GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. J. Biekema.

Behalve een levensbericht, vinden we het volgende waardeerende artikel in het „Handelsblad" over den j.l. Zaterdag overleden Amerikaanschen gezant.

G. J. Diekema was in den grond der zaak een der onzen. Hij stamde uit een Nederlandsch geslacht, uit dat stoere Nederlandsche Noorden, dat trouwhartige sterke figuren in zoo ruime mate heeft voortgebracht. Amerika vond in hem een overtuigd discipel, door drongen van de groote taak, die de republiek der V. S. vervullen kan wanneer zij haar geweldige energie en haar onmetelijk idealisme in de juiste banen zal weten te leiden. Maar Nederland bleef een ruime plaats innemen in zijn hart en het was geen toeval, dat deze advocaat en politicus als afsluiting van zijn brillante Amerikaansche carrière den post begeerde van Amerikaansch gezant te Den Haag.

De heer Diekema had trouwens in Amerika zijn oude stamland steeds voor oogen. Hij had zich gevestigd in den staat Michigan, waar bijna een eeuw geleden de Calvinistische emigranten, onder leiding van Ds van Raalte en anderen, die zich in Nederland verdrukt voelden, een vrij en onbelemmerd bestaan zochten en na jaren van groote ontbering vonden. Holland heette het stadje waar hij zich als advocaat neerzette en waar hij een der leidende figuren werd uit het politieke leven als overtuigd aanhanger van de republikeinsche partij.

In 1926 maakten wij een reis door dit deel van Amerika. Toen vond onze eerste ontmoeting met Dr Diekema plaats, een bezige figuur in een druk Amerikaansch advocatenkantoor, een actief propagandist voor de republikeinsche partijbeginselen. Maar zich steeds en bewust één voelend met het KoUandsch karakter, dat in deze streek nog zoo krachtig voortvloeit en dat in het christelijke en confessioneel wetenschappelijke leven zelfs hier en daar in de spreektaal gehandhaafd is gebleven.

Toen reeds had Dr Diekema ons van zijn wenscli om Nederland te zien en van nabij te leeren kennen, gesproken. Maar eerst in 1929, toen president Hoover aan het bewind kwam, zou zijn wensch in vervulling gaan, want het was Hoover, die dezen Amerikaanschen Nederlander, partijgenoot en helper, benoemde tot opvolger in Den Haag van den populairen Richard Tobin en zoo heeft G. J. Diekema toch nog korten tijd kunnen genieten van de omgeving waar hij zich thuis voelde en waarin hij zijn beide vaderlanden kon zien.

Hij laat in Nederland vele en warme vrienden achtei'. Hij heeft ons land in alle richtingen bereisd en overal contact gezocht met de leiders van ons politieke, cultureele en economische leven. Hij sprak veel en graag en het was steeds een bijzondere sensatie om te luisteren naar wat deze jeugdige grijsaard te zeggen had met dat bijna kinderlijke enthousiasme, dat in een Amerikaan zooveel gemakkelijker en natuurlijker schijnt op te wellen dan in onzen zuiver Nederlandschon volksaard.

Zoo thuis gevoelde hij zich in onze Nederlandsche omgeving, dat hij niet schroomde om af en toe critische opmerkingen te maken, die misschien niet steeds binnen de strikt diplomatieke grenzen bleven, maai' die het voordeel hadden welgemeend en volkomen eerlijk te zijn. Aan een diepe waardeering voor ons land heeft het bij hem met dat al nooit gemankeerd.

Hij voelde zich gelukkig in ons midden en liet nooit na om daarvan met warmte te getuigen.

Een diplomaat in den strikt technischen zin van het woord mocht hij misschien niet heeten. Daartoe was hij te spontaan en... te Amerikaansch. Maar een beter en actiever vriend zal Nederland in Amerika niet licht meer vinden.

Theologische School.

In „De Wachter" lezen we het volgende verslag van de overdracht van het Rectoraat aan de Theologisch») School te Kampen.

Op Dinsdag 9 December had, in een te 7 uur aangevangen vergadering in de Aula der Theologische School, de overdracht van het Rectoraat plaats.

De aftredende Rector, Prof. Ridderbos, hield vooraf eene rede over: Jeremia's strijd tegen de Talsche profeten.

Spreker begon met de beschrijving van enkele historische feiten, waarbij Jeremia met de valsche profeten in botsing kwam.

Allereerst Jeremia's tompelprediking in het begin van Jojakim's regeering, waarin de profeet zich stelt tegenover het valsche vertrouwen op den tempel; hij betuigt, dat de Heere van Juda vraagt het onderhouden van Zijn zedelijke wet; en kondigt aan, dat vanwege de overtreding hiervan het Godsgerichl over het volk zal komen, en de tempel zal worden verwoest, evenals eenmaal het heiligdom te Silo. Om deze reden beschuldigen de valsche profeten met de priesters, Jeremia van heiligschennis, ze zweepen het volk tegen hem op en eisohen zijn dood; door het tusschenbeide komen der vorsten — bij wie de invloed van den vromen Josia nog nawerkt — wordt hun opzet echter verijdeld.

Dan komt ter sprake Jeremia's strijd tegen de — door de valsche profeten gesteunde — pogingen, om koning Zedekia te bewegen, in verbinding met de omwonende volken, een poging te wagen om het Babylonische juk af te werpen. In den Naam des Heeren verkondigt Jeremia op indrukwekkende wijze dat deze pogingen slechts op ondergang kunnen uitloopen; en dat het behoud des volks ligt in onderwerping aan Nebukadnezar. Hierbij komt hij op zeer merkv^aardige wijze in conflict met Hananja, die optreedt als woordvoerder der vrijheidspartij. Deze geschiedenis illustreert, hoe deze valsche profeten optraden als vertegenwoordigers van het ideaal van nationale vrijheid en glorie.

Ditzelfde blijkt ook uit het optreden van soortgelijke mannen in Babel, onder dat deel des volks, dat toen reeds was weggevoerd. Zij spiegelden den ballingen voor, dat ze weldra weer naar het vaderland terug zouden keeren. Jeremia heeft door een aan de ballingen gerichten brief ook deze beweging (die voor het misleide volk uiterst gevaarlijk kon worden) in 's Heeren Naam bestreden.

In de tweede plaats stond Spreker stil bij Jeremia's profetisch oordeel over het woord zijner tegenstanders. Hierbij werd aangetoond, dat er naar Jeremia's getuigenis tussohen hun woord en het zijne een volstrekte tegenstelling bestond, de tegenstelling van waarheid en leugen, dezelfde tegenstelling dus •— al gebruikt het Oude Testament onze uitdrukkingen niet, — die wij plegen aan te duiden met de termen „ware" en „valsche" profetie.

Omdat die tegenstelling een principiëele is, omvat ze alles: vooreerst den oorsprong, dan karakter en inhoud, en tenslotte de vervulling der profetie.

Voor de onderscheiden punten wordt dit nader aangetoond.

Indederdeplaats wordt uiteengezet, dat deze

tegenstelling tusschen tweeërlei profetie haar diepsten grond vindt in tweeërlei gedachte aangaande God. Reeds bij Jeremia's tempelprediking trad dit scherp aan het licht. Hier blijkt, dat deze valsche profeten zich aangaande den God van Israël en aangaande Zijn dienst een voorstelling hadden gevorind, waarbij het religieus zedelijke werd uitgeschakeld en alles veruitwendigd werd; ze meenden, dat Hij Israels nationale God was, die persé aan Israels zijde stond, zoolang ten minste Israël door het uitwendige middel van offers en tempeldienst den band onderhield. In den grond der zaak is dit een Heidensche gedachte. Daarom was de religie van deze profeten een valsche religie, en hun God een valsche God, een product van de gedachten en begeerten van het eigen hart, een verpersoonlijking en vergoddelijking yan hun nationale ideaal.

Zulk een godsdienst heeft geen kracht om hart en leven te vernieuwen. Vandaar hun minderwaardigheid in zedelijk opzicht, door Jeremia zoo scherp bestraft. En voorts: hun nationalisme was chauvinisme, hun ijver fanatisme, hun geestdrift een hartstochtelijke opwinding, die hen belette, de werkelijkheid recht te zien.

Jeremia daarentegen had geleerd, naar de stem van God te luisteren, het Woord Gods te ontvangen en te spreken, ook al ging dit woord rechtstreeks in tegen de wenschen van het eigen hart. Zoo was hij een waar profeet en ook een profeet der waarheid in een bijzonderën zin. Voor die waarheid Gods heeft hij smaad en vijandschap verduurd en martelingen ondergaan. Zoo is Jeremia type van Hem, Die in der tijden volheid komt om der waarheid getuigenis te geven, Die voor de waarheid den dood is ingegaan, en Die, meer dan martelaar, als Profeet, Priester en Koning de macht der leugen heeft verbroken en aan het rijk der waarheid een eeuwigen triumf verzekerd.

Hierop ging de Spreker over tot het verhalen van de geschiedenis der School onder zijn Rectoraat, om daarna het Rectoraat over te dragen aan Prof. Dr T. Hoekstra,

De vergadering (die met Psalmgezang en gebed geopend was) werd met dankzegging gesloten.

Prof. Ridderbos stelt zich voor, den inhoud der rede later in druk te doen verschijnen als een hoofdstuk in hel grootere werk: „Het Godswoord der Profeten".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's