformatie willen opsporen.

Zoo is dus nu, na oen periode van verguizing, de Dordtsche Synode weer in eere hersteld, en daarmee Da Costa's wensch vervuld.

En terwijl een eeuw geleden, bij Da Costa's optreden, de leer der Dordtsche vaderen slechts in de lagere en afgesloten kringen van ons volk voor versterving word bewaard, is zo in den loop der negentiende en ook in deze twintigste eeuw op kansels en katheders weer gepredikt met een verhoogde kracht, die niemand vermoed had, behalve Da Costa zelf, de dichtorprofeet, die in zijn Geestelijke Wapenkreet van 1826 zong:

Nog eenmaal zal het woord der waarheid in al zijn kracht, in al zjjn klaarheid^ verkondigd worden aan dit volk.

Weliswaar hoeft Dia Costa zelf, door uit te gaan van het medisch beginsel als middel tot Kei'kherstel, zijns ondanks den strijid van Groen van Prinsterer tot handhaving en verdediging van de leer en de rechten der Gereformeerde Kei'k verzwaard. Maar nu de beide reformatorische bewegingen van Afscheiding en Doleantie weer geleid hebbien tot terugkeer naar de G'ereform'eerde Belijdenis en Kerkregeering, zooals die te Dordt werden vastgesteld, nu klemt almeer de eisch, dien Da Costa te pirematuur aan Groen reeds voorhield, om n.l. bij alle handhaving van bet verleden der Kei'fc, ook aan de behoeften van den tegenwoordigen tijd te voldoen. AVant Dia Costa had niet slechts zijn bezwaren tegen den geest der eeuw, maar hij verstond ook de behoeften van het kind der eeuw. Hij leefde •diep in de overtuiging, dat het Evangelie een blijde boodschap is ook voor deze eeuw met haar hooge verwachtingen en schreiende nooden. En op de vleugelen van zijn lied heeft hij ons Uit een voiorbijgogane periode, in den vorm van onzen tijd, het aloude geloof geschonken.

Welnu, op onze vorige Synode te Leeuwarden in 1929 zijn de nooden van onzen tijd gevoeld, en in verband daarmee stappen gedaan om te komen tot den noodigen uitbouw en oimbouvv van onze Belijdenis, Catechismus en Liturgie in een vorm voor het bewustzijn van onze' eeuw geschikt. Dat heteekende een keerpunt in ons kerkelijk leven. Dte eerste periode van de nieuwste geschiedenis der Gereformeerde Kerken was hiermede afgesloten, en nu gaan wp een nieuw tijdperk in.

Kwam het er tot dusver in ons kerkelijk leven op aan om den band met het verleden te herstellen, thans is het onze taak om aan den historischon draad voort te sprnnen naar de toekomst henen. N!u we weer bezitten wat do vaderen hadden, moeten we niet alleen den schat, door het voorgeslacht ons nagelaten, als een heilige traditie overdragen op de tegenwoordige generatie, maar hebben we als tljdgenooten van het heden oiok te arbeiden om nieuwe schatten te verwerven tot verrijking van hart en leven in de toekomst.

Dir Kuypter heeft dit reeds in 1870 bij zij: n afscheid van Utrecht zoo schoon gezegd-, toen 'hij het onderscheid tusschen conservatisme en orthodoxie aldus aanwees: „Die Christus stelt een allesomvattend en volstrekt beginsel, d.w.z. uit hem begint een geheel nieuw loven. Toch is dusver nog slechts oen zeer klein deel te vóiorschijn getrodon van den eeuwigen levensschat, die in dat beginsel ligt. Een dool van wat dat beginsel in zich draagt, is naar buiten gekomen, maar verreweg het grooter deel ligt er nog in. Nu kan men, óf wat tot dusver uit dat beginsel reeds te voorschijn kwam, óf het beginsel zelf behouden. Het conservatisme doet het eerste: de ware orthodoxie moet het laatste doen. Niet om de enkele bloesoms, die zich reeds ontplooien, om de plant zelve moet het haar te doen zijn: om die plant, mét de profetie van ontalbare bloesems, die haar leven ons brengt." Zoo nu draagt ook het Gereformeerd Kerkbeginsel de kiem eenor'rijke, alzijdige ontwikkeling in 'zich, waarvan dusver nog slechts het eerste elgroen is uitgebot. Het draagt de levenskiom in zich, die deze wereld weer ten leven verwekken kan, en wij zijn de geroepionen om der wereld dat leven te brengen.

Zóó sprak Kuyper. En Bavinck herhaalde dit slechts in zijn eigen trant toen hij zeide, dat wij in den gooden zin des woords conservatief willen z.ijn, een consen'atorium van de waarheid, die naar de godzaligheid is. Maar, , zoo ging hij voort, wat wij van onze vaderen geërfd hebben, wordt dan alleen ons geestelijk eigendom, als wij 't met inspanning van al onze krachten verworven hebben, en aan hetgeen in zijn wezen Vrucht der tijden is, den vorm gegeven hebbon van dezen tijd.

Die Gemeente van Christus kan het doen en moet dat doen, wijl de waarheid, waarvan zij de pilaar en de vastigheid is, een 'katholiek karakter dra.agt en voor alle tijden en plaatsen, voor alle landen en volkon bestemd is.

Aldus hebben Kuyper en Bavinck ons steeds voorgehouden, dat we niet in terugkoer naar oen lang vervlogen verleden heil moeten zoeken voor de kwalen van het heden, maar dat we eenerzijds den schat van .het verleden bewarende, anderzijds ook de rechten van het heden zullen eikennen.

Die 'drang tot ontwikkeling van ons kerkelijk leven, nu drie jaar geleden op de Synode te Leeuwarden uitgesproken, is dan ook van Kuyp'er en Bavinck uitgegaan. Maar deze beide mannen zijln het óók geweest, die altoos weer den' ernst van die taak der toekomst aan de kerken hebben doen giovo-elon. Zij ontveisden ons niet, dat zij beefden 'bij de gedachte aan de reuzen-. taaie onzer kerken, om bij' de machtige vsajiziging in het 'denken en leven onzer eeuw, bewuste aanraking! en verbinding te zoeken met do nieuwe bestaans-•(vijze van ons tegenwoordig geslacht. • Want nu moeten wij 'de eeuwige waarheid Gods voor de kinderen van onzen tijd met nieuwe woorden uitspreken, gelijk onze vaderen het deden in hun taal voor de eeuw waarin zij leefden.

Hoe ontzaglijk moeilijk die taak is, gevoelen we nu pas recht, nu we als kerken aan den arbeid to^en om dit ideaal ook praktisch in Confessie en Catechismus, Lituigie en Psalmodie te verwezenlijken. Nu ontdekten we met schrik, hoe diep do kloof gaapt tusschen Kerktaal en. Leven. Want in stee, dat do Kerk zich verstaanbaar wist te maken voor de buitenwereld is er in haar .eigen midden een wanhopige spraakverwarring geen hoorschen. Die spraakverwarring werd in ons kerkelijk Nederland zóó Babylonisch, dat zelfs de onderscheidene groepen van Gereformeerde Kerkfor. maties hier te lande elkaar in dezen arbeid voor de toekomst niet schijnen te kunnen verstaan.

Anderzijds-mogen we met blijdschap oonstateeren dat de internationale band van geloofsgemeenschap tusschen Nederland en het buitenland van jaar tot jaar sterker wordt. Bizondor is hèt een verheugend verschijnsel, dat bij de tegenwoordige verwarring in het Europeescho volfceronleven en bij het failliet der Europifcosche beschavin, g, de Gereformeerde belijders in Duitschland, Oostenrijk en Hongarijte op Nederland het oog vestigen tot oprichting van hun geestelijk, kerkelijk en staatkundig leven. Dit moge ons niet hoofmoo'dig maken, maar wel dankbaar doen waardeeren den zegen des Heeren over onze kerken, waarvan D'r Kuyper in 1892 op pnze eerste Generale Synode sprak, toen hij zei: „Nederland heeft de roeping van' God ontvangen om het Calvinisme te redden van den dood en weer met eere te doen, bloeien." En in dien zin op'govat begint thans ook Da Costa's pro'fetie haar vervulling te erlangen: '

O Nederland! Gij zult eens weer het Israël van 't Westen worden! God zal uw Kerk met licht oiAgorden.

Zoo heeft het profeteerend .óog • van Da Costa, een eeuw geleden, de dagen der toekomst geschouwd. En boven bidden en denken is ons het'voorrecht beschoren de aanvankeüjke vervulling daarvan te beleven.

Laat dit ons dan stemmen tot oprechten dank aan onzen trouwen 'Verbondsgod, en moed geven om, in het besef van onze zwakheid en in het gevoel van onze afhankelijkheid, bij Hem kracht te zoeken tot het gewichtige werk wiaartoo we thans gerO'Open worden.

'Ook deze Synode is een moment in de historische voortbeweging onzer Gereformeerde Kerivon, een schakel, die ons uit het verleden naar de toekomst overbrengt. Maar zullen we waarlijk aan de ontvvikkeling van het reformatorisch-beginsel bevorderlijk zijn, dan is ons - noodig bij geestelijken diepgang, breedheid van blik, en bij principieel conflict met den geest der eeuw, levendig contact met het kind der eeuw. 's

Daartoe holpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onzen Heere Jezus Christus door Zijnen Heiligen Geest. Amen.

Verkiezingen.

Die eerste stemming voor praeses had tot resultaat, dat ontvingen D|r J. C. de Moor, Utrecht, 17 St.; Ds J. H. Landwehr, Rotterdam, 14 st.; Ds A. de Geus, Lemmer, 13 st.; Ds L. Bouma, Middelburg, 1 St.; Ds A. M. Donner, Amiersfoort, 1' st.; Dr K. Dijk, 'sGravenhage, 1 st.; en Ds W. Breufcelaar, Zaandam, 1 st.

Bij de tweede vrije stemming ontving Dir J. C. de Moor 19 st.; Ds J. H. Landwehr 13 st.; Dis A. de Ge'Us 13 st. en Ds A. M. Donner 1 st.

Bij de herstemming tusschen Dr J. C. de Moor en Ds J. H. Landwehr, ontving Dir de Moor 20 st. en Ds Landwehr 26 st., zoodat gekozlen was Ds J. H. Landwehr. Deze verklaarde echter, op het advies van zijn arts, den voorzitterszetel rdet te kunnen aanvaarden.

Bij de opnieuw gehouden vrijio stemming ontving DIS A, de Geus 22 st; Dr J. C. de Moor 25 st. en Ds A. M. Donner 1 st. Zoodat tot piraeses gekozen is Dr J. C'. de Moor.

Bij de stemming voor assessor ontving Ds A. de Geus 34 St.; Ds J. H. Landwehr 11 st.; Dr K. 'Dijk 1 St.; Ds L. Bouma, Middelburg, 1 st.; en Ds W. Breukelaar 1 st. Gekozen tot assessor Ds A. do Geus.

Bij de stemming voor len scriba ontving Dr G. Keizer 31 St.; Dr K. Dijk 7.st.; Ds J. G. Kunst 10 st, ; Ds A. M. Donner, Amersfoort, 1 st.; en Ds M. Meyering 1 st. Gekozen tot len scriba Dr G. Keizer.

Bij de stemming voor 2en scriba ontving De J. G. Kunst 20 St.; Dr K. Dijk 15 st.; Ds W. Breukelaar 3 St.; Ds P.. Bos, Stadskanaal, 2 st.; Ds J. P. Klaarhamer 2 St.; Dis W. H. Gispen, 2 st.; Ds M. Meye^ring 2 st.; Ds A. M. Donner 1 st. en blanco 1 st.

Bij de tweede steniming ontving Ds J. G. Kunst 24 st.; Dr K. Dijk 16 st.; Ds W. Breukelaar 1 st.; Ds P. Bos 4 st.; Ds J. P. Klaarhamer 2 st.; Ds W. H. Gispen 2 st. en Dr J. Thijs 1 st.

Bij 'de hersto'mming tusschen Ds J. G. Kunst en Dr K. Dijk ont.^ng Ds Kunst 26 st. en Dr Dijk 20 st. Zo'O'dat tot 2de'n scriba gekozen is Ds J. G. Kunst.

Ds J. C. Rullmann wenschte de gekozenen geluk on noodigde hen uit in het moderamen zitting te nemen, waarna Dr J. C. do MO'ór een openingswoord sprak om ten slotte alle leden en praeadviseurs te verzoeken zich van hun zetels te verheffen om aldus instemming te betuigen met do Geloofsbelijdenis.

Ander verloop.

De Zia, ak-Ds Tlieesing had een eenigszins ander verloop, dan wij, afgaande op de eerste berichten, voorstelden.

Het voorstel van den 'Groninger ihoogleeraar iValders vperd wèl iaangenomen.

Miaar wat 'daarna werd besloten deed iiet effekt 'daarvan geheel te niet.

Ds Theesing blijft gehandhaafd en kan zijn antichristelijke propaganda op denzelfden voet voortzetten.

Praktiscli verandert er niets en blijven onze op­ merkingen geheel van kracht.

De vorm in het kerkelijk leven.

I.

Misschien zullen velen de keuze van een der­

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's

Synodale vertroosting.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's