GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De plaats van den Christen, in dezen tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van den Christen, in dezen tijd.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De Christen leeft dus een ander leven dan de humanist, al wil dit niet zeggen, dat er onder Christenen niet vaak liumanistische invloeden en gevaren te vreezen zijn.

Zoodat wij de uitspraali ^i), dat de humanistische gedachte de geheele beschaafde wereld, uitgezonderd de belijdende Christenheid, voor zich heeft gewonnen, feitelijk al te optimistisch achten.

O. Noordmans gewaagt in zijn opstel , , Ontwilckeling en toekomst van de ethische theologie" ^'^) van haar „humauistisclie gebreken", die hij, als wij het wel hebben, o.m. ziet in het „ethisch" benaderen van de theologische vragen, „zoodat God tegenover de wereld komt te staan aan de zijde van den geest, naast den mensch" (blz. 144).

Noordmans behandelt de uitspraak van de la Saussaye Sr, die de theologische methode omsclireef als „Humaniser Ie divin, sans lui enlever son caractère divin" en acht zelve, dat zulks slechts eenmaal geschied is en niet voor herhaling vatbaar is (blz. 142), want „dat is eigenlijk in z'n volle beteekenis een definitie van de vleeschwording des Woords" (blz. 134).

Doch niet alleen in de ethische theologie zijn humanistische gebreken.

Is er ook geen gevaar voor een zeker Christelijk humanisme, als al te zeer wordt uitgegafcm van „den wedergeboren mensch", alsof deze (neen, üiet in theorie, doch wèl in de practijk) min of meer onafhankelijk actie kon voeren met een fonds van genade-krachten, die hij in eigen beheer ontvangen zou hebben?

Een ander geval: er zijn kringen, waar de wonderlijkste uitspraken bindend worden geacht, als ze maar door „een bekeerd mensch" zijn afgegeven. Zoo ongeveer „ex cathedra"!

Christen, d.w.z. in onmiddellijke afhankelijkheid van Christus; in absolute gebondenheid aan Zijn Wioord; in gemeenschap met de anderen: de Kerk; de gemeenschap der heiligen.

Want ook in deze is de Christen geen humanist, dat hij in hooghartig individualisme „zich aan zich door zich alleen verbonden" gevoelt.

Zeker, Christen zijn is de allerpersoonlijkste zaak en toch wijst het Chi-isten-zijn boven hemzelve uit!

Meer dan ooit hebben de Christenen, vooral zij, die van Geref. Confessie zijn, te staan naar de eenheid in kerkelijk leven. Doch helaas — het bedroeve ons — er werken meer ontbindende dan samenvoegende krachten 1

Wel gaan er stemmen op uit de Geref. Kerken (zie wat , .De Reformatie" schreef in de laatste maanden) om tot vereeniging te kunnen komen met de Chr. Geref. Kerk. Doch stel eens, dat dit restloos tot stand kwam, daarmede zou het kerke-• lijk vraagstuk in Nederland niet opgelost zijn. Dit zou eerst het geval zijn, als allen, die naar eisch . des geloofs bijeen behooren, ook werkelijk bijeen gebracht werden.

Hoe lang nog? Zal het ooit geschieden? Zal, wat door vele muren gescheiden van elkander voortleeft, steeds verder van elkander afgroeien en vervreemden?

ledere groep van ons Gereformeerde volk maakt een eigen ontwikkeling door; eenzijdigheden ontwikkelen zich van accentsverschillen tot tegenstellingen of worden daartoe opgeblazen!

Van een elkander aanvullen is steeds minder sprake; is ook hier niet een differentiatie, een specialiseering, die niet is naar Gods wil, doch gevolg van zonde?

Op één punt komt het wonderlijke in dit alles m.i. treffend uit: in het toch nog erkennen van elkanders doop. K. S.(childcr) spreekt in „De Reformatie" van 4 Aug. 1.1. ^') terecht van een zekere verlegenheidspolitiek in zulk erkennen of liever elkander niet verloochenen! „Mogelijk zijn we op een verkeerden weg". Ja, mogelijk wel!

Verbroiikeling, waar eenheid des Konings eisch is! Gelukkig, dat er nog enkele terreinen zijn, waar we elkander, soms niet zonder eenige moeite, ontmoeten-kunnen: dat der Chr. barmhartigheid, beoefend vanuit Geref. beginsel, dat der politiek (A.-R. partij), last not least hier in onze reunistenkring der S. S. R.

De gebroken openbaring der Kerk in het midden der wereld is niet bevorderlijk voor den invloed barer leden in de wereld zelve.

Ik bedoel nu barer werkelijke leden, d.w.z. die geestelijk-werkelijk „van de Kerk zijn" — der Christenen, die door een oprecht geloof met Christus verbonden zijn.

Zij zijn niet alleen burgers van het Koninkrijik Gods, doch ook burgers hier beneden. Ook daar hebben zij getuigen te zijn, dragers van de beginselen, die naar Gods Woord zijn, om die daadwerkelijk te beleven. Beginselen, die liclit laten schijnen over het gansche breede menschenleven.

En als die van Christus zijn waarlijk Zijn getuigen zijn, dan zullen zij invloed hebben, zooals het zout inwerkt op de spijze en het licht in het duister. Invloed verre buiten den kring der eigenlijke belijders. Daarom ook mogen zij zich niet in „Doopersche mijding" terugtrekken van de levensterreinen, maar hebben anderzijds als het bederf toeneemt, het „beslag op de massa" geringer — en de openlijke afval grooter wordt, niet enkel te klagen, maai-de hand in eigen boezem te steken.

Is dan het zout smakeloos, — het licht zelve donkerheid geworden ? Is het contact met de Lichtbron verbroken of althans onklaar?

Ons, als Christenen, past juist in dezen tijd de klacht, de belijdenis, de bede van den profeet: Heere, waarom doet Gij ons van Uwe wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vreezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erideels" Jes. 63:17.

Er zij verootmoediging na zelfonderzoek; zelfonderzoek, terwijl de moderne tijd ons daarvan af wil houden, meer dan ooit te voren.

Troelstra^*) iieeft eens in de Tweede Kamer gezegd bij een debat: „Dit heb ik tegen U, niet dat gij Christenen zijt, maar dat gij het niet zijt".

Een scherp woord, maar helaas maar al te zeer waar!

En evenzeer, dat gezegd kon worden, zonder dat het volledig kon worden tegengesproken: „De groote vijand van het Communisme is niet het Christendom, zooals zich het tegenwoordig openbaart..."

Hebben wij dan eerst een smeltoven noodig als nu in Rusland? Moet de knoet samendrijven, wat op de roepstem en het bevel van den Koning der Kerk niet een weg weet te vinden om bijeen te komen? Of is het Duitsche dwangjuk noodig?

Wij hebben „Reveil tot persoonlijk leven des geloofs" noodig, werd onlangs geschreven, „niet zoozeer reformatie... als reveil." s^)

Na het bovengezegde meenen wij echter te moeten komen tot de verklaring: wij hebben juist reformatie noodig. Daartoe ga het gebed op tot Hem, Die dit alleen bewerken kan, zélfs nu!

Reformatie sluit immers tevens verdieping van persoonlijk geloofsleven in. En wie zal de noodzakelijkheid daarvan ontkennen?

Er is veel dor formalisme, dat uit vrees voor ziekelijk mysticisme ook de zuivere mystiek des geloofs dreigt te verliezen. Zoodat het persoonlijk levend getuigenis te zeldzaam wordt gehoord, het geestelijk gesprek evenzeer. De begrippen „kerkelijk" en „geestelijk" komen steeds verder uit elkander te liggen!

En dan komen de reacties, b.v. in de z.g. „Buchman-beweging" ^e). Met al de gevaren van dien! Want hoezeer deze beweging als reactie tegenover materialisme en sleur-Christendom gewaardeerd moet worden, hoezeer hier de nadruk wordt gelegd op de persoonlijke overgave aan Christus en het-zich-willen-lalen-leiden door den Heiligen Geest, als buitenkerkelijke beweging is zij niet reformatorisch voor het kerkelijk leven.

Van de bezwaren, door Ds van 't Sant opgesomd, noemen wij als voornaamste deze"):

„Zij is een subjectivistisch verschijnsel, passend in de lijst van onzen humanistischen en homocentrischen tijd en „de instelling van den „stillen tijd" vindt geen grond in de Schrift, levert door zijn suggestieven invloed groote gevaren op, om bij het „inwendige woord" te gaan leven...." terwijl het feitelijk zóó wordt, dat de mensch dan zélf zijn hart openstelt voor de indaling des Geestes. Inderdaad is dit remonstrantscli (blz. 27), terwijl de reactie tegen de geesteloosheid in onze onderlinge gesprekken hier wordt tot een publiek belijden van zonden, hetgeen niet zonder bezwaren kan geacht worden en een mededeelen van eigen ervaringen, dat licht op geestelijken hoogmoed en onoprechtheid uitloopt".

't Is de vraag of hier bij alle zoeken van „verdieping" de rechte diepgang wel gevonden wordt Christen zijn en dus als Christen leven! Hun tot een getuigenis, die de Christelijke beginselen steeds meer bewust bestrijden ten verloochenen.

Het doet weldadig aan te bemerken, hoe er ook aan de overzijde zijn, die hun partijgenooten, de Wibauts, ernstig berispen over hun beschouwingen. In een man als de socialist Van Veen werken nog Christelijke invloeden na; evenzoo in het echtpaar Pothuis—Smit, dat als antwoord schreef: „Zoo kan het huwelijk worden". Zij willen nog een gezond gezinsleven. In Lindsey gispt Mevr. Pothuis het, dat hij jonge menschen een samenleving wil doen beginnen zonder eenige verantwoordelijkheid, alvorens zij tot menschen gevormd zijn.

Verantwoordelijkheidsbesef — hoe weinig is dat er bij den modernen mensch, hetgeen te verklaren is uil de ondergraving van het gezag.

Tucht wordt gehaaL

Wij hadden het over den invloed der Christelijke beginselen op de „wereld"; helaas is er op meer dan één gebied invloed omgekeerd te constateerenl

Laat ons daarvoor de oogen toch niet sluiten, hoezeer er vooral onder de jongeren onder ons om het spreken over — „wereldgelijkvormigheid" gelachen wordt; of niet moesten wij zeggen „hoezeer er" —, maar „omdat er"I38)

(Slot volgt)


") Dr C. N. Impeta in de Chr. Encyclopaedia sub voce Humanisme (II 664).

") Te vinden in zijn boek „Geestelijke perspectieven".

") Het ging in genoemd artikel wel om zeer eigenaardige gevallen van „kerkelijke gemeenschappen".

^) Medegedeeld door Pirof. Visscher „Van den geest des tijds enz." blz. 14.

") Zoo Ds H. L. Both in „Jezus Christus en het persoonlijk leven", op blz. 59 van „Jezus Christus en het menschenleven."

"^ Zie Ds W. van 't Sant, „De Buchraan-beweging", 's-Gravenhage 1933.

") a.w. blz. 29.

^) Bij de bespreking bleek weer, hoe juist in dit verband de vragen: „mag dit — mag dat" rijzen. Vooral: „wat mag op Zondag en wat niet? "

Als antwoord diende: lo. verkeerd is de houding, die vraagt: „hoe ver kunnen we gaan zonder de grens te overschrijden? "

Dan verdwalen wij trouwens in casuïstiek.

Dus geen negatieve houding.

2o. Vooral bij de vraag van wat geoorloofd is op Zondag, dienen wij positief uit te gaan van het doel, waartoe de rustdag door God ons gegeven is. Zie lat. vr. en antw. 103.

Ds R. Bartlema van Zeist wees in 't algemeen op de groote waarde van het cultiveeren der Chr. traditie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De plaats van den Christen, in dezen tijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's