GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Versleten vormen van ongeloof.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Versleten vormen van ongeloof.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het beruchte, bij zijn eerste verschijnen zooveel geruchtmaikende boek van Strauss Leb en Jesu, is voor eenige weken weder een nieuwe druk verschenen.

Toen het in 1835 het licht z£ig, werd al spoedig aan een Nederlandsche vertaling gedacht, docii er openbaarde zich onder de boekhandelaars een „schier eenstemmige zucht; om de onderneming zooveel mogelijk tegen te werken". Men aarzelde een werk, dat een zoo feilen aanval op; het Chrisr tendom deed, aan het Nederlandsche volk , in handen te geven.

J. H. Bolt van Groningen ondernam echter in 1841 de uitgave van een Nederlandsche vertaling; maar zij vond weinig bdjVal, en de naam van den uitgever werd „met' een zwarte kool in de openbare meening gebrandmerkt" ¹).

Ongeveer dertig jaar later, in 1863, gaf Emest Renan zijn Vie de Jèsus. Terwijl het boek van StransiS eerst na vier jaren een derden druk herleefde, kwam van ^Renan's geschrift binnen enkele weken de vierde oplaag.

Was in ons land bij zeer velen ook tegen dit eveneens berucht en geruchtmakend geschrift de stemming aanvankelijk ongunstig, spoedig verscheen het ïn een tweetal Nederduitsche vertia, lingen.

Op hoogen toon werd er de loftrompet over gestoken. Met verlangen zagen velen, die niet bij machte waren het in het oorspro^hkelijke te lezen, er naar uit. Het werd met warme vreugde begroet, geprezen als het licht eeiier nieuwe zon.

In weinig tijds heeft de moderne richting zich ba aalgebroken, al sneller vorderingen makende.

En velen durfden deze doorbreking van het nieuwe licht vergelijken met den grootschen 'tijd der Reformatie. Maar welk een tegenstelling tusschen de helden des ^eloofs uit de zestiende eeuw, die met het zwaard des Geestes, in de kracht Gods opkwamen voor God es eere; en de mannen des moderne wetenschap, die met ruwe sloopershanden alwat heilig is aantastten, en daarbij' het Allerheiligste .allerminst ontzagen!

Was het boek van Strauss niet „een voortbrengsel van. Duitsche excentriciteit en paradoxenjagt"? En het Vie de Jèsus van Renan „een gelijksoortig product van Fransche phantastery en hypothesen-manie"? Renan's Vie de Jèsus toch is een boek, geschreven bijna in den trant van een Plarijschen roman, waarin met de heiligste en gewichtigste vraagstukken letterlijk gespeeld wordt pis de jongelieden doen met de ballen' op het tennisveld.

Opmerkelijk is, dat, als Renan gevoelt, door zijn boek velen van aangename illusion beroofd te hebben, hij betuigt, hoe het hem het meest smart, dat hij door zijn geschrift aan zijn moeder leed heeft berokkend. M, aar overigens bekoinmert hij er zich weinig om, koude te hebben gebracht over vele harten. Een goed humeur zal die rillingen gemakkelijk te boven komen! En in elk geval, zoo zegt hij, zal zijn ^boek niet verhinderen, dat de klokken van de Notre Dame blijven luiden. Een getuigenis van de meest verregaande lichtzinnigheid, doch ook van volstrekte machteloosheid. Hij kan het geluid der groote, ver boven zijn bereik hangende, klokken niet doen verstommen.

Strauss en Renan, twee vertegenwoordigers der moderne wetenschap. Hun pen is als een scherp lancet geweest, dat bij velen een vernielende en doodelijke werking heeft geoefend. De goddelijke realiteiten tot mythen verlaagd; product van menschelijke fantasie geacht, wat vrucht is van goddelijke openbaring. Het Christendom geheel een za, a!k van'louter natuurlijken en menschelijfeen oorsprong.

Renan, die zijn boek heeft opgedragen aan de schim van zijn zuster, maakt van den Christus Gods niets dan een schim zijner verbeelding.

De Christusfiguur zou een schepping der gemeente zijn; en allerlei factoren zijn door Strauss en Renan te hulp geroepen, om het ontstaan daarva"n begrijpelijk te maken.

Hoe machtig is hiertegen het verweer van Da Costa, als hij wijst op „de Zon, zooals zij a.an den hemel schijnt en warmte, dagen en saisoenen, vrucihtbaarheid en heerlijkheid, leven en, beweging, en een middelpunt aan geheel onze planetenwereld geeft! En nu hebben wij alleen maar te vragen of die Zon zich verklaren laat als een papieren knipsel van argeloos spelende kinderen, of wel — als een vonk uit den dagelijkschen vuurhaard, maar aangeblazen door menschelijke adems tot een vlammend hemellichaam, dat hemel en aarde beheerscht en bezielt" 2).

Als wij op den afstand van eenige jaren terugzien naar die geruchtmakende boeken, dan sta, an ze voor onzen geest met al hun scherpizinnigheid en litterarische schittering als versleten vormen van ongeloof. Strauss' argumenten zijn spoedig onhoudbaar gebleken, en Renan's boek vertoont zulk een vreemdsoortige elasticiteit, dait het zich naar eiken vorm van deiïken, hoe oppervlakkig en grillig ook, plooit. _De historie heeft duidelijk doen uitkomen, hoe allerlei onwaardige en onwijze bedenkselen, uitvluchten, bochten en kromten het materia.aJ vormen, dat door deze ma, nnen der moderne wetenschap-is gebruikt.

Bij het vijf-en-twintig-jarig jubileum van zijn boek verkla, art Strauss: „Ik betuig, dat, als het boek thans weinig meer gelezen wordt, dit hierdoor komt, dat het door de „Zeitbildung" opgezogen en in alle aderen der tegenwoordige wetenschap ingedrongen is. En dat in heel die vijf-en-twintig jaren over de dingen, waarvan het handelt, niets van beteekenis is geschreven, \yaarin zijn invloed niet te erkennen is".

De man, die zich er op beroemde de gansclie Evangelische geschiedenis onder het mythische gezichtspmit te hebben gesteld, heeft blijkbaar zich ook maar een verzinsel gemaakt ten aanzien van de beteekenis van zijn Leb en Jesu. Ptof. Tholuck slaat echter deze illusie stuk, als hij erkent, dat het boek van Strauss zeker het zijne heeft bijgedragen tot verbreiding van de negatie, ofschoon hierin als véél invloedrijker factor het toenemende materialisme zich deed gelden. En wat het speculatieve deel aangaat, schrijft Tholuck in 1862, 't is bij ons in Duitschland spoorloos ondergegaan. Alleen in de samenkomsten der vrije gemeenten klinkt het nog'wat na 3).

Hoeveel geruchtmakend oofe, 't is een ras, voorbijgaand verschijnsel geweest. Een wolkje, dat weldra , is voorbijgedreven. Maar het heeft opi z ij n manier mede moeten bewijzen, dat het gebouw der Goddelijke Waarheden onomstootelijk vaststaat. De onwankelbare Rots van Gods Woord wijkt niet voor het schuim van menschelijke verdichtselen, Al heeft dat boek duizenden diep gekrenkt in wat hun boven alles dierbaar was, af heeft het velen tot twijfel en ongeloof verleid; ongetwijfeld hebben zij, die den Naam des Heeren belijden, overvloedige redenen om ook voor aanvallen als deze te danken.

Prof. Ter Haar deelt mede, dat van Renan's Vie de Jèsus zeventig-duizend exemplaren heinde en ver zïijn verspreid; ma^af vermeldt tevens, dat de feiten aantoonen, hoe het velen, die nog nooit een dog in het Evangelie hadden geslagen, 'en niet eens den lust daartoe bij' zich voelden opr komen, begeerig deed grijpen naaj: wat tot nu toe voor hen 'n gesloten en verzegeld boek was geweest. Sedert de verschijning van Renan's boefe, was ïn Plarijs het debiet van exemplaren des Nieuwen Testaments aanzienlijk vermeerderd*).

Versleten vormen van ongeloof, zeiden wij: Een kleed noemen wij versleten, als het afgedragen is. Van een mensch wordt gezegd, da, t hij versleten is, als hij is verzwakt en uitgeput. Maai-, zulk een versleten kleed heeft toch goede diensten gedaan.

En zoo hebben ook de aajivallen van het ongeloof telkens weer de zaak des Heeren gesterkt en bevestigd. Het willen uitwisschen van alle grenzen, heeft er toe geleid, de grenzen zoo-scherpj en zoo duidelijk mogelijk te trekken. Tegenover het „alles mythe en sage", is de heilige werfcelijfcheid en goddelijke realiteit van het Evangelie krachtig gemainteneerd.

Terwijl allerlei geheel uiteenloopfende opvattingen van Jezus' persoon werden yooi'gedragen, is tegenover de bonte reeks van „P, rofessoren-christusse'n", gelijk Kalthoff ze spottend noemt, de Christus der Schriften met heilige bezieling verkondigd.

Terwijl de tegenstanders zich in allerlei hypothesen verliepen, en door hun altijd wisselönda meeningen zich al meer in raadselen wikkelden, werd het geloof der gemeente bekrachtigd, om steeds vaster gangen te maken in de gebaande) wegen van 's Heeren Woord.

De aanvallen der vijanden hebben haar steeds vaster geankerd in de overtuiging, dat er geen tegenstelling is tusschen den historischen Christus en den Christus der Schrift, den .Christus der gemeente, den Christus onzer belijdenis. De kerk des Heeren werd er door gedrongen, om aan het Woord Gods des te vaster zich te klemmen, en gepriklceld om de volheid van waarheid (en leven, welke in den naam van Christus besloten ligt, al nadrukkelijker te prediken.

En zoo is in Strauss en 'Renan de geschiedenis van Bileam herhaald, die kwam om te vloeken, maar onwillens Israël zegenen moest.

Ondanks al de aanvallen der vijanden staat het Godsgebouw onwankelbaar vast op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Christus is de uiterste hoeksteen.

Hoe felle bestrijding er ook in de toekomst nog moge uitbreken, wij kunnen er ten volle van verzekerd zijn, 'dat niets het apostolisch woord ooit kan te niet doen: Niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus". 1 Corinthe 3:11.

J. P. T.

Hongaarsche Studenten.

Over de te Kampen en te Amsterdam studee{rende Hongaarsche theologische studenten, schreef „De Refoimatie" reeds eerder.

Naar we thans vernemen, loop, en de zaken goed. Deputaten der Generale Synode, benoemd om deze belangen te verzorgen, konden, - daartoe in staat . gesteld door Kerken en particulieren, op dezen cursus een derden alumnus aannemen. Toch is er, gelooven we, ook iets, dat anders moest gaan.

Telkens lezen we in de bladen, dat Kerken of Classes inzamelingen houden of zullen honden, ten bate der Hongaarsche Studenten.

Op zichzelf al weer verblijdend!

Maar naar het verluidt, wordt van deze inzamelingen geen kennis gegeven aan Depntaten der Generale Synode.

Dit lijkt ons te betreuren.

Bij die Deputaten immers zijn de aanvragen uit Hongarije ingekomen en denkelijk 'zijn deze broeders goed opi de hoogte, zoodat zij het best beoordeelen kunnen, wie aan de beurt is om na.ax Holland te komen.

Laten daarom - de Kerken en Classes, die iets voor de Hongaarsche studenten doen, zich met Dep-utaten in verbinding stellen en aan hen de gelden overmaken. Of — als men dat niet wil — een alumnus van Deputaten overnemen, opdat dan weer aan een nieuwe aanvrage kan worden vol-daan.

F. W. G.

Dr Palache.

Over de benoeming .van Dr Plalaphe, oordeelt, voorzoover we zagen, onze - Gerefo-rmeerde pers eenstemmig.

Men ziet, dat we hier staa.n voor de gevolgenvan een verkeerd systeem, dat de benoeming van de hoogleeraren aan - de opienbare Universiteiten, de theologische professoren niet uitgezonderd, in handen van de o-verheid ligt. Waartoe - dit leiden moet, is weer eens duidelijk gebleken.

Ook het vraagstuk van de afschaffing der theologische faculteiten kwam. in het geding. Men heeft

te Amsterdam, aleer men tot ds benoeming vaai Dr Pala.clie overging, den Minister gepiolst, of van hem soms een wetsvoorstel ware te wachten, dat Amsterdam onthief van de verplichting om een godgeleerde-faculteit te hebben.

Voor afschaffing van de theologische faculteiten zijn ook zij.

We zijn echter niet voor afschaffing zonder meer. We-bedanken er voor ons door de ongeloovigen te laten gebruiken om ide theologie van de openbare Universiteiten te verbannen. Men zal er ons lieusch niet dankbaar voor zijn b.v. in den vorm van subsidieverleening aan bijzondere hoogescholen. '

We zijn alleen voor afschaffing, als die afschaffing het begin is van de afschaffing van alle faculteiten, d.w.z. als de Regeering zich gaat bewegen in de richting het Hooger Onderwijs .aan het particulier initiatief over te dragen.

Men meene toch niet, dat het kwaad alleen in de theologische faculteit zit.' Het zit overal. Alleen in de theologische faculteit wordt het — en dat is een voordeel — no-g het gemakkelijkst ont­ dekt.

F. W. G.

De Christelijke Pers.

Onze Christelijke Dagbladen genieten nog lang niet den steun en de waardeering, waarop ze recht hebben.

Het zijn waarlijk niet alleen de meer eenvoudige gezinnen, wa, airin alleen de neutrale of kwasi-neutrale krant komt.

Integendeel, indien men het eens percentsgewijze ging uitdrukken, zijn het misschien juist vooral de meer-ontwikkelden, die onze eigen bla­den niet lezen.

Ge kent de redeneering. Een groote courant — „Handelsblad" of „Rotterdammer" — kan ik niet missen. En er nog „De Standaard" bij te nemen, ik zou het wel willen, maar het wordt me te duur.

En het gevolg? Dat men niet .alleen de principiëele voorlichting, die van onze zijde gegeven wordt, niet onder oogen krijgt, maar, om slechts iets te noemen, Kamerverslagen ontvangt van de hand van menschen, die altijd een Christelijk Kabinet bestrijden, wat het ook doet.

Laten we eens aannemen, dat men werkelijk de groote courant niet missen kan en dat men er geen twee kan betalen.

Kan men dan niet twee bladen samen lezen? Men behoeft er zich heusch niet voor te schamen. Allerminst in dezen tijd.

F. W. G.


1) J. J. Oosterzee, Historie of roman? bladz. 4.

2) Da Costa, Voorlezingen N. T.'l. piag. 116. '

3) Herzog Real-Encyciopapdie. Art. Strauss.

4) Ter Haar, Wie was Jezus? pag. 291.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Versleten vormen van ongeloof.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's