GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII. Komarom. III. (Slot.)

Na de samenstelling en den aard van de senioratenvergadering, welke eenige verre overeenkornst heeft met onze ckssicile verg.ader'.ngan, te hsbben

beschreven, willen we thans van die vergadering zelf iets meedeelen. Op die vergadering verscheen ieder , .geestelijk" hd van het senioraat in toga. De Hongaarsche toga van zwart satijn met breede tressen heeft iets arislokratisch. De zachte glans, welke er over ligt, verandert bij elke beweging in schittering. Ofschoon bijzonder stemmig, mist zij de eentoniglieid van onze toga's en leent zij zich, w.anneer de zon door de kerkramen speelt tot mooie effekten. Dien dag echter liet de zon zich bijna niet zien. Ik kreeg er een proefje van hoe koud het in zulk een kerk kan zijn. Én hoewel mijn lichte overjas nog al afstak tegen het deftig zwart, waarvan ik aan alle kanten was omgeven en ik om het decorum te bewaren mij gaarne wat koude getroost had, sloeg men mij de jas om de schouders, de ledige mouwen er langs slungelend. Ik vermeld dit omdat er een typische trek in zit. De Hongaar is buitengewoon aan het decorum gehecht. Meer nog misschien dan de Engelschman. Maar terwijl deze een inbreuk daarop onder geen beding zou toestaan, stapt de Hongaar als de omstandigheden ertoe leiden er gemakkelijk overheen en duldt naast het stijve, strakke het eenigszins nonchalant losse.

Aan het begin liet de senior zingen het eerste vers van den 90sten psalm:

Gij zijl, o Heer. van d'allervroegste jaren

Voor ons geweest een schuilplaats in gev.aren.

Gedurende de enkele weken, dat ik in de Donaulanden verbleef, hoo.de ik dit vers tal van malen opgeven. Dit verwonderde mij, omdat de melodie — welke bij de Hongaren dezelfde is als bij ons — dezen psalm tot de kategorie, welke weinig gezongen wordt, veroordeelt. Later werd het mij echter opgehelderd. De negentigste psalm is bij de Hongaren zooveel als de volkspsalm. Zijn bij ons op vergaderingen het zevende en achtste vers van den negenentachtigsten psalm geliefd, veel meer nog wordt in Hongarije het eerste vers van den 90sten psalm aangeheven. Zelfs zij, die in het psalmboek niet thuis zijn, kennen dit vers uit het hoofd. Wel een bewijs, hoe diep dit lied in de Hongaarsche ziel is gezonken. De verklaring daarvoor zal wel inzonderheid in de eerste regels zijn te zoeken. Van gevaren was het Hongaarsche volk van zijn geboorte af omringd. Zijn geschiedenis is vol onrust. Maar de vrome voorvaderen erkenden, dat God telkens weer heeft uitgered. Bij Hem' schuilden zij totdat het onweer was overgedreven. En tegenover de wisselingen, waarvan de Hongaarsche geschiedenis verhaalt, vonden zij hun rust in de eeuwigheid en onveranderlijkheid Gods.

Eer berg en rots uit niet geboren waren,

Eer d'aarde rustt' op hare grondpilaren:

\'an eeuwigheid, o God, die eeuwig leeft,

Zijl Gij de God, die eind noch oorsprong heeft.

Hoewel over het geheel de Hongaarsche kerkzang wel wat sleepend in onze ooren klinkt, hindert bij dezen psalm het langzame tempo niet. Integendeel. Het vertolkt iets van het kalme vertrouwen, dat de oude Gereformeerde Hongaar had in zijn God en dat van zijn kinderen nog niet geheel is geweken.

Vóór de eigenlijke handelingen van het senioraat begonnen, werd door den senior de gast hartelijk verwelkomd. Als behoorende tot de Nederlandsche natie werd de gelegenheid te baat genomen om zijn dankbaarheid te uiten voor wat ons land voor de Hongaren in vorige en in deze 'eeuw gedaan heeft. En omdat dit van Hongarije afgescheurde gebied tot nogtoe door Nederlanders niet werd bezocht, was men in Komirom — men kon dit aan alles merken — dubbel blij eindelijk in staat te zijn zijn buitengewone erkentelijkheid te betuigen. Niet alleen in de rede van den senior kwam dit uit, maar ook in alle andere — en het waren er niet weinige — toespraken, welke tot mij werden gericht. Hier moet ik even vermelden, dat de Hongaar zeer op toespraken gesteld is. Hij houdt ze gaarne en hoort ze gaarne. Wij bewaren de toespraken gewoonlijk voor jubilea en begrafenissen. Maar de Hongaar grijpt ook andere gelegenheden aan. En hij kent in deze geen vermoeienis. Ik geloof dan ook stellig, dat wij het in een toespraakwedstrijd zouden moeten afleggen. Daar komt trouwens bij, dat de Hongaar in den regel een welbespraaktheid bezit, welke bij ons uitzondering is. Men lean dit natuurlijk niet beoordeelen naar de Hongaren, met wie wij in ons land kennis maken. Die moeten zich bedienen van een vreemde taal. Dat vormt voor hen een groote belemmering. Daarom zien wij hen niet in hun kracht. Men moet hen in hun eigen land gadeslaan. Interessant is het reeds in een hoekje van de trein-coupé de onderlinge konversatie, al verstaat men die dan ook niet, wat nauwkeuriger op te nemen. Onder hen, dio zeker nooit voor het publiek optreden, zijn geboren redenaars. Naar woorden behoeven zij geen oogenblik te zoeken. Hun gestes zijn niet alleen druk, maar ook sierlijk. Daarenboven schijnt de welsprekendheid daar-niet het privilege van het mannelijk geslacht. Men ontmoet er ook dames, die ongekunsteld en vrij een geestdriftige trein-oratie houden met een eloquentie, welke vele sprekers in Westelijk Europa haar zonder twijfel zouden benijden.

Doch ik moet weer naar de vergadering terug.

Nadat ik de toespraak van den senior beantwoord had, werd mij verzocht nog over eenig onderwerp te spreken. Ik voldeed vanzelf met zekere gretigheid aan dat verzoek en vroeg de aandacht voor het wezen en de roeping van het Calvinisme. In deze omgeving meende ik vooral te moeten waarschuwen, dat niet alles Calvinisme is wat zich daarvoor uitgeeft. Inzonderheid betoogde ik de noodzakelijkheid van de bewustwording van de Calvinisten in de Donaulanden. Overigens ligt het, gelijk men begrijpen zal, niet in mijn bedoeling een verslag te geven van wat ik sprak.

Daarna had de eedsaflegging plaats van den , .leeken"-curator, een plechtigheid, welke blijkbaar diepen indruk op de aanwezigen maakte. Een lid van het moderamen las de eedsforule, welke vrij lang was, zin voor zin voor en de nieuw-benoemde curator zei haar zin voor zin na. De senior hield daarop een korte, maar ernstige rede. Bijzonder was men ingenomen met het woord van den curator, dat daarop volgde. Naar men mij inlichtte deed hij zuiver Calvinistische klanken hooren. Het' Aveek geheel af van de speeches, welke bij' zulk een gelegenheid plegen te worden afgestoken. Daarin lag een rijke belofte. Ook schonk hij duizend kronen aan de kerk van Komarom, een niet gering bedrag, wanneer men de oeconomische omstandigheden in aanmerking neemt.

Andere kerkelijke zaken werden in openbare vergadering niet behandeld.

AVilde ik eenigszins naar volledigheid staan, dan zou ik nog^heel wat omtrent Komarom kunnen meedeelen. Van één ding moet ik echter nog melding maken, n.l. dat er iii Komarom en omstreken op het oogenblik een geestelijke opwaking valt waar te nemen. Een reeds bejaard predikant verhaalde, hoe hij tot voor korten, tijd geheel formalistisch had gepreekt. Maar God was in zijn leven gekomen en nu verstond hij pas wat preeken was. De sleur had voor geloovige opgewektheid plaats gemaakt. De waarheid was voor hem anders, nieuw geworden. Dat is niet het eenige geval. Wij hoorden ook een predikantsvrouw met zeldzaam enthousiasme spreken over den heerlijken arbeid in de gemeente.

Deze beweging wordt in gezonde banen geleid. Het is te hopen, dat dit zoo blijve en dat zij niet den piëtistischen kant uitga. Het gevaar daarvoor is onder Hongaren niet denkbeeldig. Daarom bidden wij hun, die hier in de voorhoede zijn gesteld, groote voorzichtigheid toe.

Aan Komarom behoud ik de aangenaamste herinnei-ingen, niet het minst door de bijzondere hartelijkheid, waarmee Ds en Mevrouw Von Galambos mij hebben ontvangen.

En zoo reed ik ^.an weer naar Hongarije terug over den „blauwen" Donau, dien ik echter hier, nocli op andere plaatsen zijn adjektief zag rechtvaardigen. Dit deed hij slechts op prentbriefkaarten.

HEPP.

-s Een protest.

Naar aanleiding van ons artikeltje „Als een eenzame musch" zond Dr v. d. Vaart Smit ons een protest.

Wij meenen hem een dienst te doen het niet te plaatsen vanwege den vorm.

Ook zakelijk zou eenige kritiek onzerzijds achterwege kunnen blijven. niet

Wij gelooven echter, dat een discussie daarover in dit stadium niet vruchtdragend kan zijn.

Liever wachten wij to^: Dr v. d. V. Smit , , binnenkort" „nader in geschrifte" zal hebben aangetoond, dat de bewering, welke wij ongerijmd noemden, door hem „aan geschriften van Calvijn en Augustinus is ontleend".

Begrijpen waj hem wel, dan stelt hij dit in uitzicht.

Wij hopen onze lezers op de hoogte te houden.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's