GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SCHULDBESEF.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHULDBESEF.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De keuze van het onderwerp is niet van mij. Het Bestuur van de Calvinistische Studentenbeweging vroeg mij, het te behandelen op zijn congres, dat 8—12 September 1930 te Lunteren werd gehouden. Van mijn kant nam ik de uitnoodiging aan. Ik deed het zelfs gaarne. Want het verblijdde mij, om, , na enkele jaren in de studentenwereld terugkeerend, daax bij een latere generatie nog dezelfde geestelijke idealen en geestelijke verlangens aan te traffen. Het stemt dankbaar, Jdat er onder onze jonge menschen, en ook onder onze studeerende en zoogenaamde intellectueele jeugd nog zijn, wien de grondwaarheden van het christendom ter harte gaan; die gaarne van zonde en genade willen hooren en die begeeren, zoowel om diep en ootmoedig zondaar voor God te wezen, als om de volle realiteit der verzoeniag te doorleven.

De thans volgende artikelen bevatten dan ook zakelijk grootendeels wat door raij op Dinsdag 9 September j.l. te Lunteren in een zoogenaamde avondtoespraak werd gezegd.

l Ik hoop hiermede tegelijk voldaan te hebben aan het verzoek van de congresgangers, die het gehoorde nog eens nalezen wilden.

|| Evenals bij elk onderwerp, is het ook bij het onze van beteekenis, eerst een enkel woord te wijden aan de wijze, waarop men het bespreken zal. Dit biedt mij tevens de gelegenheid om te vermelden het voornaamste uit de nieuwere literatuur, dat door mij geraadpleegd werd.

Het is merkwaardig, dat het verschijnsel, dat ons thans bezig houdt, in den laatsten tijd meer dan eens, en ook volgens meer dan één methode, onderzocht en behandeld is.

Daar is allereerst de phaenomenologische methode 1). 'Zeer populair gesproken bestaat het eigenaardige dezer methode hierin, dat men het ding dat men kennen wil, in zijn phaenomen of verschijning voor zich neemt, of liever in grooten deemoed zich er tegenover plaatst. Men geeft zich met alle mogelijke liefde en sympathie er aan over en tracht hierdoor zulk een blik, zulk een visie er op tei krijgen, dat men het ook in zijn wezen ea in zijn, gansche bestaan doorschouwt en verstaat.

De groote figuur dezer nieuwere phaenomenologische meüiode is Max Scheler. Hij gaat op < leze wijze ook te werk in zijn opstel over „Reue und Wiedergeburt", dat in zijn studie „Vom ewigen im Menschen", Halbband I, 5—58, opgenomen is.

Scheler heeft met deze methode navolging gevonden, o.a. bij zijn leerling, den Calvinist Dr H. G. Stoker. Deze schreef een studie over „Das Gewissen", die Scheler met een voorwoord inleidde en die bovendien verscheen in de serie „Schriften zur Philosophie und Soziologie", waarvan Scheler de redacteur is. In het genoemde voorwoord prijst deze het bovenal, dat Stoker zoo voortreffelijk de methode der , , wesensphaenomenologischer Analyse" toegepast heeft. (X)

In dit verband moet ook genoemd worden de naam van Otto Piper. Wel is.deze bezig een ethiek te laten verschijnen, maar in deze „Grundlagen der evangelischen Ethik" onderwerpt hij ook „Die Reue" aan een onderzoek (I 64—197) en komt dan tot resultaten, die veel met die van Scheler overeen stemmen.

Het is uitteraard hier de plaats niet om deze phaenomenologische methode kritisch te bespreken. Ik volsta met de mededeeling, dat ik haar niet gevolgd heb, omdat men met haar in de principiëele fout vervalt, dat men, een religieus verschijnsel als schuldbesef is, onderzoekend, met alle liefde en deemoed het toch niet van boven, maar van beneden, niet van uit de openbaring Gods, maar van uit den mensch beschouwt.

Naast deze phaenomenologische methode staat de psychologische. Haar eigenaardigheid is hierin gelegen, dat men verschillende personen onderzoekt, hen vragenlijsten laat beantwoorden, en dat men uit de aldus verkregen gegevens tracht vast te stellen, wat nu precies het verschijnsel is dat men keijnen wil.

Met deze methode is in den lateren tijd van protestantsche zijde gewerkt door Martha Moers ^) en van roomschen kant door G. Wimderle. ^)

Werner Gruehn heeft in de door hem herziene en uitgebreide editie van Karl Girgensohn's werk „Der seelische Aufbau des religiösen Erlebens" ook deze bijdragen van Marüia Moers en Wunderle gekarakteriseerd en kritisch besproken. (789—795.) Maar ook dezen weg ben ik niet ingeslagen.

De psychologische methode, toegepast zooals tegenwoordig over 't algemeen geschiedt, levert altijd zeer povere resultaten. Z, ij wil een schuldbesef hebben, zooals het aan allen en ieder gemeen is, en dat daarom van zijn bovennatuurlijk en specifiek christelijk karakter is beroofd.

Voorts lijdt zij aan zelfmisleiding. Zij zegt op zoek te gaan, om te weten wat schuldbesef is; maar zij laat daartoe verschillende personen vragen beantwoorden, die reeds naar dit doel heenwerken en die verraden dat men niet zoo geheel onkundig is, als men zich voordoet.

Bovendien laat zij, consequent toegepast, eiken maatstaf tot beoordeeling glippen. Het zieke en gezonde, het afwijkende en normale, worden door haar op gelijke wijze behandeld en gewaardeerd. Maar belangrijker dan de vraag, op welke wijze het schuldbesef bij' de menschheid voorkomt, is deze andere', hoe dat schuldbewustzijn moet wezen, dat aan Gods eisch beantwoordt. Ik ging daarom liever normatief dan empirisch te werk. *)

In het volgende gebruik ik dan ook overwegend dezelfde theologische methode, waarop ook de dogmatiek, en speciaal de gereformeerde, Üe waarheden uiteen zet. Het leek miji de meest juiste weg, om vast te stellen wat volgens de Schrift onder schuld verstaan moet worden, en hoe deze zich reflecteert en moet reflecteeren in ons bewuste leven. Ik heb echter getracht, dit laatste meer zielkundig uit te werken, dan in de dogmatiek geschieden mag. Als van zelf noem ik hier de Gereformeerde Dogmatiek van Dr H. Bavinck IIP 174 —175. Voorts de monographi© van Julius Muller, Die Lehre von der Sünde I 263—292.

Ook het artikel van Dr K. Dijk over Schuld in de Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk V 130—131. Een meer zielkundige uitwerking geeft Bavinck in zjjn Bijbelsche en religieuze psychologie, 98 v.v.

Nog één inleidende opmerking moet voorafgaan. Ons onderwerp is — wel overwogen — als schuldbes ef geformuleerd. Met opzet heb ik vermeden elk synoniem, waarmee de zaak ook wel wordt aangeduid.

Zoo spreek ik om principiëele en praktische overwegingen, die later nog ter sprake komen, niet van schuld gevoel.

Ook gebruik ik liever niet de terminologie van schuld b e w u s t z ij n. En dit om een dubbele reden.

Vooreerst doet schuldbewustzijn denken aan de klare, belijnde, constante wetenschap van onze schuld tegenover God. Hiertegenover kan met schuldbesef nooit meer bedoeld worden, dan de eerste gewaarwordingen, de onduidelijke voorstellingen, de nog primitieve, flauwe idee die wij aangaande onze schuld heJDben. Overeenkomstig de thans gekozen formuleering behoef ik niet het volle, tot in de fijnste lijnen toe uitgewerkte beeld van onze zondenkennis te teekenen, maar mag ]k met enkele grove, vage omtrekken volstaan. En dit lijkt mij ook in deze bedeeling het eenig mogelijke. Verder dan de eerste beginselen zullen w, ij' het hieo: eneden wel niet brengen. Ook hier geldt, dat vri| ten deele kennen en ten 'deeie door ons wordt ger profeteerd (1 Kor. 13:9).

Bovendien bestaat het bewustzijn — zooals Bavinck ons geleerd heeft *) — allereerst in het hebban der ziel van-en in het arbeiden der ziel met voorstellingen. In het bewustzijn treedt dus onze ziel actief op. Dan is zij zelf aan den arbeid om de voorstellingen, die zij' verkregen heeft, nader te verwerken. En dienovereenkomstig zijn ook in het schuldbewustzijn wij de handelende personen, die met onze voorstellingen aangaande onze schuld aan 't werk gaan.

Maar dit alles staat bij het schuldbesef anders. Schuldbesef is veel meer het spontane en intuïtieve. Hier is de schuld het primaire en zijn wij het secundaire. Hier gaat de actie niet van ons, doch van de schuld uit. Niet wij zijn het, die tot onze schuld gaan; maar ziji is het die tot ons komt, zich aan ons openbaart, soms zelfs met geweld opdringt, en waarvoor de deuren onzer ziel wel open moeten springen, om van haar indrukken en gewaarwordingen op te nemen. '

En juist dit is het, dat ik met grooten nadruk voorop wil stellen. Niet natuurlijk om een valsche, werkelooze afwachthouding aan te bevelen. Schuldbesef is op zijn beurt óók een ' plicht, óók ©en eisch, óók een schuld zelfs. Ken uwe ongerechtigheden en weet, dat gij' tegen den Heere uw God hebt overtreden (Jer. 3:13).

Maar ook bij een zielkundig onderwerp aJs het onderhavige, moet met beslistheid de lijn getrokken worden niet van onderen op, doch van boven neer. De schuld gaat vooraf aan ons schuldbewustzijn. De objectieve schuld is veel grooter en geweldiger dan onze subjectieve gewaarwording. Het is volstrekt noodzakelijk, dat de schuld zich eerst aan ons openbaart, zullen wij eenig besef van haar hebben.

Als eerste resultaat mag thans dit vastgesteld worden: Schuldbesef is die gesteldheid onzer ziel, waarin zich de objectieve grootheid van schuld aan haar getoond heeft, en zij deze gewaarworden en onderscheiden gaat.

E. D. KRAAN.


TT^^.^-^^A^J^ Eisler, Wörterbuch der philosophischen Begiiffe II 419—424, en voor Scheler vooral 421—422.

=) Zur Psychologie des Reueerlebnisses (Auf Grund einer T , "? o^f^-'; .°P^^"°"'™ ™ Archiv für die gesamte Psychologie LV Z97—360.

") Zur Psychologie der Reue. Ergebnisse einer Umfrage, opgenomen m Archiv für Religionspsychologie II—III 39—107.

*) Voor kritiek op deze psychologische of religieus-empirische methode zie men vooral Dr H. Bavinck, Geref. Dogm. I^ 55—60

°) Beginselen der psychologie, " 99.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

SCHULDBESEF.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's