GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Wanneer niemand minder dan de oud-minister Dr J. Til. de Visser een groot werk' in drie deelen .schrijft over Kerk en Staat en twee van de drie stukken, achtereenvolgens 518 en 508 bladzijden groot, noodig heeft om de geschiedenis van het vraagstuk te teekenen, dan begrijp-t ieder, dat het niet de bedoeling kan wezen om in een klein aantal in een weekblad geplaatste artikelen een oplossing te geven van het zoo ingewikkelde probleem, dat „Kerk en Staat" voor onze aandacht roept.

Toch werd niet zonder opzet, maar jufst in verband met hetgeen met deze artikelen wordt beoogd, de korte pakkende titel: „Kerk en Staat" als opschrift gekozen. , W, ant het gaat er ons in de eerste plaats om, het vraagstuk nog eens aan de orde te stellen. Zelfs indien straks zou blijken, dat van alles wat hier door ons zal zijn betoogd, weinig of niets meer algemeene instemming vond, dan zouden we toch meenen met het schrijven alleen over de kwestie, iets te hebben gedaan, dat niet alle waarde mist, indien slechts bleek, dat tot nieuwe overweging der bestaande moeilijkheden was' opgewekt.

Is niet juist de groote ellende-, dat het vraagstuk voortdurend wordt weggestopt? Men spreekt er liever niet over, omdat men het niet goed aandurft. Want komt men op het onderwerpi, dan rijzen de moeilijkheden bij tientallen uit den grond. Dan meent de eene partij, diat een aanslag word't gepleegd op de goederen, die zij thans bezit en de and'ere partij verklaart zich van. tevoren ongezind om als de gelijkwaardige van die en die te wo-rden beschouwd. Het zijn niet zoiozeer de staatkundige als wel de kerkelijke hartstochten, die wakker worden.

En toch, het vraagstuk laat zich niet wegdringen. Dat is waarlijk geen wonder. Indien de Kerk is, wat ze naar het Woord 'Gods is, dan kan ze niet op den achtergrond blijven, dan komt ze telkens naar voren, dan moet ieder, ook' dè Staat en de staatkunde, met haar rekenen. Wat zullen we er ons dan over verbazen, dat telkens weer, de Antirevolutionaire piartij ondervindt het thans weer, m.n. bij de candidaatstelling voor de Provinciale Staten, factoren van kerkelijken aard zich in de politiek laten gelden?

Maar daarom is dan ook het komen tot meer zuivere toestanden noodzakelijk. Het gaat toch niet aan, dat de Antirevolutionaire partij' in en uit den treure verzekert geen kerkelijke partij te zijn en dat er toch telkens, maar dan meer in het verborgen, wil men niet-officiëel, met kerkelijke belangen moet woTden gerekend. Onder dat alles komt men officieel in zake het vinden van de meest wenschelijke verhouding tusschen Kerk en Staat geen stap veirdef. Diaar is iets tegenstrijdigs in, juist dat geeft moeite. Het zal dan ook' noodig zijn, dat van alle zijden nog eens, al is het al honderden malen geschied', ' over de kwestie wordt gesp-roken en geschreven, steeds weer, totdat ©en oplossing is gevonden.

Het is, gelooven we, voor alle dingen noodzakielijk zich rekenschap te geven van den aard van het vraagstuk. - Staan we hier voor een politiek of voor een kerkelijk probleem? Wanneer we nu verde-r kerk en kerkelijk gebruiken, dan bedoelen we dat, het moet o-m misveTstand te vermijden worden vooropgesteld, in één bepaalden zin. We kunnen die beteekenis het eenvoudigst omschrijven door te zeggen: we gebruiken kerk in de beteekenis. waarin we het vinden in uitdrukkingen als de Roomsche kerk, de Hervormde kerk, de Gereformeerde kerk. Dus gelijk het gebezigd wo-rdt van de praktisch haast - elkaar staande instituten. Niet in den zin, waarin-we ons geloof belijden in één heilige algemeene Christelijke kerk. Ook niet in den zin, waarin we lid zijn van „onze" kerk, omdat we die beschouwen aJs de meest zuivere openbaring van het lichaam vair Christus. Of deze zaak zelf zich zöo maar laat wegcjjfe-ren, zal nog aan de orde'moeten komen. Xu gaat het er slechts om, 'dat kerk hier voorkomt als benaming van ee-n historisch verschijnsel.

Zoo vragen we dan, is do regeling van de verhouding tusschen kerk en staat een vraagstuk van politieken of van ke-rkelijken aard. Die vraag is niet zonder beteekenis. We zijn allerminst vo-orstanders van de leer, dat in den staat wel mag, wat in - de kerk verboden is, of omgekeerd, maar het is niet te ontkennen, dat het leven in de kerk en het leven in den staat zijn eigen regelen heeft, omdat ieder een - eigen taak' heeft, een - eigen orde. Beide toch mogen id'oor de zediewe-t zijn bepaald, de toepassing van de zed-ewet zal in de kerk niet - een jtndere zijn dan in den staat, maar wel zal ze in elk der 1-evenskringen eeiï onderscheidene zijn, omdat geheel andere gevallen om toepassing vragen. Maar dat is niet het eenig-e; er is oo-k een to-epassing naar eigen aard, waarop we nog terug. komen.

Het zo-u op zichzelf voor da hand liggend zijn om te meenen, dat de vraag naar de verhouding van kerk en staat - er eene is, die zoowel het terrein van den staat als - dat van de kerk raakt, inderdjaad' is dat toch eigenlijk niet het geval. Feitelijk staat het zóó, wanneer de kerk zich naar eigen wet ontwikkelt, komt ze zoo goed als niet met den staat in aanraking, maar ontwikkelt zioh de staat naar zijn regels, dan stuit hij zeker opi de kerk.

De belemmeringen, die de k'erk in Nederland — - 'en over Nederland in - den tegenwoordige-n tijd spreken wij — van den staat ondervindt, zijn geen belemmeringen tê noemen. Een Roomsch priester begeert misschien nog de bevoegdheid een huwelijk te kunnen sluiten, zonder dat de overheid er iets mede te maken heeft, een Protestantsch predikant begeert die bevoegdheid niet. De kerk heeft volle vrijheid haar gang te gaan. Ze mag zich niet vergrijpen aan - de Staatswetten, maiair dat is geen regel, die voor de kerk in het bijzonder geldt, doch één, die algemeene geldigheid bezit. Die kerk' geniet geen bijzondere bescherming, ze deelt met alle yereenigingen en personen in de voorrechten, we-llv een geordend staalswezen biedt. De kerk begeert niets van den staat, wat anderen niet begeeren. Het-eenige, wat ze wengcht is, dat ze ook over het terrein van het staatsieven het licht van het Woord Gods kan laten schijnen, wat niemand haar verbiedt. Dan, dat zo ook aan de overheid in verschillende gevallen den wil des Heeren kan laten hooren, wat haar nu zeker niet onmogelijk' is, maar ze ^zou het misschien wel officiëeler en nadrukkelijker willen doen. Stel, dat de overheid het kerkegoed zwaar of zwaarder belastte, dan zou dat het leve-n van de k'erk bemo-éilijken, maar niet onmogelijk maken. Eerst wanneer er toestanden komen als in Rusland, maar die beteefcenen ook tevens de opheffing van den mod-ernen staat, als vervolging dreigt of uitbreekt, wórdt d'e kerk in haar bestaan aangetast.

Heel anders is het daarentegen met den staat.

De overheid heeft krachtens haar eigen roeping haar heerschappij uit te strekken over alle burgers, ook over alle levenskringen. Ze heeft een ordelijk leven te handhaven, doior aan e-lk individu naast het anderei, aan eiken kring naast den ajid'eren een eigen plaats te verzekeren.

Zoo komt ze ook in aanraking met de kerk. Het kan niet - anders. En de moeilijkheid' is juist deze, dat de kerk niet een kring wil zijn - als alle andere kringen en de overheid toch geneigd' zal zijn haar als zoodanig te beschouwen en 'te behandelen.

Dat betreft - de kleine dingen. De kerk zal willen bepalen, op welk uur ze haar goidsdienstoefeningen houdt, of ze daar wil laten zingen enz. De overheid' komt voor de vraag te staan, moet ik toelaten, dat een kerk uitgaat, op hetzelfde uur, dat vlak er bij een andere uitgaat, mag ik' door het kerkgezang de stilte-, die voor een nabijzijnd ziekenhuis noodzakelijk is, laten verstoren? Reeds bij zulke gevallen ligt het in den aard van de kerk om niet zonder meer het overheidsgezag te aanvaarden.

Maar het gaat nog verder.

Elke kerk ontke-nt doox haar bestaan het bestaansrecht van elke andere. Da kerk is exclusief, ze kim niet een andere als met haar op-een lijn staande behandelen. Maar d'e o-verheid? Moet ze kiezen? Ja zegt Rome en zeggen de confessioneelen. Neen roepen de meeste anderen.

In elk geval de overheid staat voor het probleem. Kiest ze één kerk als de ware, dan doet ze naar het besef van anderen di^n anderen onrecht aan. Kiest ze niet, behandelt ze de kerken opi «dezelfde wijze, dan geeft ze aan geen enkele de eer en de plaats, 'die elk voor zich op'eischt. Allo kerken zullen van de o-verheid hetzelfde willen ointvaagen en - dat zal meer dan eens O'iimoigeiijk zijn. Het begint al, als Hervormden en - Gereformeerden hetzelfde gymnastieklokaal van eenzelfde O'penbare school op hetzelfde uur willen huren voor hun godsdienstoiefening. En van vsrie moet de Overheid hooren, wat voor haar de wet des' Heeren is?

Wij meenen dan ook', dat de vraag naar de verhouding tusschen staat - en kerk bij de bestaande verhoudingen in de eerste plaats den staat en niet de kerk in de moeilijkheid brengt. Daarom is het vraagstuk vooral van politieken aard.

Wat natuurlijk niet zeggen wil, dat de kerk er nïet een woord over zou hebben m-ee ''te sp-rèkeu.

F. W. GROSHEIDE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERK EN STAAT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's