GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Individuele Opvoeding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Individuele Opvoeding

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Er is tusseliea de menscheu onderling meer gelijk daa eigen. Alle menachen zijn naar hetzelfde beeld van God geschapen en dus in den grond dezelfden. Hun leven verloopt in hoofdzaak op gelijke manier. Ze worden geboren, groeien, werken, lichamelijk en geestelijk, en sterven. De taak die ze te volbrengen hebben, v!'i'schilt slechts in bijzaken. Er is voor allen een algemeen levensdoel, de verheerlijking van God hun Schepper, den Onderhouder des levens. Er zijn voor allen algemeene levenswetten. Ieder hunner heeft zich te richten naar de bepaalde redelijk-zedelijke levensnomien van God gegeven. Hij stelt eenheid in Zijn schepping, eenheid in het menschdom, eenheid van plan, van doel.

Maar in die eenheid zet God ieder mensch op zijn eigen plaats, den een met tien talenten, den ander met vijf of met twee, ja soms met één talent, al naar ieder dragen kan. En tot allen komt de last: Doet han-(li'ling totdat Ik kom.

Zoo komen we na de omschiijving van de taak van den individu: God lief te hebben met geheel het hart, geheel de ziel, geh eek het "verstand, met alle macht en den naaste gelijk zich zelf — tot de wijze waarop hij tot die taak wordt voorbereid.

Om tot het volbrengen van dien individueelen last te loiden, daartoe moet onder meer de opvoeding dienen. De groote vraag is daarbij altijd weer, hoe ze dit het best doet.

Ze heeft daarbij tv/eeërlei, dat altijd samengaat, toch scherp te onderscheiden. De vorming van den mensch Oods omvat een dubbele taak. Ze moet helpen ontwikkielen de innerlijke gaven door God in het kind gelegd, maar Oiok aan het kind bekend maken de groote werken (iods. buiten het kind, in het rijk van schepping en herschepping, van natuur en genade, in de geschiedenis van het menschdom en ui de wei-king van het geweten van ieder mensch geopenbaard.

Deze opvoeding, die van buiten af op den mensch inwerkt om van bimien uit den groei te bevorderen, is de taak van het gezin.

De schnol mag helpen, het huisgezin is de belangrijkste factor. Onder de leiding van Vader en Moedig-, te midden van zijn broers en zusters heeft de individueele wijze van opvoeding in het intiemst derdebare sociale milieu plaats. Ze is feitelijk door niets te vervangen. In een gesticht mag de voeding beter zijn, de kleeding netter, de verzorging geregelder, de oorlog leerde dat de kinderen er minder tieren dan in - het gezin. Het hospitalisme, het kwijnen der kinderen bij gestichtsverpleging, bij uiterlijk zooveel betere omstandigheden dan in den schoot van de famiUe, is een der droeve herinnerüigen uit den jongsten oorlog. Zal de betere groei in het gezin niet liggen aan de koesterende liefde, waarmee het kind omringd is, zoodat individueele opvoeding er feitelijk de hoofdzaak is en dan wel zoo, dat alle ruimte gelaten wordt aan de vrije handelingen van het kind zelf? Deze toch nemen in het gezinsleven vrij wat breeder plaats in dan de onderwijzing en de vermaning, dan het luisteren naar wat vader en moeder zeggen.

Hier lontplooit zich ook de kiem van het afhankelijkheidsgevoel — een der sociaal-tndividueele aandriften — van het ontzag voor het gezag, van de gehoorzaamheid, die voor de individueele opvoeding tot de religieus-sociale bestemming van het kind van onschatbare beteekenis zijn. Daarom moeten we welbewust altijd weer front maken tegen het moderne streven, dat de gezinnen ontwricht, en steeds er aan werkt, ze te inaotiveeren. Wie het wel meent met het kind moet werken aan de verheffing van het gezinsleven, en aan de verruiming, niet aan de inkrimping van Zijn taak.

Met de beteekenis van het huisgezin en met wat het doet, moet de school rekenen. Ze moet er van uitgaan. Ze beschouwo zich steeds als noodzakelijke en verdienstelijke aanvulling en behoude haar bescheiden plaats n.l. die van onderwijs-inriohting. Ze geve alleen wat aan de huislijke opvoeding ontbreekt. • Met voeding en kleeding heeft ze zich niet in te laten. De lichamelijke verzorging moet ze tot een minimum beperken, geen uitbreiding maar inkrimping zij de leus. Zij behoort in hoofdzaak te werken aan dé helderheid en verrijking van het verstand, en daarnaast secundair of occasioneel aan de verfijning van het gevoel, aan de versterking van den wil door het aanleeren der vaardigheden van lezen, schrijven, rekenen, zingen, teekenen, enz.

Bij de verrijking van. het verstand moet de school wortelen in het maatschappelijk leven van haar tijd en van haar omgeving. Ook om aldus de vrucht van het werken en groeien der voorgeslachten — een sociale vrucht tevens — aan den idividu te bieden. In het belang van maatschappij en eenling beide moet de school de cultuurwaarden van kennen en kunnen overdragen, en daartoe is een element van „drill" enz. op zijn tijd gewenscht. Om den schat van kennis te bewaren is er geen ander vsnnogen dan het geheugen, dat put uit wat in schrift en steen en ijzer uit het verleden tot ons kwam en daarin deponeert wat overgeleverd moet worden.

De getuigenissen der eèilwea uit haar monumenten te doen verstaan is mede de arbeid van het onderwdjs. Huis en school samen richte zich zoo in, dat de verworven schat een schat des harten zij.

Aldus verrijkt moet er door den mensch op de natuur worden ingewerkt om de cultuur omhoog te voeren. Er moeten nieuwe wegen worden gebaand om nieuwe velden te beploegen en in oultuui' te brengen.

Doch dit is niet de taak van het kind of van de school.

Om verschillende redenen kunnen we daarom vain de la, gerc school geen arbeidsschool maken, zóó als de moderne paedagcgen Dewey, Kerschensteiner c.s. willen. Hun princiep, dat de voornaa; mste aandriften in zoo goed als alle menschen het sociale instinct naast den drang tot bezigheid zijn en dat daarop opvoeding en onderwijs zoo goed als geheel dienen te steunen, kunnen we niet aanvaarden.

De oorspronkelijke harmonie in de werking van den sensüs divinitatis, den zin voor het goddelijke, van de individueele naast de sociale liefdedrang is verstoord. Tengevolge van de zonde overwoekert het egoïsme de andere gevoelens. De liefde tot zich zelf wordt haat tegen God en den naaste. Door opvoeding van den van nature verdorven mensch worden geen goede verhoudingen verkregen. En bovendien is de mensch niet enkel motorisch, centrifugaal, productief aangelegd. Hij leeft ook centripetaal, sensorisch, receptief.

He is made for listening too. Het jonge kind is „vrager" vooral. Dewey mag beweren, dat het kind den ontwikkelingsgang van het menschdom moet volgen, hierin dat het met de handen arbeidend zich omhoog werkt, ook geestelijk, de Christen gelooft, dat het menschdom meer gezegend wei'd door te luisteren naar profeet en priester, dan door zich te beroemen op den bouw van het Babel zijner handen.

Deze gedachte ontwittelen keer verder. we D.V. een volgenden

STRIKWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Individuele Opvoeding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1929

De Reformatie | 8 Pagina's