GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De warkwijze onzer Synodes.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De warkwijze onzer Synodes.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Indertijd is door niemand minder dan wijlen Dr A. Kuyper de wenschelijkheid uitgesproken, dat onze Synodes om het jaar of om de twee jaar in plaats van elke drie jaar zouden samenkomen.

Hij gevoelde, dat dit een groot financieel bezwaar zou opleveren.

De kosten van een jaarlijksche Synode mochten al niet zoo hoog loopen als die van een driejaarlijksche, het viel niet te verwachten, dat zij slechts een derde zouden bedragen van de Synodes, gelijk wij die gewoon zijn te houden.

Kon echter het kosten-bezwaar overwonnen worden, dan zou het aan de geregelde afdoening der kerkelijke aangelegenheden ten goede komen, wanneer de Synodes vaker werden saamgeroepen.

Het kerkelijk leven zou er door gebaat zijn.

Op zichzelf wordt dit gaarne door ons onderschreven.

Toen Dr Kuyper deze idee lanceerde viel er inderdaad alles vóór te zeggen.

Toch moet betwijfeld of ze in de tegenwoordige omstandigheden zelfs nog als wensch kan worden gehandhaafd.

Van 1923 af toonen onze Synodes een sterke neiging zich te verlengen.

Is eenmaal die neiging er, dan kan zij moeilijk worden tegengegaan.

Wanneer in deze omstandigheden werd besloten om "jaarlijks of om de twee jaar te vergaderen, dan zou, naar wij vreezen, het gevolg daarvan zijn, dat zulk een jaarlijksche of tweejaarlijksche Synode spoedig even lang zou duren als thans onze driejaarlijksche.

Over de financiëele schade, welke daaruit zou voortvloeien, spreken we nu niet.

Werd daartegenover geestelijke winst verkregen, dan zou de financiëele faktor moeten wegvallen.

Maar ook daarop zijn we niet gerust.

Wij duchten, dat de zaken wel omslachtiger, maar niet grondiger zouden worden behandeld.

Op den tijd van de voorbereiding der rapporten zou noodzakelijk worden beknibbeld.

Veel wat thans op de Partikuliere Synodes wordt afgedaan, zou dan op de Generale Synode komen.

Immers, als er een Generale Synode in het zicht is, is de verleiding maar al te sterk om te spoediger haar beslissing in te roepen.

En de praktijk der laatste jaren bewees, dat een Generale Synode hiertegenover niet altijd genoeg verweer bood.

Wij hebben hier natuurlijk niet op het oog beslissingen over leer of uitoefening van leertucht.

Maar wij doelen hier op kwesties over grensregelingen enz.

In de huidige situatie valt er niet alleen niet aan te denken het getal Synodes te vermenigvuldigen, maar we vragen ons niet zonder zorg af of ten slotte de wensch niet zal oprijzen en steeds sterker worden om dit getal in te krimpen.

Een Synode-jaar laadt op veler schouderen zware lasten.

Van de krachten wordt soms het uiterste gevergd.

Na den heelen dag in volle Synode te hebben vergaderd, moet in den regel tot z^er Iaat in den avond de commissioriale arbeid ter hand worden genomen om dan in het nachtelijk uur rapporten saam te stellen.

Gedurende één of twee weken is dat zoo erg niet.

Maar wanneer het drie of vier weken gaat duren, teekent de vermoeidheid zich op veler gelaat af.

Want de Synodes mogen wat omslachtiger werken dan vroeger, dat ligt stellig niet hieraan, dat er minder intensief wordt gearbeid.

Integendeel.

Van het uithoudingsvermogen wordt wel het uiterste gevergd.

Hoe de gang van zaken in deze is, wijst het volgende staatje uit:

1905 1908 1911 1912/U 1917 1920 1923 1926 1927 Gehouden van:22 Aug. tot 7 Septr. 18 Aug. tot 3 Septr. 22 Aug. tot 1 Septr. ƒ 16 Juli, 10 Septr. 17 Ootr. ( 27 Ootr. tot 4 Novr. 28 Aug. tot 6 Septr. 24 Aug. tot 9 Septr. 21 Aug. tot 14 Septr. i 26 Jan. tot 17 Mrt. ) { 31 Aug. tot 10 Septr. > ( 27 Ootr. tot 29 Octr. ) ( 16 Aug. tot 9 Septr. ) \ 25 Ootr. tot 27 Octr. j Synodejaar: ittingsdagen : 12 11 8 1 ^ 7 11 16 19 Omvang der acta:350 blz. 281 „ 269 „ 343 „ 281 „ 315 „ 670 „ 460 „ 699 „

Een enkel woord ter toelichting.

We begonnen bij de Synode van utrecht in 1905 omdat wij het staatje wilden laten loopen over ongeveer een kwart eeuw, een periode lang genoeg om tot vorming van een oordeel in staat te stellen.

Bij de Synode van Assen in 1926 telden we de zittingsdagen niet, omdat die wegens haar buitengewoon karakter zich niet tot vergelijking met andere leent.

Bij de Acta der Synodes van 1923 tot 1927 telden we ook de Rapporten, die toen in een boek vereenigd, afzonderlijk verschenen, maar vóór dien tijd in de Acta zelf werden opgenomen. Voor een juiste berekening was dit vereischt. Welke konklusies kunnen hieruit getrokken?

Barth over hübel, heilsfeit en schepping.

De evangelische Predikantenvereeniging in Zwitserland noodigde kort geleden Karl Barth, op het oogenblik hoogleeraar te Munster in Westfalen, dezer dagen benoemd tot professor in de dogmatische vakken te Bonn, op haar vergadering te Zurich.

Daar hield hij niet alleen een referaat, waarover zich een discussie ontspon, maar tij verklaarde zich ook bereid om op verschillende vragen, welke hem gesteld zouden worden, te antwoorden.

Blijkens een artikel in de „Reformierte Schwei-

zer Zeitung" is men erin geslaagd hem uit zijn paradoxale tent te lokken.

In het genoemd© blad geeft een redakteur een verslag van het verhandelde weer'en verbindt daaraan zijn opmerkingen, welke diepe teleurstelling niet verbergen.

Prof. Bouwman biedt in „De Bazuin" van dit artikel het volgende uittreksel:

Barüi verklaarde volgens de „Reformierte Schweizer Zeitung", dat naar zijn overtuiging de H. Schrift Gods Woord is. De H. Schrift is Woord Gods, openbaring van den levenden God. Maar niet zoo, dat'zij voor alle tijden ingesloten is in dat boek. De H., Schrift is de stem Gods slechts als een gebeurtenis die zich afspeelt tusschen God en mensch, terwijl telkens en steeds weer opnieuw God zich aan den enkelen mensch openbaart. De kennis van het openbaringskarakter des Bijibols is steeds een geschenk des Heiligen Geestes. Barth wil dit met nadruk consUteeren tegenover een v^Ische inspiratie-Üieorie, die de letter gelijk stelt met den Geest. Nooit kan vastgelegd worden: dat is nu Gods Wioord. Dit kan slechts uitgesproken worden krachtens het getuigenis des Heihgen Geestes.

Daarom wil Barth het volle recht van de weten-'Schappelijike kritiek" op den Bijbel erkennen. Hier tunnen wij', zoo zeide hij, niet meer van terug.

Green wonder, dat Barth bij het debat duidelijk nitsprak dat het historisch karakter van de groote heilsfeiten voor hem van minder beteekenis is. Prof. Bultman van Marburg, die een aanhanger van Barth is, heeft in zijn kritiek op de Evangeliën zoodanig gehandeld, dat er van den Christus eigenlijt nietsof iets heel algemeens overblijft. En toch vereenigt Bultman zich met de gedachte van Barth aangaande de openbaring van den Zoon Gods. Barh verklaarde, dat hij het geheel eens was met Bultman, en dat het geloof aan de openbaring van Christus eenerzijds', en de historiciteit van de berichten des Evangelies aan de andere zijde op geheel verschillend terrein liggen.

Het is te verstaan, dat de Jonggereformeerden in Zurich verduidelijking wilden. De vraag werd gesteld: Is de opstanding van Christus een historisch feit? Ja of neen? Prof. Barth wilde deze scherpe vraag liefst niet categorisch beantwoorden. Hij zeide dat iemand aan ds opstanding van Christus kon gelooven, ook wanneer hij haar niet als historisch feit erkent, en het gevoelen van den schijndood of de visioenhypothese aanvaardt.

Duidelijk blijkt hieruit, dat voor Barth de histo-, riciteit der evangelieberichten geen waarde heeft. Waaruit weet dan Barth wel iets zekers van Christus? Alleen omdat de Geest het in hem zegt. Hij naderti (hier op zeer bedenkelijke wijze de idealistisch modernen, die de historie der heilsfeiten ter zijde kunnen stellen, de idee, die zij zich zelven gesteld hebben overhouden, maar feitelijk de Heihge Schrift en Christus verliezen. Onbewnnpeld sprak Barth uit, dat hij in de genoemde zaken zich beter kan verstaan met de modernen dan met de Gereformeerden.

Dp een enkel punt willen we dit résumé nog aanvullen.

Nog een tweede vraag werd Barth ter beantwoording voorgelegd.

Deze .betrof de schepping.

Heeft het zin om te gelooven, dat wij door God zijn geschapen en ondanks den val en onze zonde toch in de wereld Gods kreatuur zien? Of heeft de verlossing door Christus daaraiee niets te maken? Wat beteekenen voor 3en verloste ziel, verstand, rede, wereld? Noopt het Nieuwe Testament de belijdenis van Christus als den Zoon des menschen en den Zoon GóAs, niet een positieve houding aan te nemen ten aanzien van de geschapen wereld?

Hier schoot het antwoord van Barth tekort.

Men kreeg, zoo vervolgt de schrijver van het artikel, den indruk, dat reeds een groot deel der aanwezige positieve predikanten het belang niet aanvoelde, üat met deze vraag is gemoeid. Ook Karl Barth zelf kon daarmee niet veel beginnen. Het is een probleem, dat hem wellicht ook in anderen vorm reeds moeilijkheid baart, maar voorloopig nog in ver verschiet schijnt te liggen, doordat hij zijn 'taak daarin ziet aangewezen, het nieuwe, niet-gehoorde, geheel-andere van de boodschap der verlossing in Christus mét zijn geheele ergernis en dwaasheid in het licht te stellen. Dit is onvoorwaardelijk noodig in ©en tijd van vervlakking en vermenging van het Goddelijke en menschelijke, gelijk dat heden altijd weer wordt ondernomen.

Maar — aldus de man van de „Ref. Schw. Zeitung" — de bijbel zelf legt het ons op, verder te denken ©n te onderzoeken, opdat wij verstaan, wat hij bedoelt, wanneer hij zegt: „Ziet, ik maak alle dingen nieuw".

Het verslag van deze vergadering is omtrent het standpunt van Barth uitermate leerzaam.

Ons gevoelen, dat hij in zijn Schriftbeschouwing — wanneer wij onze artikelen over Barth voortzetten, hopen we daarover breeder te handelen — meer aan den kant van het modernisme dan aan de zijd© der Gereformeerde theologie staat, ondanks al zijn roepen: de Schrift is Gods "Woord, wordt door dit vraaggesprek versterkt.

"Voor Barth is d© bijbel heel iets anders dan voor ons.

Welke verandering Barth ook heeft ondergaan, het recht der bijbelverscheurende Schriftkritiek wordt door hem nog altijd gehandhaafd.

"In de tweede plaats komt daarbij zijn beschouwing van het heilsfeit.

Het was bekend, dat Barth aan het heilsfeit geen waarde voor het geloof toekende.

De samenhang tusschen geschi6d©nis ©n geloof werd door hem niet gezien, ja veeleer schiep hij een tegenstelling tusschen beide.

Toch scheen hij soms voor de opstanding van Christus "ëen uitzondering te maken.

Zijn uitlating op de Züricher predikantenkonferentie brengt hem wel niet in tegenspraak met zijn verleden.

Alleen blijkt daaruit, dat hij verder gaat, dan we op grond van zijn eigen woorden dorsten onderstellen.

Ondubbelzinnig heeft hij het nu te verstaan gegeven: iemand kan aan de opstanding gelooven en niettemin de opstanding als heilsfeit loochenen en b.v. de schijn'doods-of visioenshypothese aannemen.

Daarmee is niet uitgemaakt, hoe Barth p e r-soonlijk over d© heilsfeiten denkt.

Nog altijd geloof ik van hem, dat hij voor zich de heilsfeiten, ook 'de opstanding, als historisch aanvaardt.

Maar hij acht dit van weinig belang.

Hij heeft er geen bezwaar ïegen, dat een ander het anders verstaat.

Ieder moet dat voor zichzelf weten.

Theologisch gesproken stelt Barth de . heilsfeiten, de opstanding van Christus niet uitgezonderd, disputabel.

Zij worden door hem geworpen in de draaikolk van de problematiek.

Zoo handelt hij ook met de schepping.

Of de wereld nog altijd Gods schepping. is, interesseert hem niet.

Hij kaji zich niet begrijpen, dat de menschen zich daarover warm maken.

Voor zijn part mag ieder daarover denken als hij wil.

Men late hem de vrijheid om er zelfs niet over te denken.

Hier mondt het problematische, het twijfelachtigstellen, uit in het indifferente, het onverschillige.

Deze uitspraken van Barth over bijbel, heilsfeit en schepping zullen hem, die met de denkbeelden van dezen theoloog vertrouwd is, niet verrassen.

Zij zijn hem in geen enkel opzicht een openbaring.

Maar voor de gemeente, voor hen, die geen bijzondere studi© van zijn werken hebben gemaakt, is het verblijdend, dat het de Züricher predikantenkonferentie gelukt is Barth er toe te bew©gen zijn dialektisch jasje eens uit te trekken ©n zijn paradoxistisch©n hoed af te zotten.

Men ziet hem nu eens niet als optocht-figuur, doch in zijn gewone doen.

In Zurich schijnen enkele oogen opengegaan te zijn.

Mocht, dat ook bij lederen Gereformeerden Duitscher geschieden.

Het , ware te wenschen, dat zij, die Barth nog in eanig opzicht Gereformeerd of Calvinist heetten, zichzelf die dwaling niet vergaven.

Het wordt met den dag raadselachtiger, hoe prof. Haitjema en anderen in ons land het nog voor Barth kmmen opnemen.

-^ Nieuw Ingeschreven theoloflisclie studenten.

Bedriegen de voorteekenen niet, dan loopt het getaJ theologisch© studenten terug.

Aan de Theologische School werden voor het eerst 19, aan d© Vrij© Universiteit 37 theologisch© studenten ingeschreven.

Dit zijn nog slechts voorloopig© cijfers.

Gewoonlijk druppelt het nog wat na.

Maar het getal zal dit jaar wel rond de zestig blijven.

De juist© cijfers der vorige jaren hebben w© niet bij de hand.

Daarom wagen we er ons niet aan uit te rekenen hoe groot de daling is.

Een daling is er echter.

Sterk is di© niet.

Nog altijd komen er genoeg studenten aan om straks in de werkelijke behoefte onzer kerken te voorzien.

D© werkelijke behoefte wordt hierdoor bepaald, dat iedere kerk, ook de kleinere, èen eigen predikant behoort te hebben.

Bij het feit, dat ©r veel kerken zijn, die toch niet kunnen beroepen, mag men zich" niet rustig neerleggen.

Kon men slechts beter over plaatselijke gevoeligheden heenstappen ©n bewerken, dat twe© of zelfs meer kleinere kerken een kombinatie aangingen tot gezamenlijk© beroeping van een 'dienaar des Woordsl

Niet alleen zou daardoor, waar tegenw^oordig de afstanden kleiner worden, geregelder in den predikdi©nst kunnen worden voorzien, maar ook catechisatie, huisbezoek en evangelisatie zouden beter hun eisch krijgen.

Voor den bloei onzer kerken is dat van groote beteekenis.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De warkwijze onzer Synodes.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's