GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCBOÜW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCBOÜW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De stem der stilte.

„Pniël" blijft nog altijd zijn eigen plaats innemen in onze christelijke pers. Het heeft zijn ap, arte schoonheid van sentiment, ireniek' en evangelischen gloed.

Een proeve van'meditatie onder bovengenoemd opschrift (van J. C. van Dijk) moge hier volgen. Het is het eerste gedeelte va, n het artikel. .'•

Want met de stilte is het eigenaardig gesteld: zij heeft altijd een stem, maar die stem is altijd een echo.

Voor den vertwijfelde is de stem der stilte de angstaanjagende bedreiging.

Voor den met schuld beladen© is de "stem der stilte bet onontkoombare verwijt.

Maar voor den dankbare is ziji de bevestiging van zijn vreugde, en tot het kind van God komt in de stilte de slem van den Vader.

Men zou kunnen zeggen dat hierin blijkt, wie we zijn - . welke is de stem der stilte in ons leven ? Het .? ijn de stille uren van ons leven, waarin ans de waarheid, d.i. de werkelijkheid van ons leven opengaat.

Diaarom , zijn zoioveel menschen bang' voor de stille, juist voioir haar. 'Let op den rijken dwaas in de gelijkenis van Jezus. Wat heeft hijl het druk, wat doet hij zelfs druk hieroiver, dat hij het straks niet meer druk hebben zal. En de Heer heeft hem wel biet heel scherpe trekken geie ekend.

Hij is de mensch, die tot het laatste tae de stilte ontloopt, en dan komt natuurlijk tóch de stilte, maar hel is de stilte des dooids, de doode stilte.

Nietwaar: voicn; een doode ziel • moet de stilte wel ©en doiode stilte zijh.

Zieke menschen zij'n menschen, die de stilte niet meier kunnen ontlolopen, althans dat is bijina onmogelijk.

Mag ik nu eens dit zeggen: dat is hun voorrecht! O, zijl missen zooiveel, bijna alles — zteggen - w'iji menschen, — maar één voorrecht hebben zij, het voorrecht van „stille uren".

Ik weet wel: gij denkt misschien, dat een gezond mensch dat. gemalckelijk kan zeggien. Giji z'egt misschien: gij üioest eens weten, hqe moeUijfc juist die stille uren zijn, hoie bitter en zwaar. Maar geloof mijl: ik zeg dit niet „gemakkelijk", d.w.z. lichtvaardig, en geloof mij óófc: ik weet best, dat in stille uren veel doorworsteld rhoet worden.

En tóch zeg ik: stille uren — een voorrecht! Om twee redenen.

Ten eerste: zij brengen u tot de waarheid, d.i. de werke'.ijklieid van uw leven, want alle schijn is weggevallen, in stille uren is een mensch inderdaad, die' hijl is. ; ',

Is hij dan de onrustig© mensch, dan is onrust de werkelijkheid van zijn leven, ach arme!

Is hij dan de vertrouwende mensch, dan is vertrouwen de werkelijkheid van zijn leven, de gelukkige!

Maar ai'me of gelukkige: het is altijd.... waarheid! En waarheid is altijd een zegen. Mijn zieke broeder of zuster: ontloop den ziegen ^ran die waarheid niet door de noodgedwongen stilte van uw ziekbed opi allerlei manieren weer weg te dringen. Oefen u in het stil-zijin in die stilte, wie weet, wat gij' dan hooren gaat.

Een nieuw schepsel.

Uit een ihriie£v'riariiM3E; ..v, an Anael, missionairpredik'ant te' Solo:

In een dorpje bij Sdo werd enkele iaren geleden een oude man gedoopt. Zijn vrouw werd kort geleden nu ook door den Doopi in de gemeente opgenomen. Tóen haar man tot het licht kwam, wilde zij^ nog niets van het Christendom welen, zoo schrijft Dr van Andel. „En toen mijn vrouw en ik er den oersten keer opi bezoek gingen, trok zij zich in de keuken terug. Mijn wrauw ging bij haai: zitten op eioh stapel brandhoiut en zei: Vrouw Solto. 'tis niet prettig voor je, dat je man Christen is; ze zeggen zteker wel op de markt tegen je, dat je toch zao'n raren man hebt. Die woorden openden klaarblijkelijk haar hart, en ze begon te praten. Ze had in dien tijd een gezicht, ' waarop de moeiten en zorgen des levens zeer duidelijk te lezen waren; veel werk, - veel zorg en weinig levensgenot. Opi den morgen van den' Doicp kon ik mijn oogen niet van haar gelaat afhouden. Het was lOif er hemelsche blij'dschapi op lag. Die groote verandering in haar leven, de vreugde des geloofs straalden van haar gelaat af. Zij had altijd van marid naar markt moeten loiopen, uren ver, beladen met koopwaar, , 0e zorgen van het leven waren zóó vele, dat zij aan een toekomend leven niet dacht. Haar hart was geheel vol met aardsche zorgen, er schoot geen plaats voor andere gedachten over. En nu was in haar donker hart een licht opgegaan, dat de zorgen deed wijken en aan het leven glans verleende. De Godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenWiOordigen en des toekomenden levens."

Mondain.

In het reeds door, óns genoemde, en gewaardeerde, - Indische Eviangelisafieblad, „De Zaaier", worden de lezers ook op zeer deskundige wijze ingelicht over de mondaine Europeesche pers.

H. H. E., neemt aldus „De Haagsche Post'" voorbeeldig onder handen: ' ;

Sinds enkele nummters is „D'e Haagsche Post" „verrijkt" met .artikelen van Babbelkous, over „Uit het - Mondaine Leven". En die Babbelkous bablaelt zoo aangenaam en gezellig daarover, dat men werkelijk 'wel veel spijt mag hebben als men „uit" dat leven en er niet meer „in" is. 't Is erg aanlokkelijik blijkens dat geschrijif-Dat leven blijkt ook rijk van inhoud te zijn. Fuifjes en bals en cabarets wisselen elkaar af en dieper dan de oppervlakte komt men er niet. Babbelkous geniet van zulk leven. Ze is helaas gevallen, moet nu het bed houden, maar ze verzekert ons miet een vloek (mondain? ) dat ze goede vrienden heeft, die haar doior dagel'ijksche bulletins op de hoogte houden, zooidat ze niet achter raakt in „ons belangrijk society-leven". Belangrijk? Ja, denk u even in; gaan naar 'n soiree en daar ©en paar buitenlandsche gezanten zien (interessant hé) en dan 'n Diada-avond bijwonen (waarschijnlijk ter ontwikkeling van de lever); voqrts een diplomatendiner: zeer geanimeerd, hoewel zander muziek, prachtige toiletten en. dames met haar onmisbaar „smooekj". .

Voior piarticuliere diners en soirees is het nu „full season", maar er is weinig geld (hoe jammer) en vandaar dat de vrienden maar wieinig uit konden ©n odlc dat de toiletten minder smaakvol waren. (Boort ge het dames: hoe duurder, hoe smaakvoller!) Babbelkous boomt ook over „Khunst". Natuurlijk over amusementskunst

Diaarlcje behoort 't waarschijlnlijk ook 'n jonge luitenant er wat door te halen.

Ge weel nu 'n beet-jé aï van 't mondaine, maar nu komt het mooiste. Babbelkous moet geopereerd. Vloekend (mondain? zie boven!) verzekert zie, dat de tegenwoiordigheid van 'n familielid-dokter haar geruststelt-Nu komt Til, maar neen, dat schrijlf ik even over:

„Toen Til van het geval hoorde, vloekte ze als een polderjongen. Ik kan aan die nieuwste sooiety-gewQonte nog maar steeds niet wennen. „Evenals het mij oiok - altijd nog wat choqueert, als men zijn slaapkamer in zijn' verhalen betrekt. Daar heerscht heusch een wat vreemde vooi'liefde vo^or in sommige Haagsche kringen." (Zie „Haagsche Post" 3 Febr. 1923 blz. 159.)

Die rest laat ik maar w& g. 't Wordt n.l. een beetje vies (mondain? ).

Ziezoo we weten nu. 't nieuwste nieuwtje uit 't mondaine saciety-leven.

„Vloeken als een polderjongen." 'Erg vleiend voor de polderjongens is die uitdrukking rflet. Maar ze kunnen gerust zijn. Nog 'n QOgenblikje en de uitdrukking wordt: Vloeken als 'n Haagsche jongedame.

Over 't vloeken zelf ditmaal niets. En ook niets, waarom het uil godsdienstig oogpiunt door ons wordt verfoeid, Maar — 'n - gewoon fatsoenlijk mensch moest zich eenvoudig schamen 'n gewoonte expres te bevorderen, die voor andere leden van de groiote society", die menschheid heet, zoo stootend is.

Of moet het „moindsline" nu bepaald onbeschoft zijn?

H. H. R.

Journalistiek vergif.

Bij uitzondering' mogen wij onzen lezers zeker weleens toonen een staaltje van den kost, dia een groot, z.g. neutraal, dagblad aan zijn honderdduizenden lezers durft opdisschen.

Men bedenke, dat deze taal niet wordt uitgezwetst aan een bittertafel door een roodhoofdige meneer, die wat durft, maar door een minister van „de koningin der aarde".

Dit soort modem paganisme staat toch een héél stuk lager da.n het antiek paganisme, waar mem tenminste nog eerbied' heeft voor den dood.

In „De Telegra, af" dan schrijft X. (is het die man van de journalistieke rolmops? ) in zijn vast hoekje het volgende:

Spiotternij' Of S otter nij'.

1.2 December. — Hét is niet zonder schroom, dat ik mij heden begeef opi het terrein, dat mij vermoedelijk in conflict zal brengen met mijn vriend Struys, van de Begrafenisonderneming, wat in 'dit Jaargetijde een waagstuk is en waaropi weinig lezers lust ' zullen gevoelen mij-te volgen.

Ik heb het ©enigszins lugubere genoegen aan een , iweg te wonen. Waar dagelijks veel begrafenisstoeten voorbij trekken, - sommige lanterfantend en andere op een holletje, doch zoo goed als geen enkele in den plechtigen tred, die elk onbevooroordeeld mensch meent, dat bij' zulk een draeven tocht behoort. Laat ik onmiddellijk toegeven, dat , het ZOO' erg als in mijb jonge jaren niet is.

Toen hadden we nog de aanspirekers in hun kuitenbroeken en 'met hun bef en lanfers en driehoekige steken en die, als er sneeuw lag, onverbiddellijk bekogeld werden — denkt er één jongen aan, . den tegenwoordigen aanspreker den hoogen hoed van het hoofd te keilen? — en de burgerij! •genoot, van het niet zeldzame schouwspel, dat de heeren-doodbidders, na een vroolijken dronk in het kroegje naast het kerkhof, met z'n allen, gezeten als kraaien op een telegraafdraad, in dên lijkwagen stadwaarts holderdebolderden, een levende tegenstehing met het: „gedenk "te sterven!" op den heenweg, dat zijl opi den terugweg omzetten in: „gedenk te leven!"

Ik herinner mij. nog de revolutie in onze goede 111 stad, toen de eerste begrafenis onderneming opi de straat verscheen • met aansprekers in het plechtgewaad, dat hen thans siert. Dial bekoorde zoo het cog, dat vele levenden - de verleiding niet konden weerslaan met alle geweld begraven te willen Worden „in het nieuwe coisluum". Hot was in die dagen een , , run". '

Nu is het pilechtige er ook al weer af. En dus ook het mooie. In schoonheid te sterven is weinig menschen weggelegd en ik kan mijl voorstellen, dat vele kunstzinnigen er tegen op-iien het tijdige met het eeuwige te verwisselen, alleen omdat hun begrafenis zoo foeileelijlk is. Over den hoogen hoed 'schreef reeds een collega. Ik heb eens een begrafenis meegemaakt, waarbij een der allernaastbestaanden met een slapi hoedje verscheen. Het was ©en deftige begrafenis en men fluisterde verschrikt onder elkaar. Ik werd door de treurende familie afgevaardigd den ooim aan het verstand te brengen, dat hij' met zoo'n hoofddeksel zijii broer de laatste eer niet kon bewijzen. Want wat zouden de buren wel zeggen? Oom werd eerst woedend, doch riep* ten slotte uit: „waar haal ik zoio gauw een hoogen dop vandaan? " Niemand had er twee bij zich ©n het kon moeilijk gaan, als op sommige studenten-receplies, waar maar één hoogen hoed aanwezig is, die de gelukw^enschenden om beurt opzetten.

Toen had een der neven een ietwat snooden inval. „Zou de overledene geen hoogen hoed over hebhen? " vroeg hijl. Inderdaad! Daar stond er een in de kast, zijn trouwhoed van 1854 of daaromtrent, doch het was een hooge en hij' stond op ocm's hoofd als ©en boei in stormweer, zoo-schommelde hij heen en weer ©n in het laatste rijtuig werden onwaardig© w©ddenschappen aangegaan wat rooder was: oom's neus of zijn hoed. Doch aan de eer was voldaan.

Een begrafenisstoet • is in onze dagen geen pilechtige vertoioning en ik vraag mij' steeds af als ik die acht of tien of twaalf aansprekers uit den pas achter den lijkwagen zie aansjokken, of zij niet te vervangen zouden zijn door een dozijn lieftallige jonkvrouwen in gesloten treurgewaden, di© als een droom voortschrijden, onder het fluisterend zingen van een of ander verheven gezang. In een grooite stad, waar de eerbied voor den do'ode toch al gering is, omdat het leven er onstuimig heen en weer spoelt, kan het aan de plechtigheid niet dan ten goede komen.

Ik geef dit denkbeeld aan mijn vriend Struys en ander© begrafenis-ondernemers in ernstige overweging en ik geloof dat, indien zijl het in toepassing brengen, bij velen het bezwaar, dat zij thans tegen hun begrafenis hebben, zou warden weggenomen.

B. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCBOÜW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's