De Liefde.
Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hü Zijn leven voor ons gesteld heeX 1 Johannes 3 : 16.
Men beperke toch Jeztts' „stellen van Zijn leven yooi' ons" niet tot Zijn kruisdood.
Zeker, op Golgotha heeft het offer Zijner liefde zich voltooid; en het is altijd weer de stervende Christus, Wien de hoogste betuiging geldt der dankbare wederliefde. Maar wie een enge grens om den kruispaal trekt, en Christus' stellen van Zijn leven binnen die ruimte beperken zou, — hij handelde oppervlakkig, en ware ook onbillijk tegenover den Christus zèlven. Immers wat deze aan Zijn kruis den Vader bood moge de rijpe vrucht g-cT.-cc2l iijij. vuii Zijac zeïtov^^^Jib, 1113, 02 juist als vrucht school ze toch reeds in de wortelen van Zijn levensbestaan, en kwam ze langs stam en tak tot openbaring. Christus heeft gedurende Zijn gansche aardsche bestaan Zijn leven voor ons gesteld; niet slechts en niet pas als Man der Groote Smart, doch óók daarvóór, toen Hij het land door ging, en nóg weer daarvóór, als jongeling en kind. Christus' leven is rijker dan enkel Zijn adem en het kloppen van Zijn haxt. Tot dat leven behoort óók Zijn denken en willen, Zijn zelfverloochening en gebed, Zijn tranen en Zijn Zich verheugen in den geest. Zijn toornen en Zijn opleggen der handen. Zijn indalen in onze krankheden en Zijn nachtelijk klimmen op den berg. Zijne wonderen en Zijne prediking, de doeken van Bethlehem en de vergetelheid van Nazareth. Dat alles, en veel meer, is , , Zijn leven". Het is de rijkdom van wortel en stam, van tak en vrucht. En dat alles heeft Christus voor ons gesteld. Dat heeft Hij ingezet als den prijs onzer zielen. Daarvan heeft Hij niets voor Zichzelven gehouden. Hij 'heeft Zichzelven volkomen ontledigd. Alle krachten en handelingen .ran lichaam en ziel, — in één woord, Zijn gansche volle leven, — het was alles voor óns. En het was altijd voor ons. Van Zijne ontvangenis en . geboorte af. Zijn geheele levensbestaan door, was het nóóit anders dan een stellen van Zijn leven voor ons. Totdat dit, aan het einde de hoogste spanning bereikt, en Christus, met wijduitgestrekte armen. Zijne levenslange overgave voltooit.
En dit nu is de liefde.
D 6 liefde, — zegt Johannes. De absolute, de goddelijke liefde, gelijk ze vleesch werd in Jezus Christus.
Waarom is dit liefde, — dit stellen van eigen leven voor anderen?
Zie, de apostel heeft onmiddellijk tevoren de 'haat geteekend als doodslag.
I'en diepste is haat het begeeren van den dood des anderen. En nu is liefde, als tegenstelling van haat, ook de tegenstelling van den doodslag, — het opofferen van eigen leven tot heil van den ander.
Eene liefde, die in Jezus Christus te machtiger was, omdat die anderen Zijne vijanden waren. Ja, zij werden Zijne broeders, Zijne liefhebbers; maar dat waren zij niet, toen Hij Zijn leven voor hen stelde. Toen waren zij juist het tegengestelde, — Zijne haters, die Hem naar het leven stonden; die Hem óók het leven benomen hebben.; die, — ontzaglijke verzoeking voor de liefde — terwijl Hij Zijn offer bracht, geroepen hebben, dat zij dat offer niet begeerden, en dat Hij moest afkomen van het kruis.
Waarlijk, het is verstaanbaar, dat de apostel geen omschrijvingen van deze liefde geeft, maar in hoogsten eenvoud en kracht slechts spreekt van d e liefde. „Hieraan hebben wij de liefde gekend" ...
Gekend.
Hoe past hier dit woord. A\'ant üefde, déze liefde bovenal, moet gekend worden. Zij moet niet begrepen, — hoe zou het hier ook kunnen; zij moet niet slechts geweten uit de Schrift, en in hare werking beschreven; maar men moet met de krachten van geloof en aanbiddiig en wederliefde in haar indringen, om aldus met de ziel hare schatten te smaken. y|^'> : .s5^^"^J.^^v; ^^: i; •? -*^^ • v: • ^
„Rennen" leè1ft^"ffë'^OTSfi^^lret"waïlr''piCT eene formule ervan te weten of de samenstellende deelen te onderzoeken; maar „kennen" leert hij het, door den boordevoUen beker aan de lippen te zetten, en met diepe teugen _den inhoud te genieten.
Hebt gij, mijn lezer, deze liefde zó() leeren kennen'?
Zij heeft zich wèl u aangeboden?
Reeds in uw doop kwam ze u tegemoet, en legde lokkend hare schatten voor u neer. En. sinds stond ze met uitgebreide armen, biddend dat ge u aan haar kloppend hart zoudt werpen.
Hebt ge u nog vreemd van haar gehouden?
Weet dan, dat ge niet slechts tegen het recht Gods opstandig zijt, doch veel schrikkelijker, — dat ge u tegen Zijne liefde verzet. En hoe zwaar zal juist de miskende liefde van Christus zich wreken.
„Kus dan den Zoon, opdat Hij niet toome"....
Welgelukzalig de zondaar, die 'deze liefde heeft leeren ..kennen".
Hij zal steeds dieper van haar begeeren te genieten.
Hij zal immer rijker hare schatten aanbidden.
Maar hij zal altijd terugkomen op dat ééne 't welk de apostel noemt, — „dat Christus Zijn leven voor ons gesteld heeft".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1929
De Reformatie | 8 Pagina's