GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen verhindering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen verhindering.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want bij den Iletu'e is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen. , 1 Samuel 14:6.

Men kan aan de Almacht Gods opi vle.eschelijke wijze denken.

Dan siddert men voor Hem, Wiens toorn zoo geducht is, die een schrikkelijk wedei-partijder is tegen den goddelooze. Wiens hand door niemand kan tegengehouden worden als Hij de roede grijpt om te straffen, of den ijzeren scepter om te verpletteren.

Men kan aan de Almacht Gods echter ook op g e e s t e 1 ij k e wij ze denken.

Dat doet de geloovige.

Voor hem is dat geduchte alvermogen des Heeren een bron van rijke vertroosting.

Want, omdat zijn Rechter hem uit vrije genade een pntfermend Vader in Christus geworden is^ ligt er in de Almacht een ontwijfelbare zekerheid, dat er bij den Heere Zijn God geen verhindering is om te verlossen.

Alles moet immers voor Zijn grootheid bukken.

Alles moet dienstbaar zijn tot de komst van Zijn Koninkrijk.

Zijn goddelijke liefde heeft goddelijke almacht tot haar beschikking.

Hij wil het doen als 'Cen getronw Vader.

Maar Hij kan het ook doen als een almachtig God.

Als de Almachtige verlossen wil staan alle middelen Hem ten dienste. En geen enkel bezwaar staat Hem in den weg.

Als het leger, dat uittrekt tot den strijd maar in Zijne mogendheid mag gaan, dan maakt het geen verschil of het groot is of klein.

Verschil maakt alleen o'f de Hoere 'Zelf mee uittrekt. „Want bij den Heere is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen".

Dat zeid© Jonathan tot zijn wapendrager, met bezield en bezielend geloofsvertrouwen, toen zij samen langs de scherpe steenklippen opklommen tegen de 'Philistijnen. .«•: •

Zq samen alleen, isi^' l^? p'

Het was een vermétei, stuk, dat zij begonnen.

In het oog van een buitenstaander een rodveloos ondernemen.

De Philistijnen hadden Saul's leger den doortocht in het gebergte afgesneden.

Zij hadden den nauwen pas bij' Michmas bezet, zoodat de mannen van 'Israël machteloos tegen hen waren en, geen doortocht vindende, zidi moedeloos en mistroostig verstaken in de holen en spelonken van het ruwe bergland.

Doch Jonathan kon zich in die slappe passiviteit niet vinden. Een dappere moedige geest waakte bij hem op. Wat de velen niet durfden, dat zou hij alleen wel doen, de hooge klippen bestormen waarachter de vijanden zich veilig verschanst hadden.

Als zijn trouwe wapendrager maar mee ging.

En zie, ook in diens moedig hart spat een vonk van Jonathan's geestdrift over. Want hij ook gelooft het wat zijn meester zegt: „Bij den Heere is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen".

Daarom gehoorzaamt hij het bevel: „Klim op achter mij".

Zoo klommen de twee jonge helden tegen da rotsen op.

Wat een hoongelach ging er op in de gelederen der Philistijnen boven hen!

Hoe spotten'die hoogmoedigen toen'zij Jonathan en zijn wapenheraut tot zich na-deren zagen.

„Ziet" — riepen zij — „de Hebreen zijn uit de holen uitgegaan, waarin zij zich verstoken haddear."

Zij begrepen niet den heiligen geloofsmoed waarmee deze helden zich veilig wisten in de hoede des Almachtigen.

In hun oog was het roek'elooze overmoed, die met het bloed dier vermetelen zon worden betaald. Die zich zooeven nog in holen verstoken hielden als schuwe konitjnen, zonden nu als gemzen tegen de steenklippen opspringen, als arenden vallen op hun prooi?

Van de hoogte af, buigend over den vooruitstekenden rotsrand, roepen zij de twee dapperen toe: „Klimt tot ons op en wij zullen het u wijs maken!"

Maar juist die sarrende woorden waren den beiden jongen geloofshelden het teeken, dat de Heere met hen zou zijn en onversaagd klommen ze op en verbraken de blokkade.

Zelfs de smaadwoorden der vijanden en him uittartingen kunnen Gods volk moed geven en Tiet onversaagd doen optrekken.'

Diezelfde hoonende woorden gebruikt de wereld nog als zij de „aemechtige Joden" ziet optreden tegen haar trotsche hooggelegen slagorden.

Zij weet niet, dat de Heere met Gideonsbenden overwint.

Als wij het maar weteai.

En, als die wetenschap ons geloof maar staalt.

Dat kan alleen als het gaat in een j^lieiligen" oorlog; om Godes eer en naam en zaak.

Ook nu zij, in elke eerlijke worsteling tegen dè slagorden, die met brallend geroep den levenden God 'honen, onze kracht in het vertrouwen: bij den Heere is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen.

Dat zich d'aard bewege, Hij is'Isrels zege.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Geen verhindering.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's