GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WERELDGELIJKVOHMIGHËID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WERELDGELIJKVOHMIGHËID.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

In het algemeen zijn de positie en) de roeping, welke de kerk des Heeren in de wereld heeft, wel duidelijk. Zij mag zich met de wereld niet vermengen en aan haar gelijkvormig worden, maar zij mag zich evenmin in dooperschen zin aan de wereld onttrekken.

Deze tweeërlei roeping plaatst ons in de praktijk voor tal van moeilijkheden. Ieders ervaring, niet het minst die van den ambtsdrager, bevestigt dat.

Nu is het de bedoeling dezer artikelen niet op allerlei vragen, die hier gemakkelijk opkomen, een antwoord te geven of voor allerlei gevallen een oplossing te bieden. Er kunnen hier alleen enkele aanwijzingen gedaan worden, enkele opmerkingen gemaakt, waartoe de ervaring der ambtelijke praktijk vanzelf ons aanleiding geeft.

Hierbij zij dan allereerst uitgesproken, dat wij bij de bestrijding der wereldgelijkvormigheid niet de meeste en voornaamste aandacht hebben samen te trekken op bepaalde uitingen en uitwassen in de levensgedraging, waarin de wereldgelijkvormigheid aan den dag .treedt.

Ik bedoel daarmede niet, dat bepaalde zondeopenbaringen of een in geestelijken zin 'gevaarlijke levenswijze niet zouden mogen en moeten genoemd en met den vinger aangewezen worden. Het tegendeel zij aanbevolen. De wereldgelijkvormigheid is, gelijk wij reeds opmerkten, zelfs allereerst een kwestie van vorm en houding. Op bepaalde punten hebben wij dus zeker de afwijking aan te toonen en te bestraffen.

Echter moeten we bij die feiten en gevaren alszoodanig niet blijven staan, doch wij hebben bijzonder ook onze opmerkzaamheid te geven aan wat daarachter ligt: de begeerte, die er toe dreef, het motief, dat er toe leidde, zulk een gevaarlijken levensvorm aan te nemen. Die gedraging zelve is zeker het uitgangspunt, maar niet uitsluitend het voorwerp der bearbeiding. Wij hebben op te sporen de bronnen, waaruit zoowel bij ons zelven als bij anderen de zondige levensgedraging en het reiken der hand aan de wereld voortkomen. En dan hebben wij elkander voortdurend te stellen voor de centrale waarheden, die gelden voor ons zedelijk en geestelijk leven, d.i. voor 's Heeren ordinantiën, waarmede de levenshouding op een of meerdere punten in strijd blijkt te zijn.

Op die wijze ontkomen we aan het gevaar van een levenlooze kasmstiek. Een kasuïstische behandeling, waarbij wij ons beperken tot de bespreking van allerlei op zichzelf staande gevallen en handelwijzen, levert meestentijds weinig goeds op. We komen dan zoo licht tot het stellen vsca, gebod op gebod en van regel op regel en we ont­ gaan daarmede het spoedig gedane verwijt van Farizeïsme niet.

Het Farizeesche optreden in Jezus' dagen was immers gekenmerkt door het knellen van het leven in een keurslijf van bepalingen en voorschriften, terwijl op den innerlijken toestand van den mensch weinig of niet werd gelet. Ook al bedoelen wij het dan zoo niet, de verkeerde indruk wordt bij een kasuïstische behandeling dan toch gevestigd en in negen van de tien gevallen schieten we ons doel voorbij. Waarschuwing en vermaan naar de regelen van een Gereformeerde kasmstiek ontaarden veelal in een intellektueel steekspel en wie het vaardigst is in het debat of in het plaatsen van pikante opmerkingen, die behoudt dan in den regel het laatste woord en dat is lang niet altijd hij, die het gelijk aan z'n zijde heeft. Een kasuïstische bearbeiding gaat aan het zieleleven en aan de gewetens eenvoudig voorbij. Die raakt het innerlijk niet. Men kan b.v. lang en lustig intellektueel debatteeren over het al of niet geoorloofde van het fietsen op Zondag of over het kaartspel en dergelijke en het dispuut, louter verstandelijk beoordeeld, glad verliezen.

Een ander gevaar van een dergelijk optreden is, dat men clingen of bepaalde gewoonten, die nieuw opkomen, scherp veroordeelt en over enkele jaren gedwongen is zulke banvonnissen praktisch te herroepen, omdat ieder en ook gij zelf het dan als niet zondig aanvaardt. Ik denk aan allerlei mode-en kleedingkwesties, natuurlijk voorzoover zij niet uit een oo_gpunt van gevaar voor de goede zeden te veroordeelen zijn. Hoe vaak zou er al niet, ook kerkelijk, tegen een nieuwe mode getoomd zijn, die ondertusschen al weer antiek wordt geacht en thans als een prijselijk voorbeeld van den goeden ouden tijd den volke wordt voorgehouden! Om iets te noemen: een algemeen optreden der kerk tegen de pagekopjes der meisjes, los van "de daartoe leidende motieven, acht ik in geen vorm aanbevelenswaardig. Daarmede bereiken we weinig anders dan dat de kerk zich licht bespottelijk maakt.

Iemand, die zijn kracht zoekt in een behandeling van losse gevallen, is er zelf de schuld van, dat zijn werk zich wel verbreedt, maar aan 'diepte verliest.

Aan de gevaren yan zulk een optreden moet daarom te meer worden herinnerd, omdat de wereldgelijkvormigheid een zaak is van schema, van houding. Wanneer iemand zich grof misgaat aan een ergerlijke zonde, dan staat het aanstonds heel anders. Dan zijn bestraffing en vermaan in zooverre niet moeilijk, dat het gaat om een duidelijk diep ingrijpend kwaad, waaromtrent het geweten van den zondaar, indien hij niet geheel verhard is, ook getuigenis geeft. Dan behoeft er niet lang over gesproken te worden, dat de begane overtreding zonde is. Doch inzake wereldgelijkvormigheid zijn er vaak dingen aan de orde, die op zichzelf moeilijk aJs zondig kunnen worden aangemerkt, maar die geheel door de wereld in beslag zijn genomen of die, omdat zij ons onvermijdelijk in te nauwe aanraking met haar brengen, gevaarlijk zijn. De veroordeeling van het doopersche standpunt sluit niet uit, dat men in dergelijke omstandigheden in onthouding kracht en heil zoekt. Doch daartoe kan men moeilijk met vrucht anderen opwekken, wanneer zulk een geval dor kasuïstisch wordt aangevat.

Willen we werkelijk onder Gods zegen 'de gewetens treffen, dan öioeten wij dus van verkeerde levensgewoonten, die men zich bewust of onbewust heeft eigen gemaakt, de wortels bloot leggen. Er is dan aanleiding tot het vermaan tegen ijdelheid, 'tegen vrees voor spot, als men zijn leven anders inricht dan b.v. wereldsche kennissen liet gaarne zien, tegen gebrek aan levensernst, tegen het verlangen om aan de wereld zoo ver mogelijk tegemoet te komen, tegen het twee heeren willen dienen, enz. Zoo moet de uitwendige gedraging herleid tot de zielsgesteldheid, die er toe bewoog.

Daartoe is natuurlijk o.m. noodig een goed inzicht in de speciale geestelijke of liever ongeestelijke kenmerken van het moderne leven.

Wanneer wij iets daarvan noemen wiUen, dan is te wijzen op dezen trek, dat bijzonder in onzen tijd 'de mensch alle heteronomie, alle ordinantie van een boven hem staande macht verwerpt. De mensch is zoo machtig geworden; de natuur werd in de laatste eeuw al meer door hem beheerscht en allerlei kracht, waarvoor hij vroeger sidderde, aan hem onderworpen en in zijn dienst gesteld. Wat de natuurwetenschap, de techniek, de geneeskunde tegenwoordig vermogen en tot stand brengen, grenst aan het schier ongelooflijke. En de eene vinding en ontdekking na de andere versterken het gegronde vermoeden, dat aan dezen triumftocht door het geweldig rijk der natuur voorloopig nog geen einde is gekomen.

Door dit alles gevoelt de .moderne mensch zich zoo weinig afhankelijk .meer. Wel moest hij in de erkenning leven, dat alle talent en gave en elke vorm van b'eheersching der natuur hem uit Gods milde hand toekomen en wel moest hem dat prikkel zijn om te meer in dankbaarheid den Naam des Heeren te belijden en Hem te dienen, doch de werkelijkheid toont op droeve wijze aan, dat dit niet zoo is. Meer dan ooit wil de \^mensch leven naar eigen wet en naar eigen inzicht. Hij zal doen, wat hem behaagt. Hij wil voor zich een vrijheid, die praktisch neerkomt op bandeloosheid.

Op dit punt gaat het moderne leven reclitstreeks in tegen het Woord van God en tegen het Christelijk geloofsleven. Het Christendom predikt een vrijheid, die de ware is, omdat zij spontaan 'en gewillig zich bindt aan de ordinantiën des Heeren, die de liefde hebben van het hart. En al wat die ordinantiën, onder welk voorwendsel ook, op zij willen zetten, is uit den booze.

Op het ongoddelijk karakter van dit streven moet rusteloos gewezen en daartegen gewaarschuwd worden. Immers die zondige drang naar emancipatie niet maar van een oude mode, maar van God Zelven schuilt achter bepaalde zondige gewoonten en afkeurenswaardige gedragingen.

Een andere eigenaardigheid, die in onzen "tijd bijzonder naar voren treedt, is "het wijd verbreide geloof in het zedelijk kunnen van den mensch. Geheele scharen — denk alleen maar aan de geweldige macht van het socialisme — verwachten van den mensch een betere toekomst. Zijn kun-' nen en zijn volharden, zijn goedheid en wilskracht zullen op den duur het leven omzetten en verbeteren. Deze konfessie van het on.geloof wordt door velen aanvaard, in weerwil van het ontnuchterende feit, dat de laatste oorlog voldoende het tegendeel' bewezen heeft, ondanks de voor-

beelden, die ook • tegenwoordig voor het. grijpen liggen, dat de aan zichzelve overgelaten menschheid zoo machteloos is' om den geest van enkeling en gemeenschap te veranderen ea de onderlinge verhoudingen te herstellen.

Onze belijdenis staat tegen dit geloof in den mensch lijnrecht over. Wij zijn op grond van de Schrift en van de ervaring diep overtuigd van de onmacht des menschen. Wij doen het getuigenis hooren, dat alleen in den weg van verootmoediging en wederkeer tot God voor de enkele personen, voor de gezinnen, voor maatschappij en staat een betere toekomst te verwachten is. En naar die belijdenis moet de praktijk worden ingericht en de geheele levensvorm bepaald.

Een ander verschijnsel, dat reeds tal van jaren op te merken valt, is de vermaterialiseering van het leven. Terwijl het Materialisme als filosofisch stelsel reeds lang geleden heeft afgedaan, houdt het als 'levensrichting nog steeds duizenden en millioenen in zijn greep gevangen en het is niet te verwachten, 'dat dit binnen afzienbaren tijd veranderen zal. De groote massa is het altijd weer om het aardsche goed te doen. De mammon is de afgod, waarvoor ontelbaren devoot gebogen liggen. Geld en goed, winst en uitwendig sukces, daarvoor kloppen de harten warmer, daarop wordt de wil sterk in aktie gezet. In velerlei aader opzicht is de wil van den modernen mensch slap. Mr Boasson söhreef in zijn teekening van den modernen mensch in „Barchembladen" terecht: „de moderne mensch moet ootmoedig leeren inzien, dat de opvoeding van zijn innerlijk en wils-Jeven verre ten achter is gebleven bij de constructies van het intellekt". Ten opzichte van de materiëele goederen echter is zijn wil sterk aktief. En daarvoor wordt zooveel mogelijk de tijd vrij gemaakt en onder alle rangen en standen wordt het leven vermaterialiseerd en vermechaniseerd. Voor de ideëele goederen der menschheid is de aandacht van de massa miniem; wat geteld en gewogen kan worden, dat boeit de geesten en „wat koop ik er voor? " dat is .de leuze geworden, die door de groote meerderheid als de hoogste norm verheven is. Zoio is het niet alleen in het buitenland — een Duitsch predikant klaagde bij een persoonlijke ontmoeting onlangs hierover bewogen zijn nood —, maar zoo is het in heel breede kringen ook onder ons volk.

Ook de leden onzer kerken hebben zich helaas lang niet altijd aan dezen boozen invloed van den modernen tijd weten te onttrekken. Er is ooik op dit terrein heel veel te vermanen en te waarschuwen en te roepen tot bekeering. In vroeger tijden, toen de belijders van den Christus in velerlei opzicht verdrukt en tegengewerkt werden en 3r in onze kringen niet veel blinkend goud te 'ertoonen was, was èr veel meer de stille glans an het goud des geloofs en van de diepere waardeering 'lei' geestelijke goederen'. En het zijn ook onder ons sterke beenen, die 'de weelde hebben kumien dragen. Er is gedurig reden te over om te herinneren aan het .pastorale woord van Paulus tot Timotheüs: beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten. Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededeelende zijn en gemeenzaam, leggende zichzelven weg tot een schat een goed fundament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

WERELDGELIJKVOHMIGHËID.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's