GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verlaten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verlaten.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen vluchtten al de discipelen, Hem verlatende. Mattheus 26:56b.

Hoe onzegbaar-bitter is voor Jezus Zijne verlatenheid in het lijden geweest.

Jezus was zonder zonde; en daarom werkte in Hem veel sterker dan bij ons het verlangen naar gemeenschap met anderen. Immers is dat verlangen e& a trek in het beeld Gods. Uit God, die zélf van eeuwigheid in de hoogste en zuiverste gemeenschap der Personen leeft, kwam in Zijn beeld ook de ingeschapen behoefte en drang naar samenleving en samenstemming met andere measchen. Echter is daarvan in den zondaar nog slechts een flauw spoor over. De verwoesting van het Godsbeeld bracht misvorming ook van dezen trek mede; en wat nog overbleef wordt bovendien door wantrouwen, zelfzucht en zelfgenoegzaamheid verzwakt en vervalscht. En wanneer zelfs aldus de mensch nog niet alléén kan zijn, maar de begeerte heeft oin zijn lot en zijne stemmingen met anderen te deelen, — hoe sterk moet dan bij Jezus de dorst naar levensgemeenschap geweest zijn, en hoe bitter Zijn gevoel van verlatenheid.

In Jezus was het heilig Godsbeeld volkomen. Geen zonde had Zijne behoefte aan samenleving met andere menschen gelcnakt of haar werking onzuiver gemaakt; ze dorstte juist bij Hem in ongebroken kracht. Ér is nooit iemand zóó sterk naar gemeenschapsleven met anderen uitgedreven als Jezus.

En dat met name in Zijn lijden. Het lijden is den mensch altoos een bijzondere prikkel geweest om zich deelgenooten van zijne gevoelens te zoeken. Adam kende dien prikkel niet; want buiten de zonde is het lijden ondenkbaar. En wij kennen het lijden wèl, en de begeerte dat anderen daarin met ons meegevoelen; doch die begeerte is bij ons afgestompt door de zonde. Evenwel, — nu is Jezus hierin geheel éénig geweest. Hij was onzondig èn lijdend. Bij Hèm was samengevoegd wat niemand ooit te samen gekend had. Zijne volkomen heiligheid drong en dreef Hem naar gemeenschap met anderen; en Zijn nameloos lijden voegde zich daarbij om die aandrift bovenmate te versterken.

En in dien feilen dorst naar medeleven is Jezus nu verlaten geweest.

Verlaten, — neen, niet van wie Hem vreemd waren, maar van hen op wier liefde en trouw Hij had mogen rekenen, en wier ontrouw en vlucht Zijne eenzame ziel met nieuwe smart doorvlijmden. Verlaten van hen, die Zijn schreien in Gethsemané hadden gehoord, en van wie Hij zoo pas nog de voeten wiesch.

Hoe onpeilbaar-diep is dan het lijden van .Jezus' verlatenheid geweest bij het: — „Toen vluchtten al de discipelen. Hem verlatende".

Maar alzoo mag dan ook rijke en liefelijke vertroosting toekomen aan allen, die op dezen Christus hun betrouwen stellen.

W ij behoorden verlaten te zijn; neen, niet alleen van Gód; het ware reeds genoeg om rampzalig te zijn; — maar ook van de menschen. Wij hebben in onzen val allen band en gemeenschap ook met elkander verbroken; en naar recht moesten wij als verlatenen rondzwerven, nergens iets anders ontmoetend dan zelfzucht en afstooting. In de hel zal dan ook eeuwige verlatenheid zijn; daar is geen mededoogen en geen liefde, maar enkel haat en vijandschap.

Om daarvan eene verlorren menschheid te redden is Christus verlaten geweest. Hij is alléén geweest in do hel van Zijn lijden, en er was niemand met Hem, opdat er onder de Zijnen eene gemeenschap der heiligen zou zijn, waarin weer samenleving en samenstemming zich openbaart, en men, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden wordt. En wanneer in de gemeente des Heeren medegevoel en onderlinge verzorging en vertroosting werkt, en wij de eenheid en gemeenschap genieten mogen met allen die eenzelfde dierbaar geloof deelachtig zijn, — dan zijn dit vruchten van Christus' verlatenheid in Zijn lijden. En nóóit mogen wij eenig blijk van medeleven en medelijden, van liefde en deelneming ontvangen, — al ware het slechts in een blik of een handdruk, — of onze gedachte heeft dankend uit te gaan naar Hem, die het ons alles verwierf in Zijn eenzaam lijden.

Maar vooral mag hier het hart verkwikt worden vanal wie onder ons zich alleen eii verlaten gevoelt.

En er zijn er zoovélen. Ze zijn midden in het gegons van het leven, en in de vereenzaming van eene langdurige ziekte; — alleenstaanden zijn er overal, en veel meer dan wij weten. Van hoevelen is het kruis onbekend, en het lijden niet begrepen; hoe menigeen wordt in zijn bedoelingen miskend, in zijn liefdebetoon voorbijgegaan. Zij dragen eenzaam hun last, en zij klagen noch vragen meer.

Laat ons een Oiog hebben, door liefde gescherpt, om hen te ontdekken; en een enkel woord, dat hen doet gevoelen, hoe wij hen verstaan; opdat ze hun hart weer uitstorten, en zich aan ons begrijpen en medeleven verkwikken.

Doch, al zouden zij niemands deelneming ontvangen, - - Eén is er, die alleen gelaten wilde worden, opdat Hij den verlatenen een barmhartige Hoogepriester zou zijn. Christus' deernis is overvloedig over al Zijne verschovenen. Hij ziet wel hiüi stille tranen. Zij mogen hun hart voor Hem openen. Hij is in Zijn lijden verlaten geweest, opdat Hij in hun eenzaam lijden bij' hen zou zijn, en hen vertroosten met de gemeenschap Zijner liefde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Verlaten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's