GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geloovige verootmoediging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloovige verootmoediging.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen vielen Mozes en Aaron op hunne aangezichten, voor het aangezicht van de gansche gemeente der vergadering van de kinderen Israels. Num. 14:5.

Toen vielen Mozes en Aaron op hunne aaag©zichten, voor het aangezicht van de gansche gemeente der vergadering van de kinderen Israels,

Daarin dragen Mozes en Aaron het teeken van' d© zalving des Hteeren.

En hierin dragen alle knechten des Heeren het teeken hunner zalving, dat zij geen middelen weten om het volk des Heeren te l©iden. Dat zij de houding niet willen aannemen, alsof van hen de reformatie zou 'kunnen komen. Daarin zijn z'ij onderscheiden van hen, die heerschappij voeren over het erfdeel des Heeren. Wel die vallen niet op hun: aangezicht. Maar die nemen hun ma, atregel6n. Die zijn zoo gauw niet uit het veld geslagen. Maar die

weten er wel wat op. Die weten er altijd wat op. En die bereiken ook wel wat. Daar zijn ze practische menschen voor. Maar wat ze dan bereiken is dan ook niets anders, dan dat de ongeloovige opstandigheid verandert in ongeloovige onderworpenheid. Wereldsch en dood.

Maar Mozes en Aaron weten er geen raad mee. Ze hebben hun plannen en maatregelen niet klaar. Maar zij vallen op hun aangezicht. Ach, daarover haalt ieder zijn schouders op. Dat wordt dan als teeken van zwakheid gezien. Maar het is het tegendeel van moedeloosheid. Welgelukzalig het volk, welks leidslieden zoo vallen op hun aangezichtI Die tegenover het ongeloof in het bondsvolk geen ander middel weten, dan het toevlucht nemen tot den Heere. Die zeker geen uitkomst zien in wat dat volk zelf bezit. Maar die alleen hun verwachting bouwen op de goedertierenheid des Heeren.

Maar als Israels leidslieden op de goedertierenheid des Heeren hopen, zoo doen zij dat in verootmoediging, belijdende de wederspannigheid van het volk. Ach, er wordt zooveel van reformatie gebabbeld! Maar hier wordt de weg tot ware reformatie geopend. Waar met het aangezicht ter aarde Israels leidslieden zich voor den Heere verootmoedigen, daar is de waarachtige liefde tot de kerk en daar worden in waarheid de zonden der kerk gezien en genoemd. Dan is daar in de zielen een schreien vanwege de breuke van Sion.

Maar dat spreken van de zonde van het bondsvolk door de gezalfde knechten des Heeren, die met het aangezicht ter aarde tot den Heere toevlucht nemen is van anderen toon, dan gehoord wordt in het smalen dergenen, die heerschappij voeren over het erfdeel des Heeren.

Zoo hebben ook Jozua, de zoon van Nun en Kaleb, de zoon van Jefunne, die behoord hadden tot degenen die het land verspied hadden, hunne kleederen gescheurd.

Maar zij hebben toen ook hun woord des geloofs weer over het mismoedig volk opgeheven. En zij spraken tot de gansche vergadering der kinderen Israels, zeggende: het land, door hetwelk wij getrokken zijn, om hetzelve te verspieden, is een uitermate goed land. Indien de Heere een welgevallen aan ons heeft, zoo zal Hij ons in dat land brengen en zal ons dat geven: een land, hetwelk van melk en honig is vloeiende. Alleenlijk zijt tegen den Heere niet wederspannig en vreest gij niet het volk dezes lands, want zij zijn ons brood! hunne schaduw is van hen geweken en de Heere is met ons, vreest hen niet.

Hier staan deze knechten des Heeren in hun hooge roeping.

Dat is het hoogste weeldewerk, waartoe de Heere menschen roept: om tot Zijn volk te spreken van Zijn werk. Dan mogen zij spreken van uitermate goede dingen. Van levensvreugde en levensweelde. Van het land vloeiende van rnélfc en honig. Indien er ergens van levensblijdschap kan gesproken worden, dan is het daar waar de knechten des Heeren spreken tot het bondsvolk. Dan is het daar, waar het verbond gepredikt wordt.

Maar dan is ook dit het kenmerk van het spreken der knechten des Heeren, dat zij handelen over het welgevallen des Heeren. Van het eeuvvrig welbehagen. i\.ch, dat welgevallen des Heeren vindt waarlijk zijn verklaring niet in de gegevens, die bij het volk aanwezig zijn. Het staat daarmee juist in zoo scherpe tegenstelling. Het vindt louter verklaring in God zelven, en het stemt ons tot eeuwige verwondering. Maar waar het welgevallen des Heeren gepredikt wordt, daar kan en daar moet ook gepredikt worden de vrede en blijdschap van het leven.

Als de Heere een welgevallen in ons heeft, wat zou er dan zijn in hemel of op aarde, wat ons zou kunnen schaden? En dan gaat het in tegen alle wijsheid en berekening der menschen. Als de Heere een welgevallen aan ons heeft, zoo zal Hij ons in dat land brengen en zal het ons geven.

O als wij dat maar geloofden. Als wij dat ook maar geloofden in onzen tijd. Voor ons persoonlijk leven en voor al onze actie over heel de breedte van het leven. Dan zoudt ge eens wat zien! D'am' zou de hemel opengaan en de Heere zou Zijn wonderen weer over ons vermenigvuldigen. Zoo heeft Hij het gedaan in de verledene jaren en zoo doet Hij het telkens weer. En het is de hooge roeping van Gods knechten om dat te prediken.

Waarlijk niet om door hun wijsheid te trachten hoever ze die Christenen wel brengen kunnen en welke posities ze wel voor hen veroveren kunnen. Maar om het welbehagen Gods uit te roepen. "En dan kan er nooit te hoog gegrepen. Dan worden de nederigen vertroost, de terneergebogenen weder opgericht.

Maar die vertroosting en wederoprichting geschiedt niet dan in den weg der vermaning: alleenlijk zijt tegen den Heere niet wederspannig.

W : : .it daarin alleen schuilt de oorzaak van onze machteloosheid. Die schuilt nooit in de menigte en in de macht onzer vijanden. Die schuilt nooit in de ongunstige omstandigheden. Maar die schuilt alleen in onze zielehouding tegenover den Heere. In ons ongeloof en vleeschelijk overleg. Daaraiede houden wij de goedertierenheden des Heeren van ons af. Daarmede halen wij de magerheid en moedeloosheid over onze ziel.

Wel dan kunnen we onze bewondering liiet op voor de mannen v& n de cultuur!

Dan weten wij precies uit te rekenen, dat onze woorden tegen de hunne niet op kunnen.

En daar hebben wij ook gelijk in.

Maar de oorzaak schuilt hierin, dat wij de heerlijkheid des Heeren niet zien.

Dat wij de prediking niet verstaan van Zijn welgevallen.

O die prediking is zoo anders.

Waarlijk die onderschat de macht van het vleesch niet.

Maar die roept uit: het welbehagen des Heeren.

En dan versmelt de goedertierenheid des vleesches.

Vreest niet het volk dezes lands.

Zij zijn ons brood.

Wij zullen ze verteren.

Hun schaduw is van hen geweken.

De Heere is met ons.

En zoo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Geloovige verootmoediging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's