GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maria Magdalena.

De „N. R. Crt." gaf een artikel over de gestigmatiseerde Therèse Neumann („die E, esi"). Daaraan ontleenen we deze passage.:

In het dorp wordt stilzwijgend uitgegaan van de onomstootelijke waarheid en juistheid van wat „die Resi" in haar extatische toestanden ziet en hoort. Van haar mededeelingen maakt de pastoor klakkeloos in zijn prediking gebruik. Zoo woonde dr Weisl een godsdienstoefening bij, waarbij de pastoor, over het Magdalenafeest sprekend, o.m. zei: „Therese Neumann heeft ook de geschiedenis van Maria Magdalena ge-. zien. Zij heeft mij verteld, dat Maria de jongste zuster van Lazarus was, die zeer rijk was. Maria was een koppig en hartstochtelijk meisje en het ernstige leven in het huis van Lazarus beviel haar niet. Zü verlangde haar erfdeel van hem en kocht daarvoor het slot Magdala aan het meer van Tiberias en leefde daar en ging den verkeerden weg op. En toen ontmoette zij den Heiland en had eerst den man iu Hem lief...." En zoo vertelt de pastoor al de vizioenen van Therese als die van een ooggetuige.

Gelukkig, dat wij den blaam, waarvan de wetenschap langzamerhand Maria Magdalena had gezuiverd, nog niet op gezag van „die Resi" verdiend behoeven te achten.

Heidensche voorstellingen in de Openbaring van Johannes; en nog wat.

Dr C. Bouma vervolgt zijn artikel in „Geref. Kbl. Dr. en Ov." o.m. aldus:

In zijn boekje over de Openbaring van Johannes verklaart Prof. de Zwaan vele trekken der Openbaring uit heidensche voorstellingen, die in de volken rondom het terrein der bizondere Openbaring Gods leefden. De zeven sterren in de hand van den Zoon des menschen, de vier en twintig Ouderlingen rondom den troon, de Ruiter op het witte paard en de paarden achter Hem aan — het is alles overgenomen uit heidensche voorstellingen, die in de gemeente niet onbekend waren. Zoo verklaart De Zwaan» de Openbaring uit de heidensche voorstellingen, zonder te vragen, of hij zoo ook in strijd komt met het Woord des Heeren zelf.

Daartegen nu moet men op Gereformeerd standpunt ernstig bezwaar maken. Zóó mag het niet en zoo kan het niet. Daarin, in die methode van „verklaring" gaat geen Gereformeerde met hem mee. En als hij die heidensche bizonderheden beschrijft, vinden we dat erg interessant om te liooren. Maar als De Zwaan nu zegt' „Hier is het materiaal, met behulp waarvan men; en hier is de geestelijke bodem en de sfeer, van waaruit men de Openbaring van Johannes verklaren kan en moet", dan zeggen we; neen! Later;

Reeds wees ik er op, dat volgens De Zwaan in de Openbaring vele heidensche goden en engelen worden genoemd. De zeven sterren in de hand van den Zoon des menschen zijn de zeven planeetgeesten; , die het lot van alle stervelingen bepalen, en alles hier beneden als een ijzeren noodlot bepalen.

De Ruiter op het witte paard in Oponb. G is Mithras, de Perzische zonnegod, die oorlog, duurte en hongersnood brengen kan hier beneden.

De vier en twintig Ouderlingen uit hoofdstuk 4 zijn vier en twintig steiTenbeelden, die in deze wereld of in het hiernamaals groote macht hebben.

Enzoovoort. Overal ziet De Zwaan heidensche afgoden in de Openbaring geteakend, die door Johannes worden bestreden.

Hoe doet Johannes dat nu volgens De Zwaan?

Niet zoo, dat hij aan zijn lezers schrijft, dat deze afgoden niet bestaan; dat die sterrengoden en sterrengeesten niets anders zijn dan producten van hun fantasie. Zoo zou men denken, dat het moet-Zoo is het immers naar de Heilige Schrift, die zegt, dat een afgod niets is. Zoo is het de waarheid. En zoo zou Johannes zeer gemakkelijk de Christenen hebben kunnen troosten len bemoedigen met de waarheid der Openbaring Gods.

Maar noen, zoo doet Johannes volgens De Zwaan niet. Hij volgt een geheel andere methode en bewandelt een geheel anderen weg.

Hij gaat uit van het werkelijke bestaan van die goden. Dat ze bestaan, geeft hij metterdaad toe. Al die afgoden hebben een reëel bestaan.

Maar, en dat is nu het nieuwe en het heerlijke van de Openbaring Gods, in Christus verschenen, al die goden staan nu onder de macht van Christus, den Triumtator. Die sterren en die ouderlingen en die ruiter op het witte paard en zij op de andere paarden — al die godon, ze bestaan werkelijk, maar ze zijn aan Christus onderwoi-pcn.

- Zóó is de centrale gedachte van het boekjie van De Zwaan.

Zóó wordt de Openbarmg verklaard.

Maar het behoeft weinig betoog, dat wij' met zulit een verklaring niet mee kunnen gaan.

Dan is er immers oen van twee mogelijk:6f Jo-• hannes heeft metterdaad gemeend, dat die goden ooü: estaav óf hij heeft geweten, dat hij met een dwaling der heidenen had 'te doen en die goden slechts bestonden in hun fantasie.

Jn het eerste geval kon hij niet de drager der Godsopenbaring zijn, omdat dan de Geest des Heeren hem niet in de waarheid had geleid naar de belofte des Heeren. Dan had de Geest hem op dit kardinale punt laten dwalen en aan de gemeente een grove onwaarheid laten zeggen.

In het tweede geval heeft hij "opzettelijk een onwaarheid gezegd, niet op eon gering stuk, maar op een centraal punt; aangaande de vraag, of er één god is, of dat er meer zijn.

Nu we dr Bouma zien schrijven over de Zwaan, is er plaats voor een citaat van ds P. v. Dijk, wiens kroniek in „Geref. Theol. Tijdschrift" herinnert aan de (hier vermelde) klacht van prof. Brouwer over de onmondig gehouden lezers der geref. pers:

Het zal me misschien weinig baten, wanneer ik den professor naar „De Reformatie" zelf verwijs, waarin week op week allerlei niet-Gereformeerde litteratuur wordt besproken, waarin week op week van allerlei wetenschappelijke en populaire werken een breede re-• oensie gegeven wordt, met dikwijls den aandrang er . bij om van deze boeken kennis te nemen, al dienen ze met onderscheidingsoordeel gelezen te worden.

Het zal me evenmin baten, wanneer ik zeg, dat er bijv. in „De Heraut" en ook in doodordinaire Kerkbodetjes veel meer notitie wordt genomen van wat er in den kring van Prof. Brouwer verschijnt dan door een blad als b.v. het „Wkb. voor G. en C." van wat er onzerzijds geschreven wordt.

Tegenover la raison du plus fort helpt do logica van het slachtoffer nu eenmaal niet; De La Fontaine leerde het al in onze schooljaren:

„Qui te rend si hardi de troubler breuvage? mon

Tu seras chatié de ta témerité".

Van het „Algemeen Weekblad" gesproken — het zwijgen van zijn redactie op mijn haar eer rakende opmerkingen inzake die bedankende abonné's versterkt me in 't vermoeden, dat het verhaal pure fantasie was.

In welk geval het meest zegt, wie 'tschrik'lijkst over zóó iets zwijgt.

Duitsche oordeelvellingen over Karl Barth.

Ds Landwehr is in Duitschland geweest en heeft er velen gesproken over Karl Barth. Er waren twee stroomingen, blijkens „Geref. Kb. van Rotterdam":

Er waren er onder, die bijzonder ingenomen waren met de herleving van de Calvinistische gezindheid in Duitschland. Deze allen spraken onverholen hun instemming uit met de theologie van Calvfin. Ze vonden hun gevoelen het duidelijkst weergegeven in onzen Heidelbergschen Catechismus. De leer der uitverkiezing en de beschouwing der sacramenten, zooals Calvfjn idie ontwikkelt in zijn Institutie, vonden ze zeer aantrekkelijk, omdat ze zoo echt schriftuurlijk is. De meesten dezer broeders waren zeer ingenomen met Barth en achtten Barth in zooverre hoog, dat hij het Rationalisme den doodsteek gegeven heeft. De moderne professoren aan de universiteiten (zoo verzekerde men mij) hebben bijna geen studenten meer, en Barth trekt er telkens meer. Evenwel, hoezeer ze dit een verblijdend verschijnsel vonden, waren hun oogen niet gesloten voor de gebreken, die de theologie van Barth aankleefden. Deze gematigde aanhangers zeiden, dat ze steeds toezagen, of hier of daar niet een ontaarding aan het licht zou komen, die zou manen tot steeds grootere voorzichtigheid. Hierin waren echter allen het eens, dat Barth op schitterende wijze het schriftgeloof verdedigde tegenover het Rationalisme

Er waren echter ook anderen, die het met Barth volstrekt niet konden vinden. Men vertelde mij, dat er zelfs een heftige strijd gestreden wordt tusscheii Barth en diens volgelingen eenerzijds en de Piëtistisch-getinte geloovigen anderzijds. Dat is voornamelijk zoo geworden, nadat Barth het Rationalisme en het Piëtisme op één lijn gesteld heeft. Dat heeft yeei onrust verwekt. De Piëtistisch-getinte broederen kunnen dat niet verdragen en op samenkomsten van kerkelijken aard is er op meer dan één plaats heftige strijd ontstaan. Enkele dezer Piëtistisch-getinte broeders verzekerden mij: Barth is onze man niet en kan het niet zijn.

-De lezers zullen gevoelen, dat het voor mij moeilijk was om voor die onder elkander verschillende broeders uiteen te zetten, wat men in Nederland onder de Gereformeerden over Barth denkt. Immers ten onzent ziJn de gedachten al evenzeer verschillend. Die met Barth dweepen, maar hem niet altijd verstaan, gaan met hem door dik en dun, en het is opmerkelijk, dat onder hen, die men zou kunnen betitelen met den naam: „Gereformeerden in hersteld verband", velen derzulken ziJn. Deze mogen wel eens acht geven op wat een doctor in de theologie mij toevoegde: , , Barth bewierooken is niet moeilijk, hem verstaan is moeilijker, en hem op den rechten prijs schatten is wel het moeilijkst. Evenwel ieder, die dweept, is altoos oppervlakkig". Ik deelde aan de broeders mede (hot was op een bijzondere samenkomst) dat de broeders in de Gereformeerde Kerken, voorzooveel zij tot oordeelen bekwaam zijn, het goede in Barth wel waardeeren, maar de fouten evenzeer opmerken en daarom tot voorzichtigheid manen.

Zeer opmerkelijk vond ik het, dat een paar broeders mü vroegen, waaroin enkele confessioneelen in Holland (men noemde mfj o.a. den naam van Haitjema) zoo fel gekant waren tegen de Gereformeerde Kerken en zoo bijzonder vredelievend en waardeerend tegenover de Gereformeerden in hersteld verband. Ik antwoordde, dat de geschiedenis die vraag wel beantwoorden zou. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de liefd-3 tot de z.g.n.. vaderlandsclie kerk hier een groote rol speelt. Het schijnt mij toe, dat de confessioneelen in de Ned. Herv. Kerk in ons land, althans velen hun-• ner, niet objectief zijn in hun oordeel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's