GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE GEREFORMEERDE STUDENT EN DE ANTIREVOLUTIONAIRE POLITIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEREFORMEERDE STUDENT EN DE ANTIREVOLUTIONAIRE POLITIEK.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV..

Inhoud van het eerste artikel:

Bij den Gereformeerden student is, biji vroeger vergeleken en uitzonderingen daargelaten, hel peil der politieke belangstelling ongetwijfeld gedaald. De een zoekt het bij de professoren, de ander bij de studenten, nog anderen laten meer algemeene factoren het zwaarst wegen. Inhoud van het tweede artikel:

Verkeerd is het, de voorname oorzaak bij de hoogleeraren te zoeken. Ook vroeger oefenden deze nóch in de collegezaal, noch door samenspreking met studenten eenigen reohtstreekschen politieken invloed op hen uit. En wat de praktische politiek zelf aangaat, nemen de hoogleeraren der juridische faculteit ook nu nog evenzeer als vroeger daar-aan deel en als de regeering of de parüj: van de overige hoogleeraren diensten verlangden, hebben zü zich, zoo ziJ meenden hiertoe geroepen te zijn, voorzoover ons bekend, niet onttrokken.

Inhoud van het derde artikel:

Beweert men, dat er van de huidige hoogleeraren niet de politieke kraohtsontwikkeling uitgaat als Kuyper en verwijt men hun mindere genialiteit, zoo is dit verwijt niet gericht tegen hen, maar tegen God, die het alzoo beschikt.

Daarbij heeft onze Universiteit 8 fasen doorgemaakt:1. een, waarin zoo goed als uitsluitend de Gereformeerde beginselen van onder het stof werden opgedolven, 2. een, waarin de Gereformeerde beginselen niet werden los gelaten, maar materiaal verzameld werd om daarmee op de fundamenten der beginselen te bouwen, 3. een, waarin beginselstudie en detailonderzoek worden gecombineerd. In die laatste leven we nu. De eerste fase is uitteraard die van de geestdrift, de tweede die van het stille werken, wat naai buiten weleens een indruk van 'matheid geeft, de derde daarentegen leent er zich toe het oude enthousiasme opnieuw te doen ontvonken, de heerlijkheid onzer beginselen te doen schitteren en tevens de weienschap door détail-onderzoek verdeï te brengen. Daardoor zal dé band met het volk weer hechter .worden en ook de student zal daarvan den invloed ondergaan.

Ook het studentenleven onderging verandering. Niet zulk een als men dikwijls wel meent. Men is zoo vaak geneigd een groep _^ studenten, die men kent, als maatstaf te nernéü en zoo te generaliseeren. Maar dit valt wel waar te nemen, dat de tijd van het problemen-zoeken voorbij is. Men ziet thans vrijwel in, dat riïen daarmee niei verder komt en dat God ons geroepen 'heeft met de ten-deele-kennis, welke wij hebben, te woekeren, zooveel wij kunnen.

Als men meent, dat de ernst onder onze tegenwoordige studenten gemist wordt, dat' de fut eruit is, vergist men zich. Zoo kan ook uit het studentenleven alleen de verminderde politieke belangstelling niet worden verklaard.

Opzettelijk' gaf ik ditmaal een breeder overzicii't van de vorige artik'elen dan gewoonlijk.

Ik vraag verschooning, dat ik ze eerst na een intermezzo van vijf "weken "weer vervolg.

Men begrijpt de reden.

Ons tiaditioneele jaaroverzicTit schoof zich' er tusschen.

En was het mijn bedoeling in een tweetal nummers twee hoofdartikelen te geven, zoo bleek dit ondoenlijk'.

Ik hoop echter, dat de bovenstaande inhoudsopgave voldoende zal zijn om h'et geheugen op te frisschen.

Anders gelieve men zidh de moeite te getroosten de desbetreffende nummers zelf op te slatin.

Kan de verminderde belangstelling van den student in het politieke leven voor het grootste deel niet op.de professoren en ook niet op de studenten worden v^erhaald, zoo moet men het wel over een anderen boeg wenden.

Men late hier de geschiedenis sprek'en. Daarbij moeten enkele feiten opgerakeld, die bijna in het vergeetboek zijn, geraakt.

Laat ik' beginnen met hét ministerie-Kuyp-er. Dankbaarheid vervulde het hart van ons Gereformeerde volk toen Dr Kuyper bij de Hooger-Onderwijswet den effectus civilis voor de Vrije Universiteit bedong.

Hét ontbreken daarvan had de ontwikkeling van het niet-theologische deel onzer Hoogeschool in den weg gestaan.

De Juristen b.v. moesten dubbele examina afleggen, aan de Stedelijke Universiteit^gnjaan de onze.

Dit schiep min gewenschte toestanden, 'waarover we niet behoeven uit te weiden.

Toen echter de gra; den van onze Universiteit door den Staat werden erkend, bracht-dit de verwachte verandering te weeg.

Het getal Juridische Studenten klom.

En men'hoopte, dat deze straks zouden zijn de politieke voorlichters van ons volk.

De theologen konden zich dan uit de politiek terugtrekken en zich meer op' hun speciaal terrein bewegen.

Deze wensch leefde ook in de Gereformeerde Kerken.

Onder den drang der omstandigheden had men totnogtoe het type van den politieken dominee aanvaard.

Als de predikanten er zich niet mee bemoeid hadden, wat zou er van onze anti-revolutionaire politiek terecht zijn gekomen?

Men zag dit ter dege in.

Maar in de verkiezingsdagen vergde de politiek van de krachten van menigen predikant zooveel, dat de gemeente vrijwel onverzorgd bleef.

De katechisaties stonden dikwijls stil. De predi'kdienst werd soms door ruiling gaande gehouden.

Menige gemeente was, hoewel zij een herder bezat, herderloos. Vooral waar op de drukke campagne de zoo dubbelnoodige vakantie volgde.

En nog eens: dat hadden bedoelde kerken er gaarne voor over, zoolang het niet anders kon.

Maar zoodra een ander uitzicht zich opende, namen zij hiermee geen genoegen meer.

Zij, die door onze Juridische Faculteit werden afgeleverd, zouden er zich nu voorsp^annen. Zoo rekende men.

Dit schiep een eigenaardige kbnstellatie, waarin zeker de voorbarigheid geen kleine rol speelde.

Men zag het gebeuren, hoe predikanten, die de politiek niet dadelijk loslieten, eenvoudig van ide lijst der beroepbaxen werden afgevoerd. Een enkele maal kwam het ook voor, dat een predikant beroepen werd op voorwaarde, dat, zoo hij het beroep aannam, zich uit de politiek .zou terugtrekken. Zelfs dreef men het hier en daar zoover, dat men als zijn voorkeur te kennen gaf, dat dominee zich ook' met de plaatselijke politieke actie niet te zeer zou inlaten.

Ka.tuurlijk wa-s dat zoo niet overal.

Doch een sterke strooming in die richting liep door heel ons land heen.

Dat had vanzelf zijn terugslag op de theologische studenten.

Zij leefden in de politiek niet meer zoo intens mee, omdat zij - er later toch weinig mee konden doen.

De prikkel, dat later ook ten deze veel van hen zou worden geëischt, was afgestompt.

Men. noeme het verkeerd', dat zij een prikkel noodig hebben.

Ons is het hier alleen te doen om een psychologische verklaring.

Alleen hierdoor reeds verminderde de, politieke belangstelling bij de theologische studenten en de theologen vormden aan onze Universiteit 'toch steeds de meerderheid.

Beantwoordden de prestaties vön de juristen, die aan de Vrije Universiteit hun opleiding ontvingen, n'u aan de verwachting?

Het zou onoprecht zijn, dit bevestigend te beantwoorden.

Er zijn er, die op politiek gebied een eereplaats bèkleeden in partij en land.

Ieder weet ze met name aan te duiden. Maar als men de naamlijst van de juridische discipelen uit vroeger jaren raadpleegt, hoevelen zijn er dan niet, wier politieke stem nooit of zoo goed als nooit werd vernomen?

Zij zijn, we willen het gaarne aannemen, voortreffelijke advokaten.

Zij volgen hiermee, oo'k dit aanvaarden we voetstoots, hun persoonlijken aanleg.

Ziclx in de politiek te begeven, zou van hen een offer vergen.

Maar deze vraag laat zich niet verdringen: waarom brengen zij dit offer niet ?

Als onze partij rijk genoeg was aan voorlichters en deskundige propagandisten, zouden we hen met rust laten.

Maar zoo goed staat het er met onze partij niet voor.

Aan zulken, die het kleinere werk kunnen doen, hebben we gelukkig geen gebrek.

Maar aan hen, die in de politiek groot werk moeten verrichten, wel.

Nu moeten dikwijls zij, die alleen voor het kleinere werk geschikt zijn, zich voor het groo'tera spannen.

wij eeren dit in hen.

Maar dit wreekt zich toch op de eene of andere manier.

Tot partij-versterking leidt dit niet.

Ons volk roept: waar zijn de juristen gebleven, op wier hulp en leiding wij stellig gerekend - hadden?

En er mag geen ander antwoord gegeven: velen, hunner hebben zich verstoken achter de vaten, vol akten en protokollen en wetten. Zij pluizen daar de moeilijfcsta kwesties, die zich in het alledaagsche leven opdoen, uit. Daaraan werken zij tot in het middernachtelijk uur.

Doch ons volk' vraagt weer: gevoelen zij dan niet, dat zij ook nog een hooger roeping hebben, dat zij hun plaats behooren in te nemen in de voorste gelederen onzer pai-tij? Het antwoord daarop laten wij aan henzelf over. Maar het kan niet anders of hun voorbeeld moet schadelijk werken op onze studenten.

HEPP.

VERKLARING.

Geachte Redactie!

Zooals u weet, lag het in mijn voornemen, in Juli of Augustus des vorigen jaars enkele artikelen voor De Reformatie te schrijven in antwoord op de verschillende bedenkingen, in de pers ingebracht tegen mijn in uw blad opgenomen refeiraat voor de laatste Predikantenvergadering te Utrecht, handelende over de quaestie der regeermacht bij de veAiezingen van ambtsdragers.

Helaas — de veelamvattende arbeid der voorbereiding van de Generale Synode heeft veroorzaakt, dat van de verwerkelijking van dit voornemen niets is gekomen. Gedurende de maanden, die op de Synode volgden, was er, door allerlei oorzaak, geen sprake van, dat ik deze artikelen zou kunnen schrijven. En thajis kom ik u een nog langer uitstel vragen, dla, t zelfs tot afstel zou kunnen leiden.

De zaak is nl. deze, - inmiddels hebben Depntaten der Generale Synode voor de overvpeging der zaak van het - vrouwenstemrecht vergaderd. Bij de bespreking van hun arbeid bleek, dat dit punt nieS buiten 'hun studie zou kunnen blijven. Nu het daar in kleinen kring ernstig behandeld zal worden, overlegde ik met Prof. Kuyper, die èn tot mijn opponenten èn tot deze deputaten behoort, of he{ niet beter zou zijn, dat ik nu mijn artikelen voorloopig in de pen [hield. Binnenskamers verstaat men elkander gewoonlijk beter en komt men gemeenlijk gemakkelijker tot elkander dan in de pers. Bovendien zou 'het k'unnen zijn, dat zulk een polemiek, 90k al werd ze in goeden toon en broe-

derlijken zin gevoerd, de zaak zelve zou schaden en een belemmering werd voor den arbeid dezer depiitalen, die als het eenigszins zou kunnen met een eenparig advies moeten komen. Deze overwegingen hebben er toe geleid, dat ik' U verzoek, mij; vooi'loopig te ontheffen van dfe verplichting, die ik! op mij nam, opdat ik 'kan trachten de gewenschte overeenstemming op andere wijze te bereiken. Mocht dit onverhoopt niet gelukken, dan zal ïli, natuurlijk over de mij toegestane plaatsruimte, gaarne alsnog beschikken.

Prof. Kuyper ging met dezen gedachtengang geheel accoord.

Hoogachtend,

Uw dw: ., J. C. DE MOOR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

DE GEREFORMEERDE STUDENT EN DE ANTIREVOLUTIONAIRE POLITIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's