GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Door de plaatselijke Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door de plaatselijke Kerk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met het goede Gereformeerde kerkbegrip hangt samen, dat allerlei arbeid uitgaat van de plaatselijke Kerk. Alles, wat het eigen kerkelijke leven aanbelangt. En daaronder valt ook b.v. de Zending. De verzorging van de Emeriti en van predikantsweduwen en weezen. En, iets, waarop ik ditmaal bizonder wilde wijzen, dat raakt ook den arbeid der Evangelisatie.

Op Evangelisatie-Congressen en Synodes is herhaaldelijk uitgesproken, dat de Evangelisatie behoort uit te gaan van de geïnstitueerde plaatselijke Kerk.

De arbeid onder hen, die van het Evangelie zijn vervreemd, en nu moeten worden terug geroepen tot den God der vaderen, is roeping van het instituut der Kerk. Dus niet in de eerste plaats van een groep particuliere geloovigen, maar van de Kerk. En ook niet van de Kerken in het algemeen. Maar in een bepaalde stad of dorp heeft de Kerk daar ter plaatse de roeping, het Evangelie te brengen aan hen, die daarvan vervreemd zijn. Roeping der plaatselijke Kerk.

Dat wordt thans wel over het algemeen helder ingezien.

Maar daaruit vloeien allerlei gevolgen voort. Ook dit, dat de kosten voor dien arbeid moeten worden gedragen door die Kerk zelf. Dit is niet moeilijk in te zien. Die uitgaven behooren tot de kosten van haar eigen huishouding. En daarom behoort ze die kosten zelf te dragen, en zelf de middelen te zoeken en te vinden, om in de financieele regeling voorziening te treffen.

En als dan die Kerk niet bij machte is, al de kosten te dragen en al de gelden zelf bijeen te brengen, die deze arbeid met zic'h brengt, wat dan?

Dat de kosten de draagkracht van een bepaalde Kerk te boven blijken te gaan, komt nogal eens voor. Een Kerk kan zich plotseling-door bijzondere omstandigheden geplaatst zien voor een taak, die ook in financieel opzicht ver boven haar krachten gaat.

Denk b.v. aan de Zuiderzee-werken. Daardoor zijn enkele kleine Kerken voor arbeid geplaatst, die ze zelf bij lange niet kunnen bekostigen. En dan is het duidelijk, dat de helpende hand moet worden geboden. Maar hoe?

Het komt me voor, dat op dit punt der practijk nog niet voldoende helderheid is en eenstemmigheid heerseht. De practijk wijst uit, dat nog dikwijls wegen worden ingeslagen, die minder Juist zijn te achten. Hier is nog te veel onhelderheid.

In het algemeen zijn er twee wegen in te slaan. De plaatselijke Kerk of haar Evangelisatie-Commissie kan overal in den lande om steun aankloppen. Door circulaires, advertenties, colporteurs, enz. Om zoo te trachten, de benoodigde gelden bij elkaar te brengen.

Voor wat den arbeid bü de Zudderzeewerken betreft, is het iets anders gegaan, gelijk bekend mag worden verondersteld. Maar in wat ik nu schrijf en met dit artikel bedoel, heb ik het oog in het geheel niet op dien, arbeid van bet Zuiderzee-Gomité. Daarover ds eerder gesproken en geschreven, zoodat ik daarover niet schrijf. Ik bedoel in het algemeen te signaleeren een manier van werken, die verschillende plaatselijke Kerken voor haar Evangelisatie-arbeid volgen: bijdragen vragen van verschillende particulieren, corporaties, Kerken, door het geheele land.

Zoo doet de Paulus-vereeniging. En de Straatprediking van Amsterdam. En bet nu pas opgerichte Comité voor Gereformeerde Evangelisatie onder 'Schippers te Rotterdam, dat onder den naam: Gomité G. E. O. S. te Rotterdam onder zeil is gegaan. Ook dit Gomité heeft nu een circulaire verspreid, die in de pers is opgenomen en aan de Kerkeraden is toegezonden, met verzoek om steun.

Zulk een verzoek vindt aanstonds weefklank in ona hart. Nooit genoeg en nooit breed genoeg kan de arbeid der Evangelisatie worden ter hand genomen. Er mag geen kring, van God vervreemd, van het werk der Evangelisatie worden uitgesloten. Schippers, de vaak vergetenen en verwaarloosden, moeten ook worden bearbeid. En te loven is, dat de samenwerkende Kerken van Rotterdam besloten, dien arbeid aan te vatten.

Maar de weg, dien het Comité inslaat, acht ik niet de meest gelukkige. Weer het vragen aan particuUeren en Kerken in ons geheele land.

Ik zou daarover niet hebben geschreven, indien dit geval het eerste tet beste ware. Maar gelijk reeds boven werd gezegd, dit begint te behooren tot den meer en meer gebruikelijken weg. Zaohtjesaan begint zich zoo een communis opinio te vestigen, een algemeene overtuiging en een algemeen geldende regel, dat zóó de weg is; dat het zóó behoort te gaan: Als een Kerk Eyangelisatie-arbeid opvat en ziet, dat de kosten haar krachten te boven gaan, dan roepe ze de hulp in van alle Kerken en particulieren in het vaderland.

En die manier van werken acht ik niet juist. Dien kant moet het niet op. Men versta mijn bedoelen wel: er is natuurlijk niets tegen, dat een Kerk zoekt ook buiten haar kring steun te vinden.

Maar regel make ze daarvan niet. Dat blijve de uitzondering, het buitengewone. Ze mag haar huishouding nooit baseeren mee op wat langs dien weg van advertenties, enz. inkomt van Kerken en corporaties en aparte personen.

De gewone weg voor het 'bekostigen van haar iiilgavon voor haar geheele kerkelijke leven, ook van liaar Jïlvangelisatie, is een andere.

Die andere weg is feitelijk wel overbekend. Ze volgt uit de Gereformeerde opvatting van Kerk en Kerkverband. Wanneer een Kerk niet bij machte is, wendt zo zich tot de andere Kerken. Dan wordt die Kerk geholpen door de classis, binnen welker gebied ze gelegen is, en indien noodig, via de classis door de Particuliere Synode en zoo noodig verder door de Generale Synode. Zoo geschiedt liet bij de hulp aan hulpbehoevende Kerken, bij de verzorging der Emeriti, bij de Zending. Zoo gaat het naar den eisch van het Kerkverband.

En zoo is de weg voor den steun in den arbeid der Evangelisatie. Langs den weg, door het Kerkverband gewezen.

"Wanneer een Kerk niet instaat is, de kosten te dragen voor haar Evangelisatie, dan wende ze zich tot de classis met verzoek om steun. En als dan de Kerken der classis dien steun toezeggen, dan is de zaak gezond. Dan zullen de Kerl^en der classis, die besloten, de betreffende Kerk te helpen, b.v. door een collecte, die hulp verleenen.

Dat men nu niet algemeen dien weg opgaat, heeft ook zijn oorzaak. Er is te dezen opzichte nog zooveel, waardoor de vaste lijnen niet in concreto uitgestippeld zijn.

Wel is in het algemeen gewezen de weg, dien men moet gaan. In 1923 op de Synode van Utrecht is van onderscheidene zijden 'hierop gewezen. De Kerk van Weesp en de classes Groningen en Zierikzee hadden als haar meening uitgesproken, dat de samenwerking behoort te geschieden in den weg van het gewone kerkverband.

En de 'Commissie-Grosheide heeft op die Synode als haar meening iiitjgesproken, dat het niet de bedoeling is, dat een Classis de kosten van het Evangelisatiewerk eenvoudig over de Kerken omslaat. „Stel, dat een Kerk voor 'haar Evangelisatie-ar'beid gelden te kort kwam, dan zou ze die eventueel als hulpbehoevende Ker'k kunnen aanvragen op de gewone wijze".

Deze Commissie heeft zich echter in haar oonclusiën beperkt tot het opstellen van eénige algemeene regelen, en daaronder uit den aard der zaak niet genoemd het verkrijgen van steun bij eigen onmacht. Want dat steungeven behoort onder de algemeene regelen der Evangelisatie niet thuis.

En weer in overeenstemming daarmee heeft de Synode, die dezo conclusion overnam, over de wijze, waarop een Kerk financieel bij haar Evangelisatie-arbeid kan worden gesteund, geen uitspraak gedaan. Zoodat we, voorzoover me bekend is, geen enkele' Synodale uitspraak in deze materie bezitten, en ieder nog doet, wat hem het beste toelijkt.

Dat begint zich nu zaohtjesaan te wreken. De arbeid der Evangelisatie wordt steeds omvangrijker. Met toenemende energie beginnen de Kerken zich te 'kwijten van 'haar Goddelijke roeping te dezen opzichte. Gelukkig. De nood der tijden roept! eerlijk, dat ook onze Kerken die stemmen steeds duidelijker verstaan.

Maar daarmee gaat gepaard het ernstiger worden van do vraag, hoe de financieele samenwerking behoort te zijn.

En nu de toestanden zóó worden, roepen die vragen om een antwoord. Want ging het zoo door, dan zou er groot gevaar zijn, dat we op weg gingen naar de chaos. Dat iedere Kerk maar te hooi en te gras op zoek ging naar gelden op nieuwe en zelfbedachte wijzen. En het besef, dat de plaatselijke Kerk het behoort te doen, en dat bij gebleken onmacht het kerkverband behoort bij te springen, zou teloor gaan.

Daarom zal er in de regeling van het financieele vraagstuk toch eindelijk wel eenige vastheid dienen te komen. De weg van het kerkverband lijkt de meest aannemelijke. Dien kant zal het uit moeten.

Het is niet te verwachten, dat de Generale Synode dat nu eens in liet algemeen en in aljstracto zal uitspreken. Zoo doet het in den regel een Generale Synode niet. Ze houdt zich bezig met concrete dingen.

Daarom zal het van den anderen kant moeten beginnen. Kerken, die steun verlangen voor 'haar arbeid, zullen dien steun maar eens moeten aanvragen op de classis. Die classis zal dan misschien deputaten aanwijzen. De Evangelisatie zal op haar vergaderingen een onderworp van bespreking gaan uitmaken. Zoo 'komt ook de practische, financieele regeling hoe langer hoe meer in het kerkelijk kader. En van de classes en langs de particuliere Synodes zal zóó op den duur de zaak wel op een Generale Synode komen, die zich dan met concrete dingen kan bezig houden.

De Commissie-Grosheide heeft in een enkel zinnetje reeds dezen weg gewezen: „De weg is nu verder, dat de Kerken, zoo noodig, met concrete dingen gaan tot meerdere vergaderingen".

De arbeid, die van verschillende kanten is aeingevat, om het Evangelie te brengen ook daar, waar het totaal onbekend is, heeft mijn volle sympathie.

Maar ik geloof niet, dat de wijze, waarop men de zaak zoekt te financieren, de juiste is. Wie evangeliseert, moet het zelf betalen. En wanneer men daartoe niet bij machte is, moet hulp niet allereerst gezocht worden in heel toet land, maar langs den kerkdijken weg van het kerkverband.

Zóó komen we ook, wat dit punt betreft, met de Evangelisatie in liet rechte spoor.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Door de plaatselijke Kerk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's