GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het gebed van den jongen mensch.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van den jongen mensch.

I.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De volgende artikelen willen over het gebed \raa den jongen mensch ©en en ander in 't midden brengen. Dat dit onderwerp opzettelijk aan de orde gesteld wordt, heeft meer dan één reden.

Het geschiedt ten eerste, omdat, nii ik op deze plaats in verschillende arüfcelenreeksen enkele aangelegenheden van d© rijpende jeugd ter sprake gebracht heb, het niet aangaat om te zwijgen over zulk een belangrijk levensstuk, als het gebed is.

Ten tweede, omdat zonder gebed nooit bereikt kan worden het ideaal', dat ons voor de vorming zoowel van ons lichaam als van ons karakter alsook van ons geloof voorgehouden werd.

Ten derde, omdat op weinig andere momenteö. dan juist op die van het gebed duidelijker blijkt, hoe ver reeds de mensch Gods gevorderd is, dien wij bezig zijn zoowel bij' ons zelf als bij anderen aan te kweeken. Er schuilt veel waarheid in wat door één der Duitsche christelijke liederen gezegd wordt: Wer ist ein Mann? Wer beten kann! Wie is een man? Di© bidden kan. In het gebed ontplooit zich het christelijk karaicter op zijn schoonst en klimt ook het geloof tot zijn rijkste^ openbaring op.

En eindelijk, en niet het minst, wordt dit onderwerp opzetteüjk aan de orde gesteld, omdat met het gansch© christelijke geloof ook het gebed aan alle kanten zeer ernstig in zijn bestaan wordt bedreigd. De geestehjk© atmospheer, waarin wij ademen, is voor het gedijen van het gebed buitengemeen ongimstig. Er waait zulk een scherpe, alles-doordringende vrieswind over de wereld, dat het gebed van vefe jeugdigen reeds dreigt te sterven, nog voordat het recht tot ontluiking is ge^ komen. De bezwaren tegen zijn zin en doel, zijn uitwerking len verhooring, worden zóó algemeen, zóó wel-gedoCTunenteerd, en ook zóó klemmend ingebracht, dat het haast onmogelijk schijnt, nog één woord ten gunste er van te spreken. En, evenals meer in het leven, bestaat ook hier wisselwerking tusschen theorie en praktijk. De theo^ retische bezwaren, die tegen het gebed geopperd zijn, hebben bewerkt, dat bij velen ook de gebedsr praktijk of d© beoefening van het gebed, inzonk —; zoo niet geheel uitstierf. En omgekeerd bewerkt deze verslapping in het gebedsleven op haar beurt weer, dat de theoretische gebedsbestrijding al' minder weerstand ontmoet op baar wegen en steeds meer zielen overwint.

De bekende Amerikaansche godfedienstpsycholoog Leuba stelde reeds verscheidene jaren geleden bij twee groepen van vijfhonderd menschen, die aUen in verschillende vakken van wetenschap gestudeerd hadden of nog studeerden, ©en enquête in naar hun geloof, als naar een „geloof in een God, tot wien wij kunnen bidden in de verwachting van ^n antwoord te ontvangen, meer dan het subjectieve, psychologisch© effect van het gebed". En bij dit onderzoek bfeek, _ dat van de physici 34.8 pCt., van d© biologen iè.9 pGt., van d© historici 32.9 pCt., van de sociologen 19.4 pOt. en van de psychologen 13.2 pCt. wél geloofden in een God, die het gebed verhoort; en dat dus bij alle groepen verreweg de grootste heiLft, tot % en "/? toe, zulk een God niet m©©r had. 1)

En al zijn mij van ons eigen land soortgelijkie ©nquête-cijfers niet bekend, toch heeft de jongst© volkstelling uitgewezen, dat 1/7 van ons volk niet meer tot ©enige fcerkgemeeinschap wenscht te behooren.

Met deze feiten voor oogen kimnen wij niet volstaan met de moeilijkheden te bespreken, die binnen de wanden van het bidvertrek uitgestreden moeten worden; maar is het O'Ok roeping', om de vijanden te monsteren, en ons te keeren tegen de aanvaüen, di© van buiten af op de binnenkamer aankomen, en di©, helaas, reeds al te veel succes behaalden en die het op niet minder toegelegd hebben, dan dat bet gebed nooit meer van de aarde zou opgaan naar Gods troon.

Naar mijn oordeel staat het zelfs zóó, dat ik — om den omvang, di© voor deze artikelen vastgesteld is, niet te overschrijden — verreweg het grootste deel ervan behoor t© 'besteden, om de verschillende bezwaren, die tegen het christelijk gebed worden ingebracht, te laten spreken, en zoo mogetbjk t© weerleggen; en dat ik daardoor slechts de minste plaatsruimte voor de behandeling van de eigenlijke gebedspraktijk benutten kan.

Het eerste argiunent, dat tegen het gebed wordt ingebracht, komt van d© zijde der statistiek.

„Het tegenwoordige taalgebruik verstaat onder statistiek een algemeen© methode om toestanden en gebeurtenissen beter te leeren waarnemen door uit de groote massa van verschijnselen de overeenkomstige gevallen te tellen en tot ©en saamvattende groep te vereenigen". 2)

Deze statistiek heeft zich ook op het verschijnsel van het geb©d gewoi-p^en. Zoowel in Engelaaid als Duitschland heeft men heel© reeksen van gegevens verzameld, zoowel over den levensduur van verschiDende klassen van personen als over het sterftepercentage van zuigelingen. En op grond van de verzamelde getallen meende men o.a. deze twee feiten t© kunnen vaststellen:

lo. Personen voor wie veel gebeden wordt, zooals vorsten, ministers, predikanten, zendelingen, e.d. bereiken over 't algemeen niet zulk een hoogen leeftijd als personen, voor wie weinig of geen voorbed© gedaan wordt.

2o. De zuigelingen-sterfte' in christelijke gezinnen is in doorsnee even groot als in niet-christehjke huizen.

En uit deze beide feiten trok men heel triomfantelijk deze conclusie: ziet ge 't nu wel, dat de cijfers zelf het uitvrijzen, dat uw gebed waardeloos isl Uw leven wordt er niet één dag mee verlengd; ja, ge loopt zelfs kans, nog vroeger dan de anderen te sterven, wanneer er veel voor u gebeden, dan wanneer dit nagelaten wordt.

Een tweede argument tegen het gebted wordt geleverd door het experiment. Nu verstaan wij onder experiment een natuurkimdige proef. Het is nog nader zulk een natuurkundige proef, dat men niet ©en verschijnsel hjdelijfc afwacht, en dan waarneemt; maar dat men zelf ©en geval schept, en een verschijnsel planmatig en doelbewust opwekt; dat men a.h.w. aan de natuur opzettelijk een geval voorlegt en haar pertinent ©en vraag stelt, en haar dwingt, zich nu eens uit te spreken en te openbaren, hoe het toch eigenhjk is gesteld, s)

En dit experimient heeft men ook op het gebeld willen toepassen. In 1872 deed de Amerikaan Tyndall een voorslag, om ©en groot ziefceahuis te bouwen > an dit in twee hoofdafdeelingen te splitsen. In d© beide afdeelktgen zouden gedurende vijf jaren ©en gelijk aantal patiënten met precies dezelfde ziekten behandeld worden. Men zou echter alleen dit onderscheid aanbrengen: in de ©ene helft zou uitsluitend met d© bekwaamste doktoren en chirurgen en de beste medisch© hulpmiddelen, en in de ander© helft uitsluitend met het gebed gewerkt worden. En wanneer dit geschiedde, zou, volgens Tyndaü, de kracht en d© beteetoenis van h©t g©b©d ©xperimenteeï of proefondervindebjk vastgesteld kunnen worden. Men had na verloop van vijf jaren slechts de resultaten van de beide barakken in t© zameJlen, en dan zou van zeH blijken, waar de meest© genezingen en de minste sterfgevallen waren voorgekomen: in de afdeehngen waarin wèl, of in die, waarin nieit gebeden was. ^)

Een derde argument is ontleend aan het bestaan der natuurwetten.

Waimeer ik in dit verband van natuurwetten spreek, vraagt dit eenig© preciseering.

Oorspronkeüjk werd deze uitdrukking niet ge> bruikt in verband met de wereld buiten ons, maar verstond men onder natuurwetten: wetten vooar de zedelijke gedragingen van den mensch; en. nog nad©r die zedewetten, die ni©t opzettelijk beschreven, maar hem van huis uit of van nature bekend waren. Het is duidehjk, dat tussdhen d© natuurwetten in dezen oorspronkelijken zin en het gebed; geen conflict bestaat.

Maar in den nieuweren tijd kreeg de lütdrukkuig natuuiTvetten ©en heel andere beteekeniS) en wordt zij gebezigd uitsluitend in betrekking tot wat in de wereld buiten ons, en vooral, in de natuur gebeurt. *) Ook zóó behoeft het bestaan van natuurwetten nog geen bezwaar tegen liet goed rociht van het gebed op te feveren, omdat — zooiaI& later nog blijken zal — ©r ©©n opvatting van natuurwetten mogelijk is, die zich zeer wei met het gebed vereenigen laat.

Doch wanneer hier van natuitrwetten wordt g«^ sproken, wordt vooral gedacht aam d© voorstelling, di© daarvan door de mechanisch© wereldbeschouwing is gegeven. Volgens deze beschouwing zit het heelal als ©en reusachtig© machine in elkaar. Ieder deel en onderdeel correspondeert op het andere. Als ge het ©ene stuk' er van in beweging brengt, moet noodwendig ook het hveed© beginnen te draaien. Dte natum" is ©en gesloten geheel, waarin de eene gebeurtenis causaal afhajikelijk is van de andere; terwijl het van te voren absohiut uitgesloten is, dat ©en oorzaai: , buiten de natuur staande, op haar inwerken zou (gesloten natuur causaliteit). Wanneer het eene plaats heeft, moet onverbiddelijk als gevo'lg van het eerste, ook het tweed© gescbied'en. Even zeker als, wanneer ge b.v. een steen uit uw hand loslaat, deze ter aarde moet vallen, even noodwendig moet in uw leven uit d© eerste gebeurtenis de tweede volgen. En even dwaas als het bij het geval van den steen zou zijn, om te bidden, dat hij niet op den grond maar in de lücM terecht kwam, even dwaas is het om in d© geschiedenis van ons lévea te bidden dat uit het eerste niet het tweede, maar iets anders volgen zou. Dfe eeuwig©, onveranderlijfce natuurord© verbiedt kortweg, dat het verloop anders wezen zou.

E. D. KRAAN.

Naschrift. In verband m©t wat ik enkelb maand©n geleden hier over den twijfel en denl groei vaxL het geloof geschreven heb, ben ik nog dank verschuldigd voor de waardeering, di© ik van meer dan één zijd© hiervoor ontving. Het verblijdt mij, dat bij verscheidenen het reformatorisch inzicht doorbreekt, dat wij nooit anders twijfelen k'unnen voor onszelf, dan omdat wij nog twijfelen aan de goddelijkheid der Schrift, en het Woord nog niet voluit hét Woord en dè Waarheid geworden is.

Op de vraag, die mij uit het buitenland gesteld werd, hoe het te verklaren is, dat het geloof 't meest bij de eenvoudigen wordt gevonden, terwijl het geloof —

behalve een vast vertrouwen — ook en vooral kennis is — moet geantwoord, dat het geloof een zeker weten is „van wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft"; en dat hef des Vaders welbebagen is geweest om juist deze kennis van God «n de geestelijke dingen voor de wij^zen en verstandigen te verbergen ea aan de kinderen, te openbaren.

E. D. K.


1) Meegedeeld door Dr W. J. Aalders in een opstel: Het gebed, opgenomen in den bundel: Van godsdienst en leven, 105 v.v.

2) Winkler Prins' Geïll. Encycl. XV', 519.

3) Dr H. Bavinck, De nieuwe opvoeding, 37.

4) Meegedeeld o.a. door C. F. D'Arcy, art. Prayer in Hastings' Encyclopaedic of religion and ethics, X 175.

5) Rud. Euckien, Geistige Strömungen der Gegenwart, " 147 v.v. Zie ook Dr H. Bavinck, Geref. Dogmatiek, V 386.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Het gebed van den jongen mensch.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's