GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwe gegevens over Alice Nahon en haar werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe gegevens over Alice Nahon en haar werk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met de herdenking van het overlijden van Alice Nahon, op 21 Mei 1933, sprak ik voor „het literair-halfuur der N. C. R. V." in de correspondeerende week van dit jaar over het onderwerp: „Nieuwe gegevens over Alice Nahon". Verschillende belangstellende lezers van ons blad vroegen mij, deze radio-rede in „De Reformatie" op te nemen, omdat ze die nieuwe gegevens wilden verwerken in een voordracht binnen eigen kring. Ingevolge dat verzoek geef ik het gesprokene onveranderd weer.

Gisteren, den 24en Mei, was het een jaar geleden, dat de Vlaamsche dichteres Alice Nahon op het kerkhof Schoonsel te Antwerpen werd begraven.

Ze was lang ziek geweest en had veel geleden. Ze was door haar eenvoudige, klare poëzie bij zeer velen bekend en daarom was er algemeene deelneming, die in gloedvolle woorden zich uitte.

De eerste weken na haar heengaan werd veel geschreven over haar persoon en haar werk en dat vele werd gelezen met instemming en met bewogenheid — maar daarna richtte zich allengs de publieke belangstelling weer op andere dingen.

Natuurlijk, want bij de dooden kunnen de levenden niet blijven staan.

Maar vergeten is daarom Alice Nahon niet. Nog altija worden haar drie verzenbundels:

„Vondelingskens", „Op Zachte Vooizekens" en „Schaduw", welker gezamenlijk verkoopcijfer de 80.000 heeft overschreden, door velen opgeslagen en opnieuw, of voor het eerst met stille ontroering genoten.

Nog altijd wordt over haar gesproken, in verband met wat betreffende haar persoon en werk werd gepubliceerd.

Als er dan nadere gegevens zijn, die deze poëzie in een helderder licht stellen, kan met recht worden verwacht, dat daarvoor belangstelling zal bestaan.

't Is mede daarom, dat ik, nu juist een jaar na haar begrafenis als vanzelf onze herinnering teruggaat naar den Schoonselhof te Antwerpen, in dit literair halfuur Uw aandacht vraag voor de persoon en het werk van Alice Nahon.

Want zulke gegevens zijn er inderdaad. Verschillende necrologieën en ook mededeelingen, die mij van de zijde der familie gewerden, verschaffen nadere inlichting, zoowel over haar leven als over haar werk.

En dan is er nog een tweede aanleiding. Binnenkort zal verschijnen een Gedenkschrift, dat een comité van Vlaamsche dichtervrienden voorbereidt en dat ook in den Nederlandschen boekhandel te verkrijgen zal zijn. Het zal dus ongetwijfeld velen welkom wezen, over dien komenden bundel en zijn inhoud iets te vernemen.

Ik spreek dan eerst over de nieuwe biografische gegevens; daarna over die, welke den ontwikkehngsgang der dichteres in een nader licht stellen; eindelijk nog met een enkel woord over het Gedenkschrift.

Eerst dus de nieuwe biografische gegevens.

Voor een deel betreffen die de jeugdjaren van Alice Nahon. Op de lagere school te Mortsel, thans voorstad van Antwerpen, vroeger een afzonderlijk dorp, trok Alice de aandacht, doordat ze meer van Ijoeken wist, dan iemand kon vermoeden. In 't bijzonder was ze ontvankelijk voor verzen; en ze verbaasde de zusters, en bij gelegenheid van een officieel bezoek ook den inspecteur, door de gemakkelijkheid, waarmede ze, kind van 8 of 9 jaar, versregels kon opzeggen.

Zulk een trek is opzichzelf een kleinigheid, zeker, maar toch ligt er een duidelijke aanwijzing in, dat haar dichterschap in onmiskenbaren aanleg wortelde. Gevoel voor de muzikaliteit van de taal was haar blijkbaar ingeboren. Op de verdere ontwikkeling van dien aanleg heeft stel-Ug ook gewerkt de invloed van haar vader, die in het boekhandelsbedrijf was — en nog is — en altijd een Uefhebber is geweest van literatuur.

Toen Ahce 13 jaar was bleek het voor haar gezondheid noodig, dat ze eenigen tijd naar buiten ging-

Te Putte, bij Mechelen, waar haar grootvader en oom rozenkweekers waren geweest, woonde een zuster van haar moeder, Tante Mieke. Bij haar kwam Alice in huis en ze woonde er een vol jaar.

Deze Tante Mieke was een bijzondere vrouw. Haar liefde ging uit naar bloemen en kinderen. Hoe meer kinderen ze om zich heen had, — ze was ongetrouwd — des te meer genoot ze, en het was haar vreugde met die kinderen langs de bloembedden te gaan en hen bloemen te leeren kennen, kransen te leeren vlechten, schoonheid te leeren zien.

Met Alice was ze hoog ingenomen. „Ons Alice is een juweelke van God" betuigde ze aan haar zuster.

En wederkeerig had het nichtje een groote

vereering voor de sprookjes-tante. Dagelijks was ze met liaar in den bloemenhof en dan praatte Tante Mieke in schilderachtige taal over wat de bloemen fluisterden als ze knikten in den wind, over wat hun hart voelde, hun oogen zeiden, hun verlangen naar zon en blauwen hemel inhield.

Onvergetelijk is de indruk geweest, dien deze Tante Mieke op het kind heeft gemaakt.

Veel later, toen ze op 56-jarigen leeftijd was overleden, (in 1928), herdacht Alice haar in een vers, waarin ze getuigde:

Een bonte bloemfontein over ons kinderjaren

is zij geweest; Geheime kluis van troost voor al die ouder

waren naar haar geest. In kind'ren en in bloemen zag zij Gods genade. Die waren d'eenige weelde van heur dagen hier benee.

Zij sprak van ieder 't goed, van geen het kwade. Dat miek heur woning mild in wel en wee. Zij wist de poëzie der schoone Itempenlanden, Die stond in heur en hof als rijkbeladen boom. Zij heeft zich uitgedeeld met gulle brave handen.

Vrij van schijnheiligheid en van intentie vroom. Toch is zij zelf een eenzaam hart gebleven En niemand wist heur droefenis of droom.

Heer, geef dat zij na dit verborgen leven U als vertrouweling voor eeuwig tegenkoom.

Het behoeft wel geen nader bewijs, dat we in deze mededeeling omtrent den omgang met, en den invloed van Tante Mieke weer een belangrijk nieuw gegeven hebben.

De bijzondere voorUefde van Ahce voor bloemen, zooals we die kennen uit „Vondelingskens" en „Op Zachte Vooizekens", die haast een omgang als met levende wezens was, is hiermede verklaard — en, wat misschien nog meer zegt — van allen schijn van houding ontdaan. Als ze in haar verzen met de bloemen vertrouwelijk spreekt en allerlei levenswijsheid bij ze vindt, is dat een voortgaan in de lijn van Tante Mieke en dus psychologisch volkomen aanvaardbaar.

Verklaard is daarmee ook, waaiiom Alice op haar 15e jaar naar de landbouwhuishoudschool te Overijssche ging. Het was weer de ontbloeide üefde voor de natuur en haar schoonheid, die haar er bracht en blijkens allerlei mededeelingen, die de necrologie in de Vlaamsche krant „De Eendracht" verstrekt, is ze er goed op haar plaats geweest. Ze leefde er in blijheid en ze uitte deze blijheid in verzen, die, voorzoover ze bewaard zijn, in het gedenkschrift worden gepubliceerd.

Deze school met haar eigenaardige benaming was niet op een bepaalde bestemming gericht, doch, naar Mevrouw Nahon in een brief het formuleerde, „een vormschool in practischen geest", derhalve een instituut voor algemeene ontwikkeltag.

De beroepskeuze moest dus na deze schooljaren volgen.

Ahce koos, op voorbeeld van een oudere zuster, de verpleegstersopleiding en ging daartoe naar het Stuyvenberg-gasthuis te Antwerpen.

Aanvankelijk liep alles goed. Ze vond zelfs nog tijd om te dichten, 's nachts, als ze waakdienst had. Maar de zware taak, — 'twas juist het eerste oorlogsjaar — en een gevatte koude, die ze niet uitvieren kon, ondermijnden haar krachten. Ze moest terug naar huis.

Eenigen tijd — dit is ook weer een nieuw gegeven — volgde ze de lessen in letterkunde, die de dichter Pol de Mont aan de Stedelijke Academie gaf — maar haar gezondheidstoestand dwong haar, genezing elders te zoeken.

Toen begon de lijdensgeschiedenis van de zes sanatorium jaren te Tessenderloo, waarover Mevr. V. Rompaey-Lannoy in een voortreffelijk artikel, getiteld „Rouwviolen voor Alice Nahon", uitvoerige mededeeling heeft gedaan. Wat ik uit deze mededeelingen en uit die van de necrologie in „De Eendracht" memoreer is de betuiging, dat de foutief gestelde diagnose van tuberculose haar onnoemelijk veel leed heeft berokkend en het onnoodige rekken van het verblijf te Tessenderloo heeft veroorzaakt. Het gevolg van dezen misslag is geweest een sterke accentueering van het melancholische, dat toch al in haar aanleg lag. De verzen uit „Vondelingskens" en „Op Zachte Vooizekens" verraden dit onmiskenbaar.

Van beteekenis is weer dit element voor wat we als verdere levensfeiten zien.

Toen ze, na een langdurigen zwerftocht om genezing Ie zoeken voor de chronische bronchitis, die haar ziekte was, eindelijk de betrekking aanvaardde van bibliothecaresse van de leeszaal te Mechelen, was ze een geheel andere figuur. Het gesprek met den journalist de Maegt, dat ik in mijn boekje „Karakterschets van Alice Nahon" voor een deel weergaf, getuigt dit. Ze wilde van haar vroegere werk niet hooren. Ze verwierp den geest en de stemming van haar vroegere verzen en ze verklaarde alles te doen, om boven die simpelheid uit te komen. Die houding heeft verwondering gewekt, vooral ook, omdat ze haar neerslag vond in den geheel andersoortigen bundel „Schaduw".

De nieuwere gegevens, die ik U weergaf, verschaffen hier de verklaring. Het was de reactiehouding, nu ze, gezond en tot werken in staat, terugdacht aan de onnoodige sanatorium jaren en hun invloed. Daarom sprak ze van zich te schamen over haar melancholie en daarom ontkende ze met nadruk het eenvoudige van haar ziel. Ongetwijfeld kwam daar bij de invloed van een kring van jongeren, in welken ze te Mechelen verkeerde en die haar dreef in de richting van de moderne kunstopvattingen.

Na vijf jaar moest ze haar werkkring neerleggen; haar gezondheidstoestand bleek zwakker. dan ze had gehoopt. Nu vestigde ze zich — en ziedaar het laatste nieuwe gegeven van biografischen aard — te Mortsel, waar ze vroeger school gegaan had. Bij het 15e eeuwsche kasteel Cantecroy was een oude kapelaanswoning. Dat huis, te midden van de natuur, ging ze bewonen. „Ze richtte het", naar Madame Nahon schreef, „in, met oude meubelen, koper vaatwerk, schilderijen, teekeningen, die ze voor weinig geld op den buiten kocht, tot een geheel van artistieke elegance", en ze verklaarde, toen haar ouders haar daar bezochten, met enthousiasme, dat ze daar nu eindelijk haar levenswerk kon en zou beginnen, „'t Was" zegt Madame Nahon „een kasteel in een kasteel".

Helaas, de verwachting werd een illusie. Ze kon er niet blijven. De vochtigheid van de omgeving maakte het onmogelijk.

Toen begon andermaal een zwerftijd. Ze woonde afwisselend hier en daar, hield lezingen, logeerde bij kennissen, „'twas", schrijft Madame Nahon, „een voortdurende jacht van hier naar ginder, met een ziek gestel, omdat ze, ondanks kleine inkomsten, onafhankelijk wilde zijn". Tot ziekte haar aan huis, straks aan bed bond. In gestagen achteruitgang lag ze acht maanden lang neer, geteekend door den naderenden dood. Van die laatste maanden heeft Lode Zielens een beeld gegeven in het „In-memoriam"-artikel, dat hij schreef in „De Volksgazet" van 28 Mei 1933.

Den 21 en Mei, Zondagmorgen, overleed ze, na een zeer smartelijken doodstrijd van drie dagen.

Tot zoover over de nadere biografische gegevens. Nu volgen die, welke den ontwikkelingsgang der dichteres betreffen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwe gegevens over Alice Nahon en haar werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's