De meening des Geestes.

Die de harten doorzoekt is God alleen.

Hij leest ia het diepst der ziel.

üe meest verborgen schuilhoeken van het hart kent Hij nauwkeurig.

Geen gedachte, geen begeerte, geen lust of neiging, waar die Alwetende niet alles van weet.

Nu vindt de Heere in het hart van den natuur-- lijken mensch niet anders dan zonde en schuld, ^vant uit het hart zijn de uitgangen des levens en daarom ook de uitgangen der zonde.

Wie beeft niet bij do gedachte, dat er een heilig reclitvaardig God is, die de harten doorzoekt'?

Doch als die Geest des Heeren daarbinnen het wedorbarend wonder begonnen is en daar woning gemaakt heeft en in dat diepe hart met onuitsprekelijke zuchtingen bidt, dan vindt de Doorzoeker 'uit den hemel dien volmaakten Trooster, dien Pleitbezorger of Paracieet^ daarbinnen. En vniclit van dat wonder gebed is, dat God Zijn ver]; )orgen liefde en kracht in de ziel laat invloeien opdat Christus er meer en meer een gestalte verkrijge en wij den Beelde Zijns Zoons gelijkvormig mogen worden.

De Heilige Schrift spreekt daar op men schelijk e wijze over. Hoe zouden wij er anders iets van knnnen verstaan? ,

Maar God doet en geeft dit op goddelijke wijze verre verheven boven ons denken of bevatten.

Tusscheii den Vader in de hemelen en den Heiligen Geesi in het hart zijn geen woorden noodig.

"Niet alleen, dat de Geest aUe dingen doorzoekt, zelfs de diepten Gods, maar de Kenner der harten peilt ook de diepten des Geestes in het hart van den waren geloovige.

Hij leest daar de me en ing, dat is: de begeerh; . den biddenden wenscli des Heiligen Geestes, die als volmaakt Voorl)idder voor den wedergejjoi-ene vraagt \vat dienstbaar kan zijn om diens hart te bereiden voor de hemelsche heerlijkheid.

Daarin hg! nu de zekere waarborg, dat het gebed des Geestes verhoord worden zal.

l)p meening des Geestes is volmaakt, heilig, ruin\ en goed, ook al kunnen wij de diepte van dit mysterievol bidwerk niet peilen.

Dit is ook jiiel noodig.

Ook de Heilige Geest zegt hier: mijne genade is u genoeg.

En dit staat vast: Deze Voorbidder en Tnbidder zegt niet eer' Amen op zijn bede eer de verloste ziel ten hemel ingaat en de erve der heiligen ontvangt in de eeuwige heerlijkheid.

Want wat wordt ons van de wijze dezer voorbede geopenbaard'.'

Dewijl Hij n a a r God voor de - heiligen bidt.

Naar God.

Dat is hier niet tot - God.

Het beteekenl overeenkomstig Gods wil, in gebondenheid aan Zijn raad en welbehagen en is alles naar Zijn Woord en Wet.

Daarom is deze bede zoo volmaakt.

En, daarom wordt zij ook zoo zeker verhoord.

Wij bidden wel om wat ons onthouden moet worden.

De Heihge Geest bidt om wat we beslist van noode hebben.

Wij bidden menigmaal slechts om aardsche, en kleine dingen.

Die Geest bidt om niets minder dan om ide eeuwige heerlijkheid.

Die Geest hidt om de triumf van het recht Gods, om de luistervolle openbaring zijner verlossende genade.

Die Geest hidt voor de heiligen, dat Christus in hen wasse en toeneme, dat hun wil aan den Heere onderworpen zij, dat zij gewillig en lijdzaam mogen wezen, trouw en standvastig.

En, omdat dit een bidden naar Gods wil is, daarom zal de Hoorder der gebeden zeker geven wat de Geest vraagt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen