GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Recht en genade.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recht en genade.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

en dat de schuld zou betaald worden ... . . en de schuld hem kwijtgescholden Matth. 18: -23, 27.

De Koning in de gelijkenis staat tegenover zijn ontrouwen dienstknecht eerst op het standpunt van het absolute recht.

Hij»heeft op zijn allerminst tienduizend talenten te vorderen.

En van dien eisch laat hij tittel noch jota vallen. Dat de schuldenaar niets heeft om te betalen is voor 'dezen wel zeer bedroevend.

Maar onvermogen door eigen schuld kan het

recht niet te niet doen. üit'het niet-kunnen mag men nimmer besluiten tot het niet-behoeven.

Deze vorstelijke Crediteur doet geen onrecht.

Deze vorstelijke Crediteur doet geen onrecht. Evenmin doet God onrecht als Hij in Zijn wet van den mensch eischt wat deze niet doen kan, want God heeft hem alzoo geschapen, dat hij dat kon doen, maar de mensch heeft zichzelf door moedwillige ongehoorzaamheid van die gaven beroofd.

Het geschonden, recht vraagt echter om straf.

Daarom geeft de Koning in de gelijkenis bevel, naar het schuldrecht dier tijden, den schuldenaar met vrouw en kinderen, met have en huisraad te verkoopen, ofschoon hij wel voorziet, dat daarmee de tienduizend talenten in de verste verte niet gedekt zullen worden.

Maar hij wil, dat het recht zijn loop hebbe.

Daar is hij Koning voor.

Ook de hemelsche Koning eischt, dat de schuld zal betaald wordeir. ,

En, die eisch is gegrond niet in mensch e lijk, maar in g o d d e 1 ij k recht.

Geen tittel of jota kan daarvan worden losgelaten, want de gerechtigheid kent alleen voldoening.

Doch de schuldenaar in de gelijkenis, ofschoon hij niets had om te betalen, kon toch nog iets van zijn onmetelijk debet laten afboeken, zij het al door met de zijnen in slavernij te gaan.

Doch voor den zondigen mensch staat andere weg open dan die der straf. geen

De zonde, die tegen den allerhoogsten Majesteit Gods gedaan is, moet ook met de hoogste, dait is met de e e u w i g e straf aair lichaam en ziel gestraft worden.

Voor de vierschaar van den hemelschen Rechter kan noch mag een ander vonnis geveld, want de onmetelijke schuld eischt een onmetelijke straf.

Als een smeekeling werpt de strafwaardige schuldenaar, over wien Jezus sprak, zich voor zijn Koning neder.

Hij roept diens mededoogen over zich in.

Hij doet een beroep op zijn lankmoedigheid.

In zijn angst, stelt hij het voor alsof het maar een quaestie van tijd is.

Laat de vorst geduld hebben, en hij zal alles betalen.

Dit laatste was natuurlijk een onmogelijk vervullen belofte. te

De Koning gaat er ook niet op in, wel wetende, dat er toch nooit iets van terecht komen zou.

Er zijn geen menschen overvloediger in beloften dan juist degenen, die in geldelijke moeilijkheden zitten.

Daar ligt ook wel een aanwijzing ten opzichte van geestelijke dingen in.

De mensch beproeft het zoo lang en zoo gaarne met zichzelf.

Ook de zondaar, tegenover den eisch der hemelsche gerechtigheid, tracht nog telkens door eigen verdienste te betalen en ijdele beloften van betering des levens af te leggen.

tering des levens af te leggen. En alleen als hij zijn ellende recht leert kennen, beaamt hij het, dat hij de schuld nog dagelijks meerder maakt en geen penning heeft om te voldoen.

„En de heer van dezen dienstlmecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden."

De Koning had eerst aan den absoluten eisch van het onkreukbaar recht voldaan. Maar als zijn hart gaat rneespreken krijgt hij diep medelijden met den armen schuldenaar, die daar als smee-. keling aan zijn voeten ligt.

Hij geeft aanstonds gehoor aan de stem daarbinnen, ' die voor genade, pleit.

En nu zijn liefde ontgloeid is in barmhartigheid, nu doet hij ook geen. half werk.

Niet alleen bewaart hij den man en zijn gezin voor de schande der slavernij, maar hij scheldt hem ook de schuld kwijt.

Stel u dat eens voor: door een rekening van minstens vijf en twintig millioen gulden wordt een streep gehaald.

Met verbazing, met ontroering zal de schuldenaar het aangehoord hebben.

Vrij van banden.

Vrij van schuld.

Toch is deze Koning met zijn groote barmhartigheid slechts een zwak schaduwbeeld van uw hemelschen Ontfermer als hij u de matelooze schuld, der zonde vergeeft.

Zijn wij • met onze zware schuld tot Hém gegaan om nedervallende voor Zijn rechterstoel Hem te aanbidden?

Dan hebbén we .niet gezegd: Heere, wees lankmoedig over mij en ik zal U alles betalen. Maar we hebben dan een beroep gedaan op Zijn genade en. barmhartigheid.

Dan. hebben we óók ervaren hoe die groote Koning innerlijk met barmhartigheid bewogen is.

En het is ook voor ons waar gebleken: Ontslagen, en de schuld kwijtgescholden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Recht en genade.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's