GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vonnis van Prof. Haitjema.

VII.

Na er nog op gewezen 'te hebben, dat bij de uitlegging der Schrift de menschelijké factor door de oude Gereformeerden niet werd genegeerd, maar dat voor haar toch „het hoofdaccent - het uitgangspunt - der exegese lag in het goddelijke in de Schrift: God, Die spreekt met gezag door het Bijbelwoord heen", beklimt Prof. Haitjema zijn rechterstoel en spreekt over Assen zijn vonnis uit.

Hij kan begrijpen, dat het gevoel tegen geest van Assen", in verzet komt. „den

Maar hij is het zich bewust, dat hij met gevoelsargumenten niet kan volstaan.

'Als rechter is hij wel verplicht met overtuigender bewijzen te komen.

Vreemd is het echter al dadelijk, dat hij aan zijn bewijzen zelf niet al te groote kta.cht toeschrijft.

Hij zegt: „ik weet het uitnemend wel, dat het onmogelijk zal zijn dwingende, ongeveer mathematische bewijzen bij te brengen voor mijn stelling".

Nu, mathematische bewijzen verlangt niemand van hem.

Ook niet „ongeveer mathematische" 'bewijzen.

Doch wel bewijzen, , welke overtuigend zijn.

Daar. zijn het immers bewijzen voor!

Als hij er daarenboven nog ; uin toevoegt: „Wie in dezen niet overtuigd wil zijn, zal door mij ook niet overtuigd worden", dan, kunnen wij Prof. Hailjema geruststellen.

Wij, hoewel wij aan de Synode van Assen ons van ganscher harte coni'ormeeren, zijn gelukkig niet zóó verhard, dat wij niet meer voor overtuiging vatbaar zijn.

Eigenlijk had Prof. Haitjema dit zinnetje in de pen moeten houden.

Hij laadt den schijn op zicli alsof hij hen, die door zijn bewijzen-.niet overtuigd woeden, wil indcelcn bij zulken, , , die in dezen niet overtuigd' willen wofden".

r; at is een wel wat eigenaardige methode.

Daarmee duwt hij bij voorbaat allen, die het niet met hem eens zijn, in een verdachten hoek.

Dat hij dit bij voorbaat van bedenking. doet, is niet vrij

Wanneer hij zich eerst in bewijzen had uitgeput, repliek en dupliek had afgewacht, met nietovertuigden om de waa.rheid had gewoTsteld en dan, als alles mislukt was en de tegenpartij met sofisterijen was komen aandragen, de verzuchting had geslaakt: , .ja, met menschen, die niet overtuigd willen worden, is het kvsraad reden'eeren", dan zou dat volkomen begrijpelijk zijn.

M.a.ar door dit voorop te zetten, zonder dat nog iema.nd over zijn bewijzen zelfs eenige navraag kon doen, doet hij zich kennen als een rechter, die gaarne , , korte metten" maakt.

Dat hijzelf ook graag overtuigd wil worden, doet hij nergens hoorcn.

Dat hij zelf ook weleens ongelijk koH' hebben, kwam naar het schijnt bij het samenstellen • van zijn lezing niet in hem op.

Kent hij zicb op dit punt niet een tikje onfeilbaarheid toe?

'Wie spreekt er van Assen?

Zeker, hij roep-t de hulp van God in.

Hij schrijft: „M^aar God kan dit opstel zóó gebruiken, .dat daardoor althans het oog van sommigen geopend wordt voo-r de droeve tegenstelling tusschen de Gereformeerde Schriftbeschouwing van Calvijn èn Junius èn dia van. de Asser Synode".

Het is verre van ons, dat wij met eenige vroomheid den spot zouden willen drijven.

• M^aar, kort Prof. Haitjema de almacht Gods hieir niet eigendunkelijk in?

Wanneer het er om gaat, waartoe God zijn opstel kan gebruiken, dan had hij toch zeker moeten uitspreken, dat God de oogen niet maar van sommigen, doch van allen tan opienen.

Wat ons echter in deze uitlating het onaangenaamst treft, is wel, dat zijn betoog hierop, neerko^mt: ik heb gelijk en nu kan God u tooneir, dat ik gelijk heb. Lijkt dit niet op het inroiepen van een Deus ex machina? Wij voor ons vinden dit min-eerbiedig.

Doch nu de bewijzen.

Volgens Prof. Haitjema is het de" roeping der kerk de waarheid door te geven en te propiageeren.

Het vonnis luidt: beide heeft Assen nagelaten.

Het jecpusitoir omkleedt dit aldus:

„Heeft Assen het Schriftgezag „gepropageerd", en alzoo voldaan aan het tweede stuli vap de roeping der Kerk, gelijk Junius die omschreef? Helaas, de gevolgen van dit kerkelijl!; leertucht-proces wijzen in een gansch andere richting. Tot een openbare aanfluiting werd de belijdenis van het volstrekte Schriftgezag voor talloos velen. Bitterlieid ontstond bij duizenden in den eigen kring, on wie zal de jonge menschen tellen, die het spoor dreigen bijster te raken, nu hun voormannen de handhaving van het Schriftgezag op zulk een wijs ter hand namen? Ik heb er niets tegen, "dat men deze overwegingen als een gevoelsargument terugwijst; mits men het maar niet doe, dan na zich ernstig te hebben afgevraagd, of de Asser Synode al den spot, en al de tegenspraak, en al het verzet, door hare besluiten verwekt, zal durven incasseeren als symptomen van de smaadheid, die Gods Kerk om Christus' wil steeds heeft te hjden.

In ieder geval, de Asser Synode heeft het Schriftgezag niet „gepropageerd", door het Schriftgezag te „preeken".

Het getuigende, het aandringende, het met barmhartigheid bewogen roepen naar Christus was verre in de houding der Asser Synode tegenover Dr Geelkerken.

En geen wonder: want tussclien de belijdenis van het Schriftgezag en de prediking des Evangelies ligi voor de Asser Synode een geweldige kloof. Van het innig verband tusschen de belijdenis van het Schriftgezag en de heilswaarheid, die in de prediking des Woords uitgedragen moet worden, bleek te Assen bitter weinig. De Evangeliewaarheid trilt niet door de Schriltb& schouwing van de As'ser Synode heen. Slechts één vrij armelijke poging deed de exegetisch-dogmatische Commissie dm aan te toonen, dat haar nadrukkelijk poneeren van de zihtuigelijke waarneembaarheid van verschillende bijzonderheden uit de Paradijsgeschiedenis van'groote beteekenis is voor de leer des heils, zoodat afwijking van hare opvatting „de meest bedenkelijke gevolgen" moet hebben voor het „geloofsbewustzijn der gemeente". En dan wordt er een redeneering gegeven, die over zóó veel schijven loopt, dat hier toch wel met eenige reden gevraagd kan worden, of op zulk een oinslachtige wijs door de Kerk des Heeren de menschen onder den indruk moeten worden gebracht van het directe spreken Gods door de woorden van de Paradijs-geschiedenis heen.

Voorwaar, groot was de kloof tusschen de idee van het Schriftgezag en de prediking des Woords op de Asser Synode. Het kwam ook hierin uit, dat daar niet alle aandacht vastgehouden werd op de , , theologische'

exegese dor H. Sohrift, maar integendeel het zwaartepunt gelegd werd op het horizontaal-menschelijke in de Schrift. De vrienden van Geelkerken verwijten van uit hun gezichtshoek menigmaal aan do Synode van Assen, dat zij den menschelijken factor in de H. Schrift zoozeer verwaarloosde. Dat zeg ik hun echter in het geheel niet na. Integendeel, het accent ligt bij de Asser Synode ten eenenmale op het vlak-menschelijke. Het vragen naar het zintuiglijk-waarneembare, het concrete, het strikt-historische, het letterlijke en feitelijke is schering en inslag. De heilige geschiedenis wordt door deze passie voor de nuchtere werkelijkheid ontwijd. De Asser Synode suggereert een ieder, die hare bewegingen zorgvuldig gadesloeg, om in het horizontale reoht vooruit te zien: nuchter, concreet, in de wereld van het zintuiglijk-waarneembare, waar geestelijk blinden en door God gogrepenen kunnen gaan hand aan hand. Niets van de bewogenheid, die dringen wil, om recht naar boven te zien, merk ik op in de Synodale rapporten. Hun pal staan voor het Schriftgezag bevat geen opwekking tot ingespannen luisteren naar wat God zelf, vertikaal van uit Zijn heerlijkheid, door de Paradijsgeschiedenis heen, laat afvloeien tot ons aan Konings-eischen en Konings-beloften.

De Synode van Assen heeft zich wel moeite gegeven om te doen vast staan, dat alle bijzonderheden van de Paradijs-geschiedenis in „strikt-historischen" zin te verstaan zijn, maar niet, om er van te doordringen, dat alles in deze strikt-historische realiteit „op God betrokken is" (Junius); daarmede dus aan de grens der historie komt te staan en daar voor het geloof tegelijk een geheel andere historie wordt.

De Asser Synode is met al haar dorst naar realiteit, — mede uit begrijpelijk en rechtmatig verzet tegen symbolische vervluchtiging der heilsgesöhiedenis; wat intusschen volstrekt geen neiging bij Dr Geelkerken zelf bleek — verward geraakt in het profane historiebegrip, en kwam zoodoende tot gruwelijke overschatting van het vlak-menschelijke in de geschiedenis der Grodsopenbaring.

Maar al heeft nu de kerkvergadering van Assen dat eene deel van hare roeping verzaakt, dat Junius omschreef als het propageeren van de belijdenis van het Schriftgezag, misschien heeft ze dan toch al hare aandacht des te zorgvuldiger saamgetrokken op dat andere stuk van hare roeping, en zjöh ingespannen om de belijdenis van het Schriftgezag onbesmet dóór te geven, en op die wijze een „vastigheid der waarheid" te zijn naar het Paulinische woord?

Ook hier moet mijn antwoord ontkennend zijn. De Asser Synode heeft de leer van het Schriftgezag niet zuiver doorg^even. Zij heeft den „troonzetel" van Gods Waarheid (zoo vertaalde immers Junius dat woord hedraioma = vastigheid uit 1 Tim. 3:15? ) niet zuiver en onwrikbaar vastgesteld in haar midden. Een troonzetel wekt de gedachte van koninklijke fierheid; ook als eigenschap van hen, die den Heerscher op den troon trouw willen dienen. Welnu, koninklijke fierheid was er heel weinig in de houding van de Asser Synode. Er is in den laafsten tijd al herhaaldelijk op gewezen, dat in de overwegingen, die de Asser Synode van hare exegetisöh-dogmatisohe Oommissie overnam, de vrees zulk een groote plaats innam. En vrees is weinig koninklijk. Mén vreesde te Assen zelfs al voor vijanden van het Schriftgezag, waar men nog geen spoor of schaduw van ontdekt had. Men kon nooit weten: et spook der leervrijheid doemde reeds op in het verscfhiet. Met een vonnis over Geelkerken diende nu de troonzetel van Gods Waarheid maar vast gestevigd....

Veel vertrouwen in de toekomst, en wat meer zegt, in Gods macht, waarmede Hij zorgt voor de autoriteit van Zijn Woord (Junius), had men blijkbaar niet. Is hier geen aanleiding tot de vraag, of dan toch de Roomsche zuurdeesem deze kerkvergadering in haren arbeid heeft beïnvloed, en het gezag der Kerk in de afkondiging van een bepaalde exegese hier aangesleept is om den troon van Gods Waarheid te stutten, alsof het Gereformeerd Protestantisme niet steeds had beleden, dat de H. Schrift om haarzelve alleen, als Woord van den levenden God, geloofwaardig is? "

l'iligenlijk moesten wij nog m'eer cite& reii. Want de akte van beschuldiging is nog niet uit. Zoo magex Prof. Haitjema's uiteenzetting van de leer van het Schriftgezag was en van de roeping der kerk in deze, zoo dik en vet is zijn vornüs tegen Assen.

Wij stippen aan:

Assen heelt de belijdenis van het Sc li r i f t-gezag aangetast. Het hield zich op met menschelijke redeneeringen en-onderscheidingeu en huiverde niet bij de gedachte, „dat daardoor mogelijk de noodzakelijkheid van het groove en alleen krachtige bewijs van den Greest, Diie het Woord waar maakt, vergeten weid".

Assen is vastgeraakt in de verstarring van de onderscheiding tusschen historische autoriteit en normatieve autoriteit en de normatieve autoriteit kwam bij de historische ten eenenmale in de schaduw te staan.

Assen heeft van de Gerefoxmeerde belijdenis der duidelijkheid van de Schrift een karikatuur g-emaakt. Immers, de Iclaarblijkelijkheid in de Synodale Rapporten is - er een van „deze wereld", j.het is de nuchtere, zintaiglijk-waarnsembare, ïeitelijke klaarblijkelijkheid, die 'door wedergeborene èn wereldling beiden kan worden aanschouwd en gegrep'en". En wat het betoog in de Rapiporten aangaande de Paradijsboomen betreft: „Zulk een interpretatie van de leer der duidelijkheid van Gods Woord noem ik rondweg een profane aantasting van de belijdenis van het Schriftgezag".

Assen heeft het begrip „autoriteit" een j am m erlijke verschuiving doen oad rgaan. „D'3 achtergrond van het levend-persoonlijke, van het Majesteitelijk-Goddelij'k Ik, Die menschenkinderen toespreekt, is geheel verbleekt".

Alzoo spreekt de man „wien de oogen geopiend zijn".

Hij ontdekt in Assen dwaling na dwaling. Hij vonnist die zonder mededöogen.

Hij kiest er de meest, krasse termen voor uit. Men bemerkt wel, dat hier geen vriend van onze Kerken aan het woord is, oif het moest zijn een vriend, die ons de toonen veilt.

Wij hopen straks aan te toonen, hoe ongemotiveerd en onrechtvaardig dit vonnis is.

Tot ons leedwezen zal dit niet kunnen geschieden, zonder de ietwat verbijsterende onkunde van Prof. Haitjema op het punt van de Gereformeerde belijdenis van het Schriftgezag in het licht te stellen.

Voor het oogenblik alleen deze opmerking: hoe gelukkig, dat wij niet behoeven te verschijnen voor den rechterstoel van Prof. Haitjema, maar voor den rechterstoel van Christus, die DE Waarheid is.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's