Tuchteloosheld en Vakbeweging.
In haar Rapport over de Jeugd en de Tuchteloosheid geeft de Tucht-Unie ook de noodige aandacht aan de beteekenis van de Vakbeweging. Ik acht dat gedeelte van voldoend belang, om er hier een en ander uit mede te deelen.
De toenemende tuchteloosheid wordt ook in tjit gedeelte van het Rapport in verband gebracht met den wereldoorlog en den daarmee in vterband staafden woningnood. Waar twee of meer gezinnen 'in eenzelfde woning huisden, soms van dezelfde slaapgelegenheid gebruik moesten maken, moiest het peil der zedelijkheid dalen en de tuchteloosheid toenemen. Ook moet niet vergeten worden, dat_ in de groote stad het kind zijn speelterrein mist, 'vooral in de binnenstad. Bij het aanbouwen vian de buitenwijken wordt daarmee al' meer 'rekening gehouden.
Men mag toch niet - viörgeten, dat het kind een sterke behoefte heeft, om zijn levenslust te uiten. Wordt deze nu in de goede bedding geleid, dan kan ze tot zegen worden. Geeft daarom de jeugd wat te doen! De jonge menschen, die ov.erdag op het werk zijn, moeten daarom gelegenlieid ontvangen, 's avonds vakonderwijs te genieten, zij het dan maar een of twee avonden in de week. Ze hebben het wel zwaaf, die baasjes, maar ze worstelen er wel door. Geeft men ze geen gelegenheid voor onderwijs, voor lectuur thuis, dan zwerven ze op de straat in den avond en ieder weet, h; oe onbehouwen raw ze dan in korten tijd zijn, terwijl bovendien bioscoop' en kroeg en andere vermakelijkheden al 'gauw hun trekkracht uitoefenen. Jeugdorganisatie zal hier ook veel goeds kunnen doen. Wij pleiten met het Christelijk Nationaal V^akyérbond hier vooral voor onze Knapen-, Jongelingsen Meisjesvereeniging, terwijl ^e bovendien graag de aantrekkelijkheid van het huisgezin zoo groot maken, dat de jonge menschen "daar nog het liefst de overige avonden doorbrengen.
De keuze van het beroep is hier ook een beslissende factor. De jongelui moeten een arbeid hebben, die bij hun aanleg en lust past en zij zullen daardoor al voor veel bandeloosheid worden bewaard. Met vreugde moeten daarom de Bureaux voor Beroepskeuze worden begroet.
Van veel belang in dit opzicht is ook, dat er geen gaping ontstaat tusschen den leeftijd, dat de kinderen van school komen en dat ze aan den arbeid mogen. De school laat ze los op 12-, 13jarigea leeftijd, terwijl de arbeid in werkplaats of fabriek pas mag aanvangen op 14-jarigen leeftijd. In dien tusschentijd — reeds van school — nog zonder vaste dagtaak — staat de jeugd, inzonderheid de mannelijke, aan velerlei verleiding bloot. Voorzoover de ouders dit financieel kunnen volhouden, verdient het aanbeveling, de kinderen niet onmiddellijk van de school te nemen, als ze maar even aan den Leerplicht voldaan hebben. Sdiool en werkplaats moeten aaneensluiten. De periode van ledigheid daartusschen is naar veler oo'rdeel de oefenschool van allerlei baldadigheden.
Zijn de jongelui eenmaal te werk gesteld, dan moeten alle krachten er op gericht worden, da.t ze in de gelegenheid komen, zich in hun vak te ontwikkelen. Nog al te vaak woeden de jonge werkkrachten geëxploiteerd door den werkgever of door de ouders, die ook al uit maatschappelijken nood, wat dankbaar zijn, dat de kinderen wat inbrengen. Daarom mag' de vakbevveging niet ophouden met te ijveren voor een goed geregeld leerlingwezien. Ook in dezen moet men natuurlijk weer de ouders mee hebben. Ze mogen niet altijd kiezen voor de baantjes, waar de jongens onmiddellijk aardig wat trekken, zonder dat er eenig perspectief in zulk werk zit. Waar het ma, a, r eenigszins ijan, moeten ze aan de toekomst hunner kinderen 2elf offers willen brengen. ' '
Bovendien behoort er in de werkplaatsen behoorlijk toezicht te zijn. 'De werkgever moet zich ook verantwoordelijk voelen voor de zedelijke en geestelijke ontwikkeling van zijn arbeiders. Welke gesprekken hoor en de jongelui niet vaak vair de oudere werklui? In sommige kringen behoeven ze maar korten tijd te verkeeren, om totaal bedorven te zijn. De vakbeweging heeft hier zeker een taak. Het moet de ondere leden van het personeel er van doordringen, dat ze verantwoordelijk staan voor de jongeren en geen oorzaak worden, dat tuchteloosheid en bandeloosheid hand over hand toenemen. Ze kunnen met niets te zeggen, met het aannemen van een passieve houding, waar met woord of daad de grenzen worden geschonden, niet volstaan.
Er wordt ook gewezen op de wenschelijkheid, dat in fabrieken en werkplaatsen, waar meisjes werken, vrouwen worden aangesteld, om toezicht uit' te oefenen. Over vrouwelijk personeel, vrouwelijke chefs. In Frankrijk en Engeland functionneert de fabrieks-opzichtster reeds sinds eenige jaren tot groote tevredenheid.
In 't algemeen zal men het er wel over eens zijn, dat het optreden van de ondere 'werklui van zeer grooten invloed is. Hun ruwe manieren worden graag overgenomen door de jonge leden van "het personeel, hun onnette woorden doen dadelijk opigeld. Wat kan een loopjongen soms een taal voeren! Natuurlijk overgenomen van ouderen. Ze houden zoo van krachttermen.
Van heel veel belang achten we zeker ook, dat de ouders opi de hoogte blijven met de inkomsteni der kinderen en ik zou er 'bij willen voegen, dat zij het geld ook regelmatig thuis brengen. Daar mogen de kinderen alleen van behouden, wat de ouders goed vinden en dat bedrag mag niet te groot zijn. Wanneer ze jong over te veel geld beschikken, raken ze aan verkeerde gewoonten. Dat loopt op; verkwisting uit en voor hun geheele leven zijn ze bedorven. Men opene daarom de gelegenheidj voor sparen.
Hier liggen voor menig gezin inderdaad groote moeilijliheden. Niet zelden betalen de kinderen een niet te hoog kostgeld bij moeder en de rest van het verdiende loon beheeren ze zelf. Moeder klaagt, ze komt met Inoeite rond; maar de jongeheer verslaat zijn cigaretjes bij menigten en houdt trónw den bioscoop bij. Wie tuchteloosheid bij de jeugd! wil bevorderen, moet ze vooral ruim van geld voorzien.
We zien wel, ook op het terrein van den arbeid moet men zich mede aangorden in den strijd tegen de tuchteloosheid. En als men dan zegt, dat de jeugd niet het ergst is, dat de ouderen voorbeelden geven van plichtverzaking, van lijntrekken en geldverspilling, van oneerlijkheid in het gebruik van de hulpmiddelen en het noteeren van de werkuren, wehiu, dan is daar een taak voor de Vakvereeniging.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1926
De Reformatie | 8 Pagina's