GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ziele-Stilheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ziele-Stilheid.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

o Heere, mijn hart is niet verheven en mijne oogen zijn niet hoog, ook heb ik niet gewandeld in dingen, mij te groot en te wonderbaar. Zoo ik mijne ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijne moeder! Mijne ziel is als een gespeend kind in mij. .Psalm 131:1, 2.

In de eerste woorden van dezen psalm wordt de ziel tot stilheid gestemd. Dat is wel zeer noodig. Zooals het snareninstrument geen zuivere toon kan voortbrengen, tenzij dat het eerst op de zuivere toon gestemd is, zoo ook kan in ons hart de lofzang der stilheid niet gezongen worden tenzij ons hart eerst op de stilheid is gestemd. En het is alleen de Heilige Geest, die ons daartoe stemmen kan. Want indien wij door de zonde iets verloren hebben, zoo is dit zeker wel de stilheid der ziel. Het is in ons hart zoo druk geworden. Het woelt daar van begeerten, die onze ziel zoo onzegbaar vermoeien. En wij kunnen maar niet zoo zonder overgang uit de drukte in de stilheid komen, wij moeten eerst aan het vermoeiende van die drukke woeling worden ontdekt. Zoo moeten we dan ook de eerste woorden van dezen psalm verstaan. Heere, mijn hart is niet verheven, en mijn oogen zijn niet hoog, ook wandel ik niet in dingen mij te hoog en te wonderlijk. Dat wil niet zeggen, dat. de psalmist daarvan niets weet. Het wil juist zeggen, dat hij daarvan wel wat weet. Dat hij de vermoeienis daarvan kent. Maar dat hij door 'Grods genade daaraan is ontdekt, en dat hij het loslaat. Dat hij het dwaze en het hoogmoedige daarvan inziet. 'Ge kent ook wel iets van die ontstemming der ziel. Die ontstemming is dat ge zooveel begeert. En dat ge zoo gewichtig zijt, zoo interessant. Dat ge zoo bezig zijt met allerbelangrijkste vraagstukken. Het eene probleem verdringt het andere. Ach dat is de ziekte van alle tijden, maar in onzen tijd neemt die ziekte toch wel een acuut karakter aan. Dat is wat de Schrift noemt: de begeerlijkheid des vleesches en de grootschheid des levens. Wij strekken onze handen uit en reiken veel hooger dan wij reiken kunnen. En wie zal dan de onrust teekenen, die van deze ontstemming 'der ziel het gevolg is? Want deze vele begeerten richten zich niet slechts op het tastelijk-materiëele, doch op het geestelijk hemelsche. Ook ten opzichte van dat geestelijke verkeert onze ziel in de hoogmoedsstemming. Ook daar wordt gezien dat grijpen naar wat ons te hoog is. Zoo geheel in strijd met het woord van den apostel: tracht niet naar de hooge dingen, maar voegl u tot de nederige. Ach heel het leven van onzen tijd staat in dat teeken, en ook het leven der jeloovigen ontkomt daaraan niet. En dan hebben we het zoo druk met al die hooge vraagstukken, dat wij de wijsheid verloren hebben om te leven.

Ach bij hoevelen eindigt dat hoog zijn van hart en dat trotsch zijn van oogen in de droeve levensruïne in het verliezen van allen levensmoed. En ook als het tot die inzinking niet komt, dan blijft toch de ziel de eenzame, die roept en geen antwoord ontvangt, die dorst en aan welke jgeen lafenis wordt geboden.

En nu is de stemming tot de stilheid, dat wij deze dingen gaan zien en gaan zeggen. Dat wij ze uitspreken voor den Heere. Dat daar is dat schreiend zeggen: o Heere: ik wil dat niet vasthouden. Het is alles niets. Het is zoo hoogmoedig. Al dat mooi gekleurd verlangen. Al die schoon bezongen idealen. Ik vind het niet mooi meer. Want ik ben een gering mensch. Ik kan niet grijpen en niet beschikken. Maar Heere, gun leven aan mijn ziel. Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond.

Nu verstaat ge wel, dat dat zeggen: ik wandel niet in dingen, mij te groot en te wonderlijk, niet beteekent, dat wij ons willen vergenoegen met het platvloersche, alledaagsche. Niet beteekent, dat wij onze idealen loslaten en ook geestelijk maar leven gaan van de hand in den tand. Dat wij slechts leven willen van de dingen, die wij kunnen betasten en begrijpen. Wel dat zou eerst recht de dood voor onze ziel zijn. Als wij met Gods Woord bezig zijn, dan zijn we altoos bezig met dingen, die te hoog en te wonderlijk zijn, dan dat wij ze zouden kunnen vatten. Maar het gaat hier juist over die hoogmoedige zielehouding, waardoor wij niet leven willen in afliankelijkheid van God, maar waardoor wij zelf willen grijpen en nemen. Waardoor wij onze plannen maken. Ook de plannen onzer vroomheid. En dan, juist dan is onze ziel gevangen. En de Heilige Geest ons tot stilheid stemmende, ontdekt deze strikken en maakt deze banden los.

Heere, mijn hart is niet hoog. Mijn oogen zijn niet trotsch. Met grootsche plannen ga ik niet om. Noch naar wat mij te wonderbaar is.

Na deze stemming tot stilheid volgt de belijdenis, de geloofsbelijdenis van de in stilheid verkeerende ziel. Ik heb immers mijn ziel tot rust en stilheid gebracht als een gespeend kind bij zijn moeder. Mijne ziel is als een gespeend kind in mij.

Deze stilheid is zeker niet de stilheid van het niet-begeeren.

Er is nog een andere stilheid dan de stilheid des doods.

Dat is de stilheid des levens.

De stilheid der liefde.

Of ten opzichte van den Heere onzen God: de stilheid der aanbidding.

En van deze stilheid wordt hier gesproken.

De stilheid van het gespeende kind bij de moeder.

Dan is wel opgehouden het wild verlangen der gaven.

Maar dan leeft juist het verlangen het diepst en het innigst.

Want dan is daar in de vertrouwelijke nabijheid het vreugdevol genieten der moederlijke liefde. En dat nu is de stilheid, die de Heihge Geest wekt in de zielen van Gods kinderen..

Dat alleen is goed.

Want het is alleen goed om nabij God te zgn.

Nabij God worden de begeerten vervuld.

Nabij God is het leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Ziele-Stilheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's