GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Koninkrijk des Geluks.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Koninkrijk des Geluks.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het Ster-evangelie vaii 'dea modernen messias Krishnamurti kent dus geen andere verlossing daai die in de vernietiging der persoonlijkheid bestaat, in het uitwisschen van het individueele.

In plaats van te leiden, naar de Zon der gerechtigheid, bluscht de profetie van Ommen zelf alle natuurlijke sterren der vertroosting voor den vragensmoeden mensch uit, en geeft hem daarvoor in de plaats alleen een kleurlooze leegheid.

Hoe kan zulk een „koninkrijk" nu ooit geluk geven?

AVelke blijdschap kan de verwachting der toekorakomstige oplossing in het Al ooit aam.' een mensch brengen?

Welke zaligheid biedt zelfvexlies zonder verlossing ?

Dan is de ontvirikkeling en het rijpen der persoonlijkheid tevergeefs. Wat ge hebt, en zijt, era bereikt hebt, het is alles voor niets.

Hecht er maar niet aan; het heeft geen meerdere waaxde dan een morgenwolk, die in het egale blauw uitvloeit.

Hecht zelfs niet aan uw lieven — zoo leert de Ster-messias — ge moet ze toch loslaten. Het hoogste is immers: uw gevoel van afgescheidenheid te verliezen.

Dit zuiver-Boeddhistisch denkbeeld komt telkens bij de toespraken van Krishnamurti terug.

Zoo zegt hij in zijn redevoering over Belangstelling en Geestdrift: „Onlangs verbeeldde ik m^, uit te gaan met mijn broeder voor een wandeling. Wij begingen een smal pad en aldoor wist ik, dat mijn schaduw donkerder was dan d'e zijne.

Dit bepeinsde ik een wijle. Ik kwam tot het besef, dat mijn bewustzijn meer op mijzelf gericht was dan op mijn broeder. Het was als moest ik zien door twee glazen, het één donkerder dan het andere, waarvan ik zelf het donkere was. Doch ik wenschte, dat de beide schaduwen gelijkelijk zouden worden neergeworpen en na korten tijd verdween het verschilj zoodat ik mijn wezen, mijn persoonlijkheid kon vereenzelvigen met mijn broeder. Toen lag ik in een tuin — evenzeer in mijn verbeelding — starend naar een grashalm. Ge weet hoe gras, als het pas opkomt, volkomen aaneengesloten in een scheed© groeit, terwijl het zich eerst later splijt tot twee of drie halmen. Ik gevoelde mij als dat gras, dat nog niet was uiteengegaan in onderscheiden haknen. Daarna kon ik mijzelf voelen als het gras, zich wringende door de aarde^ ik voelde d!e sappen erin stijgen, de halmen uiteengaan en ik was zelf ieder dier halmen. Toen ik mij hervond, zeide ik tot mijzelf: „Ik behoef niets anders m dit leven dan het vermogen om te verliezen het gevoe] van het afgescheiden zelf. Want dan zal ik het „ik" kunnen vergeten en mij vereenzelvigen met al het overige der wereld: met elk der rijken, dat van planten, dieren en menschen, ik zal dan d!e Waarheid meer nabij zijn en nader tot de volmaking". Het afgezonderd zelf, de verenging door het zelf, de scheiding die het teweegbrengt, zij zijn het, welke belemmeringen vormen."

Aldus het Ster-evangelie van het zelfverlies.

Er is geen bijzondere wijsheid noodig om te begrijpen, dat deze leer de dood beteekent voor alle energie, voor krachtige wilsactie, en een leven van de daad. Menschen, die den tijd hadden voor zulke ijdele verbeeldingen, hebben de wereld nog nooit verder geholpen. Als deze droomer met zijn broeder samen had moeten werken voor hun dagelijksch brood, dan had hij wel aan wat anders gedacht dan aan zwarte bewustzijnsschaduwen; dan had hij tenminste nog productiel werk voor de gemeenschap gedaan! Nu zint hij aUeen op genoeglijke wandelingetjes en peinst over liggen suffen in het gras.

Welke aantrekkelijkheid het voor een denkend mensch kan geven zich in zijn bewustzijn te assimileeren aan een grashalm, en daarin levensgeluk te vinden, gaat het begrip van een buitenstaander te boven.

De christen heeft van zijn God de roeping ontvangen „den heelde Zijns Zoons gelijkvormig te worden". Dat is óók assimilatie, gelijkmaking, maar van een andere, een hoogere orde. Zij verheft, adelt, verrijkt de persoonlijkheid, geeft deze veerkracht en weerkracht, bekwaamt haar tot groote dingen in de gemeenschap des geloofs aan Christus. Daarbij vergeleken predikt Ommen een troostelooze leer, die minder dan niet en ijdelheid is. Men verbaast er zich alleen over, dat er nc^ menschen zijn, en dan nog wel intellectueele menschen, die meenen door deze ijdele en onvruchtbare speculaties geluk des harten te zullen vinden. Onwillekeurig vraagt men zich af welke geringe gedachte dezulken van geluk moeten hebben ?

Hoe kan een zóó labiele toestand van onbestemd, kwijnend verlangen naar zelfverlies ooit vrede geven of voldoening schenken?

De Heilige Schrift stelt de ontwikkeling der persoonlijkheid, als kunstwerk van de schejDping en herschepping Gods, zéér hoog. Geloovigen moeten in den vollen zin des woords menschen Gods zijn, tot alle goed werk volmaakt toegerust. Zij zijn en blijven met lichaam en ziel, in leven en sterven het eigendom van Christus. De Heilige Geest verzekert ze niet van een bewusteloos onpersoonlijk uitvloeien in het Niet, of in het Al-zijn, maar van een bewust eeuwig leven, en bereidt hen om God© voortaan te leven. '•

Dit geloof brengt dus binnen het Koninkrijk des geluks, dat in Christus Jezus is. Het geeft vertrouwen, dat 't erfdeel voor d'e gereinigde en straks verheerlijkte persoonlijkheid onvervreemdbaar vastligt,

In het Ommensche evangelie-naar^den-mensch is echter noch voor geloof, noch voor vertrouwen plaats. Het kent geen trouwen Vader in de hemelen en evenmin een getrouwen Zaligmaker. Het prikkelt den modernen mensch alleen tot zelfvertrouwen; want bij al zijn verlangen naar geluk is hij' op zijn eigen krachten, en daarop alleen, aangewezen.

Want al spreekt het voortdurend van „Hem" als de verpersoonlijkte waarheid, daarmee wordt allerminst gedoeld op eenige objectieve zekerheid buiten ons, doch uitsluitend op een subjectieve beleving binnen in ons, die de vrucht is van eigen denken en verbeelden, een introspectieve openbaring.

Tot dat doel moet het hart gemaakt tot een tempel, waarin vsrij zelf ons eigen gesneden beeld oprichten.

Uitdrukkelijk zegt Krishnaji het: „Terwijl uw velden groen zijn, uw luchten blank en stilte heerscht, moet ge in uw hart oprichten het gesneden beeld, dat gij geformeerd hebt uit uw eigen geest met eigen handen."

Men denkt aan Jesaja 44: „Wie formeert een God, en giet een beeld dat geen nut doet? Ziet al hunne medegenooten zuUen beschaamd worden; want de werkmeesters zijn uit de menschen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Koninkrijk des Geluks.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's