GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Leerboek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Leerboek.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Naar wij. hopen heeft men door de aanhalingen uit het concept-Leerboek in ons vorig artikel een niet al te gebrekkigeii indruk gegeven van de wijzei, waarop de Deputaten zich van hun taak hebben gekweten.

Slechts één element kwam in de overigens breede citaten niet zoo sterk naar voren.

Deputaten verklaren in hun inleiding: „Vervolgens hebben zij gepoogd het geheele Leerboek te concipieeren in innigen toon en het antwoord dikwijls te stellen in den vorm van een persoonlijke geloofsbelijdenis".

In wat we overnamen ontbreekt de persoonlijke geloofsbelijdenis niet.

Men zou echter kunnen vragen: waaruit bleek de beloofde innige toon?

Ons antwoord is: al spreekt die in de proeven, welke W; ij gaven, niet zoo hoorbaar, in andere lessen wordt die wel degelijk vernomen. Speciaal in die gedeelten, welke met eenige wijziging aan den Heidelbergschen Catechismus zijn ontleend.

Wat nu de technische zijde van dit concept-Leerboek aangaat, kan dunkt ons met voldoening gekonstateerd worden, dat die alleszins gelukkig mag heeten. De Synode heeft blijkbaar in de keuze van de Deputaten zich niet vergist. Zij zijn op dit gebied deskundigen. Een beter stel mannen had men moeilijk kunnen uitzoeken. Proi. Dr Hoekstra als hoogleeraar in de catechetiek, "Ds J. H. Landwehr als de schrijver van een respektabel aantal verdienstelijke catechisatie-boekjes, de heer H. J. van Wijlen als paedagoog van professie, vormen een driemanschap, aan wie de opdracht volkomen was toevertrouwd en wat zij hebben geleverd bleef dan ook niet beneden de verwachtingen.

Zoowel de vragen als de antwoorden munten door kortheid en duidelijkheid uit. Zelfs de minder dan middelmatige catechisant zal geen moeite hebben ze van buiten te leeren. Hij wordt ook niet met een overstelpende hoeveelheid teksten 'belast. En uit die teksten is juist dat gekozen, wat als Schriftbewijs in aanmerking komt. De eene vraag vloeit ongekunsteld uit de andere voort. Zoo zit er in heel het Leerboek een alleszins gewenschte gang.

Dat alles moge wel erg gemakkelijk lijken. Maar wie zich weleens aan zulk een arbeid heeft gezet, weet, welk een hoofdbrekens het kost om zoo iets technisch Voor elkaar te krijgen.

Deze kwaliteiten kminen dan ook niet hoog genoeg worden geroemd. Wie daarop aanmerking zou willen maken, zou bij pogingen tot verbetering licht de vingers branden.

Zelfs wekt het de nieuwsgierigheid, hoe het klei­ nere Leerboek, dat wordt toegezegd nadat de Synode haar 'oordeel over het grootere zal hebben uitgesproken, eruit zal zien.

Eenvoudiger kan het wel ijiet worden opgesteld. Wij weten niet, voor wie Deputaten dit grootere Leerboek bestemd hebben. De onderstelling ligt voor de hand, dat zij hierbij gedacht hebben aan catechisanten boven de 16 jaar. Maar ooi voor catechisanten tusscben de 12 en 16 jaar lijkt het ons niet te zwaar. Misschien zouden enkele vragen en antwoorden kunnen worden overgeslagen, wat aangeduid kan worden door ze tusschen haakjes te plaatsen, maar anders behoeft dit niet zooveel van dit Leerboek te verschillen. 'Of hebben zij den leeftijd van 8 tot 12 jaar op het oog voor het kleinere Leerboek? Het is bekend, dat sommigen er een lans voor breken om kinderen van 8 jaar reeds naar de catechisatie te zenden. Persoonlijk hebben we dit steeds onnoodig gevonden, indien zulke kinderea een Christelijke School bezoeken. Maar daarover bestaat verschil van opinie. Deputaten zullen hierover ongetwijfeld wel licht verspreiden, indien het op de Synode wordt gevraagd. Van hen mag niet worden verlangd, dat zij vóór dien tijd hierop reeds van antwoord dienen. Het is nooit geraden, dat Deputaten, die een voorstel bij de kerken hebben ingediend, vóór de .Synode hierover met de pers in discussie treden.

Maar als het Leerboek dan zóó eenvoudig is, dat het reeds op de catechisaties voor leerlingen van 12 tot 16 jaar, in den regel , .kleinere" catechisaties genoemd, kan worden gebruikt, deugt het dan wel voor de „grootere" catechisaties? Ts het daarvoor niet te eenvoudig? Indien wij daarop bescheid moesten geven, zou het dit zijn: dit Leerboek dient slechts als grondslag. De catecheet mag zich niet tevreden stellen, wanneer dit van buiten wordt gekend. Hij heeft integendeel aan te .sturen op voortdurende uitbreiding van de leerstof. In het Leerboek moet het minimum worden geboden. Maar de predikant heeft te streven naar een maximum. Hij kan dit doen door mondelinge toelichtingen, waardoor dieper op de onderwerpen wordt ingegaan of ook door nevens het Leerboek nog een diktaat te geven. Hierbij hangt èn van den persoon van den catecheet èn van plaatselijke "toestanden, waarin de ontwikkeling der catechisanten een voorname faktor vormt, veel af. Daarvoor is geen algemeene regel op te stellen. Een uniform Leerboek, dat op alle omstandigheden berekend is en daarnaar wordt uitgebreid, valt niet te geven. Mits het maar onder ons in confesso is, dat we in dit Leerboek, althans voor de „grooteren", met het allernoodzakelijkste te doen hebben, kan er geen bezwaar tegen worden gemaakt. Dit hebben blijkbaar de opstellers zelf oolc bedoeld. 'Zij deelden het Leerboek in 46 lessen voor twee jaar in. Alzoo 23 lessen per jaar. En als reden daarvoor noemen zij onder meer, dat er op die manier voldoende tijd wordt gelaten om enkele onderwerpen iets breeder te behandelen. Dat het Leerboek door eiken leerling in zijn catechisatie-tijd driemaal wordt geleerd, kan slechts profijtelijk zijn. Zoo alleen bestaat er kans dat vragen en antwoorden iemand tot in grijzen ouderdom bijblijven. Hoe nuttig dat is, kunnen ouden van dagen, die iets dergelijks in hun jeugd hebben genoten, getuigen. Vrees voor eentonigheid behoeft hier niet te bestaan. Want het is juist de catecheet, die hier voor animeerende variatie door bespreking heeft te zorgen.

Het kan niet anders dan verblijden, dat Deputaten in één opzicht van gedachten zijn veranderd. Zij hielden het eerst voor noodig, dat slechts het kleinere Leerboek in den vorm van vragen en antwoorden zou worden opgesteld. Maar voor liet grootere Leerboek achtten zij die vorm ongewenscht. 'Dit zou meer het karakter van geloofsartikelen moeten dragen.

In dien geest nam dan ook de Synode van Utrecht een besluit.

Daaraan hebben zij zich echter niet geliouden.

Zij geven een vijftal dit niet deden. redenen op, v/aarom zij

En het lijdt geen twijfel of de Synode van Amhem zal hen op dit punt gaarne absolutie verleenen.

Voor een zoo> gemengd gezelschap als een catechisatie is, zou het een heele waag geweest zijn een Leerboek in artikelvorm saam te stellen. Men zou hiermee stellig een technische fout hebben begaan.

Gelukkig is dit niet geschied.

Ieder zal het hierop willig toepassen: beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald.

Onze Synodes zijn in deze dingen geen strenge meesteressen, die niet de geringste afwijking van haar opdrachten gedoogen.

Dit dan over de technische zijde van het concept.

Maar er is ook een materieele zijde.

Die is natuurlijk de voornaamste.

In de materie, den inhoud van het Leerboek ligt het zwaartepunt.

Geraformeerfle fieginselen. IV.

Wij stuitten alzoo op iets, dat bij eerste kennismaking van de stellingen in 1895 door den Senaat der Vrije Universiteit over de „Gereformeerde heginselen" gepubliceerd niet dadelijk te rijmen viel.

Eerst werd daarin uitgesproken, dat in art. 2 der 83 Statuten niet Gereformeerde beginselen bedoeld zijn, beginselen, die in het bewustzijn de wereld der gedachten beheerschen, die uitgedrukt zijn in den vorm der gedachte.

Later evenwel wordt aan Gereformeerde beginselen oolc de beteekenis gegeven van beginselen, die niet als bewust den k b e gin s é 1 zij n uitgesproken, die boven het p e r s o o n I ij k donken uitgaan, die wel als motieven werken, maar die de Calvinisten n iet als d e n k b e g i n-selen konden formuleeren.

Hoe is het een met het ander bestaanbaar? Men heeft zich daarover onder ons weinig het hoofd gebroken.

Die tweede beteekenis van Gereformeerde beginselen schakelde men schier algemeen uTt.

Men deed zoo goed als uitsluitend de eerste gelden.

Men vatte de Gereformeerde beginselen op als beginselen, welke reeds in den vorm der gedachte waren uitgedrukt en die voor formuleering lijp waren.

Telkens werd er bij onze Universiteit op aangedrongen: kom nu toch met de formuleering voor den dag!

Waarom treuzelt gij zóó?

Het staat er met de Gereformeerde beginselen toch zoo doodeenvoudig voor.

In een rede op den jongsten Universiteitsdag kwam schrijver dezes tegen deze voorstelling op.

Hij sprak het daar uit: het staat werkelijk niet zoo eenvoudig als gij meent.

Aan de stellingen van 1895 dacht hij daarbij op dat oogenblik niet.

Maar hjj Igaf in een paar lijnen een konstruktie, waarbij bovenbedoelde tegenstrijdigheid z. i. is buitengesloten.

En nu hij naderhand de bewuste stellingen opnieuw onder de oogen kreeg, ontdekte hij, dat daarin implicite deizelfde voorstelling wordt geboden, zij het ook, dat de formuleering daarvan helderder had kunnen zijn.

Nog eens: wij denken er niet aan het onderwerp van de Gereformeerde beginselen hier in zijn geheel te behandelen.

Wij achten dat hier de plaats niet.

Wij geven alleen een paar opmerkingen, welke naar wij hopen, verduidelijkend kunnen werken.

In het algemeen hebben we eerst te onderscheiden tusschen zijns-en fcenbeginselen.

Tusschen beide bestaat rapport.

Van welken aard dit rapport is, moeten we hier laten rusten. Alleen dit: is het door de zonde gestoord, dank zij Gods algemeene genade is het niet geheel verbroken en dank zij de wedergeboorte wordt het in beginsel hersteld.

Die kenbeginselen zijn' drieërlei.

Er zijn er^ die nog geheel in het verborgene der ziel liggen, of zoo men wil in het onderbewuste. Zij rusten niet, maar zijn werkzaam. Zij oefenen invloed uit op het leven, 'zonder dat de persoon êr zich rekenschap van geeit.

Vervolgens zijn er ook, die door intuïtie worden gegrepen. Men zegt weleens: ik voel hoe het is, maar ik kan het niet onder woorden brengen. Dat is op deze tweede kategorie van beginselen van toepassing. De Gereformeerde heeft er bewustheid van, maar niet zulk een bewustheid, dat hij ze zou kunnen formuleeren.

Eindelijk zijn er pok, die overgegaan zijn in — wat men noemt — het reflexieve óf discursieve denken. Men ziet er een logische samenhang tusschen. Men kan er over redeneeren. Men diept ze op uit de Schrift. Men heeft er bewijsplaatsen voor in Gods Heilig AVoord. Deze nu zijn voor formuleering zeer wel vatbaar.

De taak der Calvinistische wetenschap is het nu:

lo. om de laatste beginselen zooveel en zoo goed mogelijk tot formuleering te brengen;

2o. om er in Christus' kracht naar te staan, dat de intuïtieve beginselen, welke ons zijn gegeven, in de reflexie over te brengen, opdat ook daaruit na lang proces formuleeringen voortkomen;

3o. om den Heiligen Geest te bidden, dat Hij als de Geest der waarheid ook van die verborgen beginselen ons intuïtie schenke, opdat z'ij denzelfden weg volgen als de intuïtieve beginselen.

Doch men dient daarbij ook te bedenken, dat dit ideaal door de Calvinistische wetenschap nooit ten volle zal worden bereikt.

Zelfs niet op verren afstand.

Want de Calvinistische wetenschap behoort vóór alles te belijden, dat ons kennen hier ten deele blijft.

Daarom is het zoo echt Calvinistisch wetenschappelijk om met hartstocht te verlangen naar de zalige toekomst, waarin wij zullen kennen, gelijk wij ook gekend zijn.

Het Rapport over het PromotlerecM.

Wederom is er een rapport op de tafels onzer kerkeraden gelegd.

En wel het rapport over het Promotierecht.

Of gelijk het voluit heet: Rapport inzake hot voorgestelde Promotierecht der Theologische School van de Curatoren der Theologische School aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, in 1930 te Arnhem saam te komen.

Het is vrij lijvig geworden en beslaat niet minder dan 128 bladzijden.

Het eigenlijke Rapport neemt daarvan slechts 25 bladzijden in.

Maar omdat niet alle Curatoren er zich mee konden vereenigen, werd als Bijlage A een minderheidsrapport opgenomen.

Op blz. 4 van het Rapport leest men: „Ten slotte werd de algemeene vraag „voor ol tegen het promotie-recht" in stemming gebracht. Van de pvae-adviseerende hoogleeraren verklaarden zich ervoor de hoogleeraren Bouwman, Greijdanus, Hoekstra en Lindeboom; en er tegen "de hoogleeraren Honig en Ridderbös. Van de vervolgens onder curatoren gehouden stemming was het resultaat, dat acht zich ertegen verklaarden (de curatoren Bavinck, Berends, De Bruyn, Van Es, Keizer, Schouten en Van der Veen) en vier ervoor (do curatoren JJoersma, Bos, Duursema en Schoemakers."

De minderheid wenschte, zoo vervolgt blz. 5, „dat ook haar gevoelen afzonderlijk aan de Synode zou worden medegedeeld. Deze broeders spraken daartoe in het algemeen hun instemming uit met het door de commissie ingediende minderheidsrapport, zonder dat zij het noodig achtten, nader in te gaan op de vraag, of elk hunner zich met alle bijzonderheden hiervan kon vereenigen."

Bijlage B is afkomstig van prof. Lindeboom. Daaromtrent wordt de volgende inlichting verstrekt: „De hoogleeraar 1 lindeboom diende ter aanvulling hierop en ter verduidelijking zyner persoonlijke ophie nog een afzonderlijk advies in."

Daarna komen:

Bijlage C. Hei Doctorenambt in onze 'K.O., van Dr K. Dijk.

Bijlage D. Kort overzicht van „het doctoraat aan de Theol. School'' op onze Synodes, eveneens van Dr K. Dijk.

Bijlage E. De geschiedenis van het doctoraat, van Dr W, A. van Es.

Bijlage F. De Académie van Calvijn, eveneens van Dr W. A. van .Es.

Deze vier laatste bijdragen zijn opgesteld hetzij op verzoek van de voorbereidende commissie, hetzij op verzoek van het curatorium. „Het curatorium heeft van deze studiën met dankbaarheid kennis genomen en gebruik gemaakt; daar ze echter van historischen aard zijn, werd het noodig, noch wenschelijk geacht, hierover een uitspraak te doen.

Ze blijven daarom voor rekening van de opstellers en zijn dan ook uitsluitend met hun naam onderteekend."

Ziedaar een kort overzicht van den inhoud. Naar men weet zien wij van elke besprelcing of beschouwing van dit rapport af.

„Bindend aSvles". i.

Nog altijd 'blijkt het woord „advies", wanneer het uitspraken van kerkelijke vergaderingen betreft, misverstand te verwekken.

Het spreekt vanzelf, dat, wanneer een Gereformeerde dit woord gebruikt, het de beteekenis heeft, welke onze Kerkenorde er aan geeft en geen andere.

Hoe komt het nu in onze'Kerkenorde voor?

AVij willen daarvoor even de Kerkenorde doorloopen.

Art. 4 handelt over hen, die de Kerken nog niet als predikant gediend hebben. In kerken, met niet meer dan één Dienaar des Woords, wordt voor hun verkiezing geëischt ook het „advies van de C 1 asse, of van den hiertoe door de Classe aangewezen Consulent, waar zulks totnogtoe gebruikelijk is gsweesl".

Dezelfde clausule vindt men ook ia art. 5, waar het gaat over de Dienaren, die nu aireede in den Dienst des Woords zijnde tot een andere gemeente geroepen worden.

Art. 14 bepaalt: „Zoo eenige Dienaars om de voorgeschreven of andere oorzaken hun dienst voor een tijd onderlaten moesten, 't welk zonder advies d e s K e r k e r a a d s niet geschieden zal, zoo zullen zij nochtans ten allen tijde de beroeping der Gemeente onderworpen zijn en blijven".

In art. 3S leest men: „Welverstaande, dat in de plaatsen, waar de Kerkeraad voor het eerst oï opnieuw is op te richten, hetzelve niet geschiede, dan met advies van de Classe.

Art. 47 bevat o.m.: „In liet scheiden, zoowel der Particuliere als der Generale Synode, zal een Kerk verordend worden, die last hebben zal, om met advies der Classe den tijd en de plaats der naaste Synode te stellen."

Art. 50: „Voorts zal de Kerk, die last heeft om den tijd en de plaats der Generale Synode aan te wijzen, zoo dezelve naar het oordeel van tenminste twee Part. Synoden binnen de drie jaren te beroepen ware, met advies of onder goedkeu­ ring van haar Rarticulïere Bvnode van den tijd en de plaats besluiten.

Omtrent de verzoening van hen^ die eenige openbare zonde hebben bedreven, zegt art. '75: „Of zij in bepaalde gevallen openbaarlijk geschieden zal, wordt, wanneer daarover in den Kerkeraad verschil is, in Kerken, waar maar één Dienaar is, met advies van twee g e n a b u u r d e Kerken beoordeeld."

'In art. 76 wordt vastgelegd: „Doch zal niemand afgesneden worden, dan met voorgaand advies der Classe".

Art. 77 heeft het over 'de drie vermaningen bij de Kerkelijke censuur tusschen de afhouding van het Avondmaal en de afsnijding in. Van de tweede vermaning heet het: „In de tweede vermaning zal met advies der Classe zijn naam uitgedrukt worden."

In art. 79: „Of deze (n.l. geschorste Dienaren) geheel van den Dienst af te zetten zijn, zal aan het oordeel der Classe staan, met advies van de in art. 11 genoemde Deputaten der Particuliere Synod e".

Voorts wordt in art. 42 nog gesproken van predikanten, die a d V i s e e r e n d e stem hebben. Wat volgt uit deze officiëele taal der Kerk voor de beteekenis van het woord „advies"? •

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Leerboek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's