GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEN ANTWOORD VAN PROF. HAITJEMA.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN ANTWOORD VAN PROF. HAITJEMA.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

S Prof. • - Haitjërna 'ïréêfl, aatig©va: ll.èn" vah ver. schillenden kant (prof. Hoekstra, dr Kraan en mij) op zijn , , theorie van. de paradox" (dat n.l. in het geloot de grondwet yan ons redelijk denken doorbroken wordt) zich daartegen verweerd. Ten onrechte meent liij, dat speciaal het , , .-Vsser" nieuw-calvinisme in diesi. aanval op zijn paradoxen-leer zich .iaat her .kennen. En als hjj spreekt van , , meuw-caJvinisme" in zijn bestrijders, en zelf tege.iover hen zich op Calvijn schijnt te beroepen, dan ^vordl • onzerzijds daartegenover gesteld, .dat liij in dezen Calvijn niet met recht aanhaalt en dal op dit pnnt zijn verweer niet juist is.Die onjuistheid blijkt b.v. in zijn verwer ping van. de gedachte, dat het vleescligewordsn V\'oord een , , katheder" - leer-stoel - zou hebben bezet; een uitdrukking, die evenwel niet zoo spoedig moest terzijde geworpen wor den, omdat ze niet alleen uit de Schrift at komstig is, maar ook de „spanning", waarvan prof. H. zoo gaarne spreekt, levendig houdt, en - vergroot en werkelyk maakt.Dezelfde onjuistheid blijkt niet minder hier in, dat prof. Haitjema niet alleen door hem als bewijsmateriaal gegeven uitspraken van Calvijn tegen haar eigen bedoeling in verknipte, 'maar ook voorbij ziet, in het algemeen gespro ken, dat Calvijn de paradox (in strikten zinl zoo stellig niogelijk verwerpt en niet rust, eer ze xdt zijn redeneeringen weggewerkt is. Het bij Calvijn markante verschil tusschen de valsche uitkomsten der door de zonde bedorven rede en de rede van den v^rlosten^ wedergeboren mensch, heeft prof. H. meermalen voorbijgezien in zijn constructie van Calvijns gedachtencyclus in dezen.

IV

S Prof. • - Haitjërna 'ïréêfl, aatig©va: ll.èn" vah ver. schillenden kant (prof. Hoekstra, dr Kraan en mij) op zijn , , theorie van. de paradox" (dat n.l. in het geloot de grondwet yan ons redelijk denken doorbroken wordt) zich daartegen verweerd. Ten onrechte meent liij, dat speciaal het , , .-Vsser" nieuw-calvinisme in diesi. aanval op zijn paradoxen-leer zich .iaat her .kennen. En als hjj spreekt van , , meuw-caJvinisme" in zijn bestrijders, en zelf tege.iover hen zich op Calvijn schijnt te beroepen, dan ^vordl • onzerzijds daartegenover gesteld, .dat liij in dezen Calvijn niet met recht aanhaalt en dal op dit pnnt zijn verweer niet juist is.

Die onjuistheid blijkt b.v. in zijn verwer ping van. de gedachte, dat het vleescligewordsn V\'oord een , , katheder" — leer-stoel — zou hebben bezet; een uitdrukking, die evenwel niet zoo spoedig moest terzijde geworpen wor den, omdat ze niet alleen uit de Schrift at komstig is, maar ook de „spanning", waarvan prof. H. zoo gaarne spreekt, levendig houdt, en — vergroot en werkelyk maakt.

Dezelfde onjuistheid blijkt niet minder hier in, dat prof. Haitjema niet alleen door hem als bewijsmateriaal gegeven uitspraken van Calvijn tegen haar eigen bedoeling in verknipte, 'maar ook voorbij ziet, in het algemeen gespro ken, dat Calvijn de paradox (in strikten zinl zoo stellig niogelijk verwerpt en niet rust, eer ze xdt zijn redeneeringen weggewerkt is. Het bij Calvijn markante verschil tusschen de valsche uitkomsten der door de zonde bedorven rede en de rede van den v^rlosten^ wedergeboren mensch, heeft prof. H. meermalen voorbijgezien in zijn constructie van Calvijns gedachtencyclus in dezen.

Na al, wat in het voorgaande artikel opgemerkt is, schrik ik niet terug voor. de bewering, dat pr(; f. Haitjema met enkele grondleggeïide gedachten van Calvijn niet vertrouwd blijkt te zijn. Hij spreekt van een „hoofdstelling, \ waar (z)ijn aanvallers zich allen in verschansten", en haalt dan tegenover hen Calvijn (althans wat pi-of. Haitjema voor énkele uitspraken van Calvijn hield) aan. Niettemin zijn het ditmaal juist centrale gedachten van Calvijn zelf, , welke de tegenstanders van prof. Haitjema naar voren schoven.

Zoo doet het b.v. zeer eigenaardig aan, te lezen in prof. Haitjema's verweer, dat „ook" dr Kraan „verklaart, dat de openbaring eenerzijds voor allen zonder onderscheid verstaanbaar en duidelijk'moet wezen, opdat de verantwoordelijkheid des mensclien gehandhaafd blijve en niet één ongeloovige te verontschuldigen zou zijn (Joh. 9:41)". Dezie' meening van dr Kraan woTdt min ol meer beschouwd, althans bejegend, als een standpunt door hem persoonlijk ingenomen, en nu komt prof. Hniljema, heel belangstellend, met een poiging to-t , - , v erkenning van de stelling (z)ijner bestrijders",

Maar moet men nu hier nog deze stelling „verkennen"?

Als men zich het gracieuse pdvilege van het hanteeren van den term „neo-calvinist" veroor-.-löoït, dan behoort men opi een afstand te rieken, dat dr Kraan (en ook de andere opponenten van Prrf. Haitjema) hierin niets nieuws zeggen, doch herhalen wat .Calvijn telkens en., tel-

Gaai^^^g

Daar is b.v. de-#èaM^ftlij kelijkh ei d der o p e n h a r i n g, zooals dié beleden wordt meer speciaal in de leer. van, .de-dooirz ich tigheicl der Heilige S chriiÉ^lS^fc^; • H

Om prof. Haitjema recht te doen, stel ik voorop, dat hij in zijn verweer zich heeft onthouden van „een opzettelijken aanval dp" de „stelhng als stelliiig, dat de op-enbaring Gods „klaarblijkelijk" is". Prol'. Haitjema voegt daaiaan dit, toe; ..

, , lk zal mij wel \"vachten, daiaroip aan te vallen. \Vaiit.... (lic stelling kan zo-o bedoeld zijn, dat ilc lieL er vati liarte-.-mee , ^erts. ben.".

Jawel. Maar, " indien' prbl. Haitjema zichzelf gelijk gebleven is — gelijk'hij ons verzekert — dan kan hij hel toch met de stelling, dat de open])aring klaarblükclijk is. in geenffli-.-deel-e .zóó .eens zijn, als Calvijn het was. - s--»^«S-Mf!^S^: -

l-rcf. Haitjema immers lio-emt niét alleen God, JtAAR OOK DE P.ARADOX het „ganz-Andere"; het volstrekt andere. Hij wil niet graag te koi't doen aan de beteekenis van het „ganz-Andere", van het Evangelie, van het GELOOF, — vo-o-r de intellcctueelo sfeer van des mensche-n geest. Eh als iemand vraagt, Ijoe de hoogleeraar in de praktijk dit alles' jji daad en in wo-ord omzetten wil, dan geeft hij zelf daarvan een oipenhartjige mededeeling. Immers bij schrijft:

„tk eindig met een enkel wo-ord over de bijzon-•dero ni e t li o d e, - die deze paraidoxale zienswijze noodzakelijk met zich brengt, zoodra bij dit gezichlspunt - de religieuze waarheid zal wo-r-den uiteeugezet. Het is de mctliode der hoogere synthese, do methode der via media, z.ooals ik dio b.v. poogde toe te pa, ssea in liet stuk van de kerk, het ambt, en het sacrament in mijn Hoogkerkelijk l^rotestantisme. Het geldt gedurig een schetsen van twee gedachte-lijnen, die absoluut aan elkander tegenovergesteld zijn, die het dogmatisch denken niet zelf creëert, maar tfilkens vindt in de historie van de ontwikkeling der theologie. Zoo wordt de geest, die - deze gedachte-lijnen doordenkt, voorbereid op-het haxtsto-chtelijk oonflict mot „het paradoxale", dat NIET

TOELAAT, DAT WIJ ABSOLUUT KIEZEN TUS­ SCHEN BEIDE LLTNEN VAN ONTWIKKELING, maar ons dringt om ze beide NU EENS TE NEGEE-REN, DAK WEER'TE. AEFIRMEEREN."!)

De lust bekruipt me, de-ze woorden eens ran nabij te zien. Maar ik bedwing dien lust, al wil ik graag verzekeren, dat er vele vragen o-pko-meti hier. B.v.:

Wat is absoluut tegeno-vergesteld'.? (vooral als nrèn. begonnen'-^g^jfl; ; gelooven aan de waarheid van het paraclo-xale ? )

Of: waar is de centrale gedachte in DEZE theologie?

Of: waarom moet men zich beperken tot de gedachte-lijnen, die het denken vindt in de historie der.theologie; vindt men daar wel de absolute tegenstellingen; en zo-o ja, vindt men ze er genoeg ?

Of: wat doet men hier met , de Schrift? Waar blijft ze eigenlijk? Wat is ze eigenlijk ]io-g meer dan een reusachtig magazijn van geschikte paradigmen, waarop ge uw kracht kunt beproeven, cm er de p-aradox in. te vinden?

Of: wil men zoo de waarheid niet vinden van tusschen de onwaarheden, en het „ganscih-Andere" niet zoeken, in het' midden van het heelemaal-'niet andér^f& j'^^levende waarheid niet tusschen de do-ode dogmata en zoo heel veel meer? Al aar wij onthouden ons ook nu van kritiek. Om C a 1V ij n is het t e d o e n. Niet eens om de v; ^fSllCalvijn gelijk heeft. : \Iaar o-m de andere .vraag, of prcf. Haitjema moe-t optreden voor de, ooren van ons volk (o-o-k van ds Lingheek, Scië-Dt'; ; ik wel eens ho-o-ren wilde over deze zinnen) als 'de trouwe discipel en interpreet van Calvijn.

En ik hoor Calvijn spreken.

Ik hoor hem zeggen: dat .Vbraham al zóó helder en klaar .(clairement) de openbaring kreeg, e-a dat 'God door Mozes zóó familiair, zóó vertrouwelijk (ainsi familiercment) heeft gosp-ro-ken, ^ e-n dat Gcd daarna no-g door profeten en door het evangelie zóó veel gemakkelijker (plus facile) én zoo heldere kennis van Zijii Woord gegeven heeift, (lat wij niet mogen twijfelen aan Zijn wil om ons te tüonen, wat goed en recht en eerlijk is-); - • • En ik hoor hier tweeërlei confliet uitroepen tussclien Calvijn en Haitjema. ~

Het eene co-nflict is materieel: Calvijn schaamt zich het woerd „familiair" niet, noch den term der „klaarblijkelijkheid", o-m de gangen en wegen der bizo-ndere openbaring te tee-k-e-nen; doc-h Haitjema moet daar niet veel van hebbeu.

I^JT. het tweede conflict is f oi r m e e 1, maar tenslotte nog veel belangrijker: 'Haitjema redeneert uit de cl e n k w e 11 e n, uit de „hist - o r i s c h © ontwikkeling dèr theo-logie", en ik weet al niel; wat voor rationeels en s u b j e c t i e f s meer, _ en Calvijn gaat uit van het feit der OPENBARING, " die haar eigen wetten heeft, haar eigen vormen schept, en een werk is van den Almachtige, die ons zóó „familiariter" toespreken kan, omdat Zijn vormen wel altijd minder zijn dan Zijn wezen en weliswaai' nooit dat wezen adaequaat kuimen uitdrukken, maar toch. ook altijd door Hem z ó ó gekneed worden, dat ze piassen in zijn opvoedingswerk van kerk en enkele piersone-n. En ik luister weer naar Calvijn.

Ik hoor hem doorredeneeren over dat laatste, wat ik daar even o-p-merkte, dat n.l. de openbaring van God niet van haar vo-rmen afhankelijk is, maar haar vormen s ou v er ©in kiest en h e-h e e r s c h t. Calvijn zegt, dat daarom die bizo-ndere üp'enba.ring ook volgens eigen methode effect heeft, en die effecten z e 1 f s c, h e pi t. Daarom is het onvergeeflijk, het is monstrueus, om, bij zóó grO'O-te helderheid van het evangelie nog plaats open te laten vo-or de go-ochelwo-o-rden van den duivel. Daarom mag vo-lgens Calvijn Paulus de Galatiërs wel verwijten, dat ze BETOO-VERD zijn; is 't geen schande-, dat zij, die toch met zóó groote stelligheid, zóó op'enlijk, zóó familiair (vertrouwelijk, , passend, rustig) en zo-o daadwerkelijk onderricht waren, zóó spo-edig weer uit hun vastheid uitvielen? 3). Want Paulus had die Galatiërs toch zoo , , doorzichtig" onderwijs gegeven, dat het niet zoozeer bloote lee-r was, als wel een levend en uit-gedrukt beeld-van Christus.

Nu, ja, zal iemand tege-nwerpien, maar niet iedereen kreeg ook een BRIEF van Paulus, e-e-n Iirief, die door theopneustie verkregen was.... In orde. Alaar vergeet niet, dat Paulus niet van zijn ^ brief spreekt, maar van zijn m-Oindeling. onder-; richt, gegeven van e-en „katheder".... - : 3? MsS-

Goed, zal iemand blijven tegenwerpien. Alaar dat was dan ook hetgeen Paulus ZEI (het object OO-r de Galatiërs). Maar als nu dat door den Geest, uit Paulus' mond ge-pierste o-nderricht tot et .s, u, b j.6C..t der Galatiërs komt, en door hen p geïÉévislen wordt in het „p-1-a-t-t-e—v-ha-k"

van hun redeneerend verstand, hoie staat het er dan mee?

Wel, zegt Calvijn, ze hadden zulk een inzicht, zulk een kennis gekregen, dat men die kon vergelijken met de aanschouwing van den Christus*). Wat Haitjema noemt: bij het kruis van Christus komen, en daar met uw rede verbroken te worden, dat hadden de G-alatiërs (behalve dian dat laatste) ondervonden. Ze waren aan den voot van het kruis geweest, ze hadden Christus gekruist voor oogen geschilderd gehad, en — dat was nu allemaal gebeurd, toen ze dogmatische begrippen en een stelsel van gedachtan kregen. Want in die vormen werkte de Geest Goids, levend makend en verlichtend5). Maar in die vormen werkte Hij dan toch.

Ja, ja, maar, zoo zal men volhouden: Paulus is tocli nog altijd een ander dan anderen. Wat ZIJN onderricht bereikt, mag maar niet opi één lijn gesteld worden met wat de anderen leeren aan de christenen. Maar weer is Calvijn om dit tegen te spreken. Overal, waar het Evangelie gepredikt woTdt, 'daar wordt men gebracht onder het kruis, daar wordt Christus voor oogen geschilderd«). De leeraren met gewone katheders op normale' platte vlakken, zijn als de mond van God').

Ja, maar nu voO'r het laatst, hoor ik iemand neg zeggen, maar dit bewijst nog niets tegen de stelling, dat 'de Galatiërs, opi de manier van prof. Haitjema, voortdurend bezig behoorden te blijven met „het schetsen van twee gedachte-lijnen, die absoluut aan elkander tegeno-vergesteld zijn", die ze vonden in de historie van de ontwikkeling der theologie (er was toen ook al dogmatisch verschil genoeg, en er waren m e e n i n g e n en stellige contra-meeningen); en dat zij dan tot hun ziel en geest moesten zeggen: ziel, g'ij hebt vele leermeesters, maar geest, waag het niet tusschen beide partijen absoluut te kiezen; maar ga om beurten la e i d e stroomingen negeeren èn affirmeeren.

Maar wie dat beweert, die moest maar eens voor zijn straf de citaten overschrijven van Calvijns kommentaar, waarin hij ho'Ort, hoe Paulus de 'Galatiërs verwijt, dat ze niet één bepaalde leer affirmeerden en de andere hardnekkig negeerden. Of waarin Paulus volgens Calvijns exegese zich uitput in vemianingen, O'm zich te weer te stellen tegen de ketterijen, gelijk die • vermaningen gericht worden tot Timotheus en Titus. Ik onthoud me hier van citaten; want ze zijn voor het grijpen. Tegenover Haitjema's eisch, dat de geloovige denker ' „aan den inhoud der beide gedachte-lijnen aansluiting" zoeken zal, opdat „door WOORD-EK ZIN-SYM; B00L (let gO'ed ppi) IETS van de religieuze waarheid dóórliohte", stelt Calvijn Paulus' ro-epen tot de Galatiërs, dat ze betooverd zijn, de waarheid ongehoorzaam werden, en protesteert hij met heel zijn ziel, elk oogenblik, en overal. Hoe waren trouwens zijn ferme (voor ons geslacht veel te scherpe) woorden tegein de ketters te verstaan, als hij, óók van hun redeneering, het eene uiteinde had moeten vasthouden, om zoo de „via media", het tusschen hun stelling en. zijn eigen tegen-stelling gelegen pad der paradoxale waarheid te vinden? Hoe kan men meenen, dat Calvijn daarvoor te geljruiken is? En hoe kan men Calvijn spanne'U voor den wagen der paradoxenzoekers, als men hem telkens en telkens weer, men zou haast zegg'en, tot vervelens toe, in zijn koanmentaren en preeken hoort wijzen O'p de bekende plaats uit Deutero'nomium, volgens welke het op'enbaringswoord niet t? halen is van overzee, noch los te werken, of te veroveren uit den diepen afgrond, maar nabij is, in den mond en in het hart? Ook ik heb op 'dien tekst gewezen in mijn „Bij Dichters en Üchrifigeleerden" en met verwijzing naar Romeinen 10 er bij gezegd, dat aan deze plaats, dezen „jubel" om de klaarblijkelijkheid door Paulus heel de christologie opgehangen wordt (wat trouwe'Us geheel in de lijn ligt, men denfce aan de eenheid tusschen het Woord Gods, vleeschgeworden en in de Schrift geopenbaard, maar in beide gevallen de ééne zelfde Logos). Prof. Haitjema (zie mijn artikel I) heeft die bijbelaanwending gelezen met de conclusie, dat het ongelukkige beeldspraak was (althans wat in denzelfden zin gezegd werd). Ik wreek me niet, maar vraag:

wat hij met Calvijn doet, die onophoudelijk met dienzelfden tekst argumenteert"), en daarbij:

hoe hij toch eigenlijk wel denkt over zijn eigen beeldspraak, dat n.l. in het kruis van Christus God en de zonde dwars door elkander heen gaan als" de beide balken van het kruis ? »).

Corrigendum. Verleden week zijn in de fransche en latijnsche citaten enkele foiutjes geslopen, die men evenwel spoedig als zoodanig herkent. Moeilijkheid geeft evenwel het feit, dat meer dan eens van een n een u gemaakt is, speciaal na de v (het teeken. voor u, in vroeger tijd). Zo-o is van vn en vne (spreek uit \m en une) gemaakt: vu en vue. Men gelieve hiermee te rekenen. K. b. P. b. Men vestigt in verband met mijn herinnering aan het feit, dat dr J. G. Ubbink indertijid heeft gewezen op de recensie, di© Prof. Haitjema's boek (Hoogkerkelijk Protestantisme) in de Werkelijk gereformeerde piers heeft ontvangen, mijn aandacht erop', dat kort na verschijning van het boek Marnix in „Gron. Kerkbode" er re'Bds enkele artikelen aan gewijd heeft en zijn bedenkingen ertegen inbracht. Deze beschouwde toen reeds de paradoxenleer van prof. H. allerminst „als een onschuldige liefhebberij", zooals me uit lezing der artikelen bleek.

K. S.


^) Art. Paradoxaal, maar niet anti-intellectualistisch, Nieuwe Theol. Studiën.

^) Sixième Sermon de Jacob et Esau, Corpus Ref. LXXXVI, 100.

^) Comm. Galaten 3:1. certo, aperte, farailiariter, efficaciter edocti

< ') 1.1. Eam igitur habverant n o t i t i a m, quae adspectui conierri posset Retineamvs ergo sensvm illum, non aliter Pauli dootrina edootos fuisse de Christo ac si fuisset illis ostensvs in tabvla, imo inter ipsos orrafixus.

^) 1.1. Talis repraesentatio, nvUa eloquentia, nullis rhetorum coloribvs fieri potest, nisi adsit ilia spiritvs efficacia, de qua dictvm fvit in utraque ad corinthios.

") Sermon sur Gal. 3:1: ais S. Paul, a-il ici parlé é pour trois ou quatre? C'est en commun et sans exception, a tons chrestiens, a grans et a pietis qa'il dit que quand I'Evangile est presché voila Jesus Christ qui est peint au vif, et que nous le devons contempler, non point de nos yeux corporels, mais des yeux spintuels de la foy.

') Sermon CVIII sur Dt. 18:9—15, 27 Nov. 1555: I (d.w.z. God) a N'oulu, qu'il y ait des docteurs qui ioumellement parlent en son nom, et qu'ils soyent (bref) comme sa b o u c h e. Deze menschen zijn pour e x p o s e r la doctrine, et pour la m a i n t e n i r, qui en s 'ront comme les gardiens: tin qu'elle ne perisse pas, qu'elle ne soit point ensevelie, et qu'aussi on ne la corrompe point par fausses interpretations .... Nous avons desia dit, qu'il n'est point question ici d'un: ais qu'il est cfuestion de plusieurs, et d'un ordre continu el.

Zie ook: omm. op 1 Joh. 4:1: am Deus semper verbum suum ex hominum ore non secus excipi voluit, q u a m si palam (dit moet prof. H. nu niet weer door , , oogenschijnlijk" vertalen, want dan ben ik het citaat kwijt) ipse e c o e 1 o a p p a r u i s s e t.

**) Zie op Deut.; zie ook sermon op Gal. 2:20, 21 en op Gal. 3:1, en Inst. 1, 74. Il faut contenter de cela, zegt Calvijn. Maar Haitjema zegt: ngelukkige beeldspraak en rationalistische geestesgesteldheid....

^) Aangehaald - artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

EEN ANTWOORD VAN PROF. HAITJEMA.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's