GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nieuwe organisatie van het Roomsche Jeugdwerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe organisatie van het Roomsche Jeugdwerk.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

K. J. G. en de Bond ÏDOF Geref. Jeusdorganisatie.

Rest ons nog een vergelijking met onze eigen jeugdbeweging.

In do eerste plaats valt ons op — in tegenstelling met de Gereformeerde Jeugdbeweging — de groote plaats die de Kerk. inneemt.

Geheel voortvloeiend uit het al beheerschend standpunt dat de Kerk bij Rome inneemt, moet deze jeugdzorg wel in de eerste plaats kerke^ lijk zijn.

Toch vragen we ons af: Maken de Gereformeerde Kerken zich niet wat al te gemakkelijk van de vrije jeugd vorming af? Slechts zijdelings bemoeit de Kerk zich met de jeugdbeweging, hetzij door een veelal gebrekkig uitgeoefend toezicht door het zenden van een ouderling een paar maal per jaar, of door de medewerking van een predikant, die toevallig zich wat meer dan andere collega's voor de rijpende jeugd interesseert. Maar het is voor ons nog de vraag of de gemeente des Heeren als zoodanig geen taak heeft. We weten wel, dat de Kerk ook de organen moet bezitten, die de roeping voor het jeugdwerk hebben, maar zagen toch gaarne intenser medeleven en we vragen ons af, of het nu geen tijd wordt dat de Gereformeerde Kerken op de eerstkomende Synode trachten hare houding 'te bepalen ten opzichte van de vrije jeugdvomiing.

Als we zien hoe Rome zelfs het jeugdwerk onder de vaste collecten heeft opgenomen en met welk enthousiasme de geestelijkheid zich aan de K. J. C. geeft, dan kunnen we toch niet anders dan jaloersch zijn op het prachtig organisatie-vermogen der R.-K. Kerk en ons afvragen: wat kunnen we, met behoud van eigen principes, hier van Rome leeren?

In ander opzicht waren we Rome echter voor. Onze Methodiek is pas twee jaar geleden in een uitgebreid Methodiekrapporti) neergelegd. Maar van meet af is de taak der jeugdbeweging gezien, zooals Rome ze in de groepsbijeenkomst eerst de laatste jaren is gaan zien. De gedachte door Ds Vonkenberg gegrepen: Vo^rming voor Kerk, Staat en Maatschappij in geestelijk-zedelijken zin, is nu eerst ten volle door Rome overgenomen.

Bij beiden is eenige inconsequentie. Rome laat de Kerk zorgen voor staatkundige en maatschappelijke vorming door middel van de jeugdvereeniging.

De Gereformeerden geven een deel der kerkelijke vorming in handen van de vrije jeugdbeweging, te weten de uiteenzetting der belijdenisschriften en het komt ons dan ook voor, dat deze belijdenisbehandeling steeds dient te geschieden onder toezicht van een predikant of ouderling.

Dit geldt dan natuurlijk voor de J. V. en de groote M. V. In de Knajpen-en Meisjesvergaderingen geven we geschiedenis. Van het feit uitgaande komen we tot het dogma. Bij jongelingen is dat andersom: de feiten worden aan het gegeven dogma getoetst. Nu staat het dogma voorop.

Gaan we voort met vergelijken, dan valt ons op, dat Rome allerlei clubs onder zijn jeugdwerk vangt. 'Niets ontsnapt letterlijk aan het kerkelijk toezicht.

Ook de lichamelijke opvoeding krijgt volop haar deel. In dit opzicht staat de Gereformeerde Jeugdbeweging geïsoleerd en dringt zich de vraag naar voren: Mogen wij onze grootere kinderen maar laten gaan naar allerlei christelijke of z.g. christelijke clubs en vereenigingen, waarop niet het minste toezicht vanwege de Kerk wordt uitgeoefend?

Voorts merken we op, dat de knapen bij ons veel minder actief zijn dan bij Rome, aangezien ze geheel zonder verplichting gaan of komen, nooit examens afleggen en dikwijls op de vergaderingen geen mond opendoen — althans niet om iets betreffende het werk te zeggen.

Wel heeft de Bond voor Geref. Jeugdorganisatie overgangsdiploma's, maar die krijgen alle jongens, die vier jaar trouw lid waren. Een programma voor examens bestaat er niet en we vreezen dat velen er ook heel weinig van terecht zouden brengen.

Toch kuimen we die examen-idee nog zoo slecht niet vinden. Als men vier jaren meegeleefd heeft, mag men toch zeker wel een bewijs geven, dat men

iets opgestoken heeft. Wel zijn we dankbaar dat al die rangen bij ons niet bestaan. Wat moet zoo'n vier-gestreepte of geridderde knaap zich wel voelen, als hij zóó de standsorganisatie binnenstapt.

Trouwens van de uniformen-manie moeten we ook niets hebben. Is het niet typeerend dat de uniform steeds bij die groepen geliefd is, die „legermatig" werken? De uniform typeert, valt op en wekt een zeker ontzag. • Ze demonstreert een althans uitwendige eenheid, die een eenigszins aanvallend karakter krijgt, als men de gesloten gelederen ziet optrekken.

Onverschillig of we een troep A. J. C.-ers of K. J. C.-ers zien marcheeren, geven ze ons beiden een indruk van krachtdemonstraties. De uniform kan bovendien veel bederven aan den jongen mensch. Geloof ons, dat zoo'n jongen of meisje zich voelt in het mooie pakje en dat het gevaar heel groot is, dat de kinderen het aan den buitenkant gaan, zoeken.

Ku geven we toe, dat het oostuum der Roomsche jeugdbeweging eenvoudig is, zoowel voor de jongens als de graalmeisjes 2), maar toch geven we-de voorkeur aan het vrije kleed. Hebben we niet altijd voor „kleervrijheid" geijverd, mits die kleervrijheid zich beperke tot een passend gewaad (in dubbelen zin!) en een eerbaar Ideed, waarbij echter het meten met de ellemaat niet immer den maatstaf zuiver aangeeft.

Onze jongens moeten in de eerste plaats beseffen, dat ze hebben aan te doen de geestelijke wapenrusting, en de jonge David vecht o.i. beter in zijn gewone pakje dan in het Saulshamas. Hij kan des te beter zijn slingersteenen werpen.

Alvorens onze hoschonwingen over de K. J. C. te beëindigen, willen we nog een - vsrg'^liiking trekken tusschen de leidersvorming bij Rome'"en-bij ons. Nu, — dan moeten we het verreweg afleggen. Rome heeft het ver gebracht als het kans ziet clubjes van 8 knapen te vormen, ieder met een leider. Nu moet men niet meenen, dat die leeken-leiders er werkelijk ook zijn.

Een methodiek stelt het ideaal. Inderdaad móést het zoo bij Rome zijn, maar het i s zoo nog niet.

Dank zij echter de speciale kerkzoTg is ©en deel der geestelijkheid uitsluitend voor de verzorging der rijpere jeugd aangewezen. En dat geeft Rome ©en groeten voorsprong.

Om echter het inderdaad te brengen tot clubjes van acht, zijn veel meer leiders noodig. En die moeten er komen. Inderdaad — ook bij ons. Ho© kleiner kring, hoe intiemer en intenser bewerking. Al die reuzenvereenigingen geven maar ©en poover resultaat. Alle schuchtere en minderwaardige (in geestelijk-verstandelijken zin!) jongens verdwijnen in de massa. Er worden geen karakters, laat staan karakterbehoeften ontdekt.

Wat doet Rome nu? Het organiseert gewestelijke leiderscursussen met wel omschreven programma's..

En waar zijn de onze?

Zeker, we gaan vooruit. De Bond voor Geref. Jeugdorganisatie organiseert jaarlijks zijn leidersconferentie en het instituut „Gerito" tracht op schriftelijke wijze de noodige kennis aan te brengen. Practisch en theoretisch© leidraden ontbreken niet. Doch dit alles is niet genoeg. We moeten komen tot gewestelijke, nog beter, tot districtsorganisatie, waar gelegenheid bestaat een cursus te volgen in den geest van het Methodiekrapport der K: J. C.

De Roomsch© Kerk heeft het voordeel permanent© organen te bezitten, die hier leiding kunnen geven. Het is ©en groot bezwaar en m.i. ook een fout onzer jeugdbeweging, dat alles, except het Bondsbestuur zelf, afhangt van de toevallig komende en gaande leiders. Wie de practijk van het vereenigingsleven kent, weet mee t© spreken van hopeloos vele mutaties, van een optreden van beslist ongeschikte menschen en een systeem der kerken, dat veel lijkt op het laat-maar waaienwaaien-stelsel. Natuurlijk zijn hierop uitzonderingen. Toch kan ik niet nalaten te eindigen met nogmaals den wensch uit te spreken, dat het vraagstuk: Kerk en Jeugd, door onze Kerken wordt bestudeerd en dat er bij ons een heilig wedijveren met Rome zij om de rijper© jeugd naast gezin en catechisatie op te voeden tot menschen Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.


1) Zie Leidersblad, Maart-April 1930. ') Zie artikel „De R.K. Jeugdbeweging voor Meisjes".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De nieuwe organisatie van het Roomsche Jeugdwerk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's